7

Datum:

18 mei 2003, 16:00 uur

Locatie:

Camping Bois de Bologne, Parijs

ELLES

Parijs, de stad van de liefde, de romantiek, de Eiffeltoren en Mont Martre. Na een zalig ontbijtje op het terras van Richard rijden we vol goede moed naar Parijs. Een camping hoeven we niet te zoeken want Michel weet er nog een waar hij weleens eerder heeft gekampeerd.

Via de ringweg rijden we Parijs in en iets later bereiken we de camping, die op twintig minuten van het hartje van Parijs ligt. Het blijkt een zeer populaire kampeerplek te zijn, want we moeten zoeken naar een vrije plek. En dat terwijl je tegenwoordig 21 euro voor twee personen moet betalen. In het laagseizoen nog wel. Wij vinden het erg veel geld en het hakt dan ook meteen aardig in ons beperkte dagbudget. Maar gezien de locatie en de nog hogere kosten voor een hotel hebben we geen keus.

Een zware bewolking hangt boven de stad en de kans is groot dat het gaat regenen. Kamperen in de regen, hoe doe je dat ook al weer? We parkeren de bus en klimmen eruit. We kijken even rond en zien dat de camping voornamelijk wordt bevolkt door bejaarden met oversized campers. De meeste campers zien eruit als complete paleizen op wielen. Sommige hebben satellietschotels op het dak en mooie vitrages voor de ramen. “Nou, dat had ik ook wel willen hebben, zo’n satellietschotel,” hoor ik Michel mompelen. “Lekker vanuit de bus naar SBS6 kijken!”

Dan vallen de eerste druppels. Als de wiedeweerga halen we het speciaal meegenomen tentzeil te voorschijn en gooien dat over de bus. Door de haast lukt het ons niet om hem professioneel op te hangen en verandert ons eerst zo nette plekje in iets wat lijkt op een hippiecommune. Een bejaard stel bekijkt ons gestuntel met ongenoegen vanuit hun megacamper. Wat een sloebers, zien we ze denken. Net voordat de regen met bakken uit de hemel komt vallen, zijn we klaar. We duiken snel de bus in en staren vanonder het tentzeil naar de camping, die langzaam verandert in een grote modderpoel.

“Romantisch hè, zo met zijn tweet jes op de camping.”

“Ja, lach maar, ik moet nodig naar de wc!”

Al snel beslaan de ramen en als ik de condens wegveeg vraag ik me af wat mensen nu eigenlijk trekt in kamperen. Het verlangen naar vrijheid en rust kan het niet zijn. Op een camping deel je immers alles met elkaar. Zo word je ‘s-ochtends wakker van je rommelende buurman, zit je naast diezelfde buurman op een wc (lees: hang je, slechts afgeschermd door een te dun wandje, boven een akelig gat in de grond), en luister je de hele nacht naar het gesnurk van wederom diezelfde goede man. Nou geef ik toe dat het weer best een belangrijke rol speelt in het acceptatieproces van het kamperen. Blikseminslagen op nog geen kilometer afstand, afgewisseld met harde rukwinden en stortregens maken het leven op de camping tot één grote uitdaging. Modderpoelen, slecht zichtbare tentharingen en scheerlijnen; de camping verandert abrupt in een gevaarlijke hindernisbaan. Goed voor de lichaamsbeweging, dat wel. Ook goed voor de lenigheid is het nemen van een douche. Omdat je geen zin hebt in voetschimmels balanceer je op je slippers, met in de ene hand een toilettas, in de andere een handdoek. Met de nodige acrobatiek probeer je je kleding droog te houden. Vervolgens tref je een plankje aan van slechts tien vierkante centimeter, waarop je al je spullen kwijt moet. Dag i: schone onderbroek op de grond (die kun je beter niet meer aandoen). Dag 2: schone handdoek op de grond (een wasje zou nu zeker op zijn plaats zijn). Dus sta je vervolgens in de rij voor de wasmachine. Wat is het toch met kamperen? Is het de uitdaging van het overleven in de wildernis, het opzoeken naar je eigen grenzen of het verlangen naar het primitieve avontuur?

Wij hebben in ieder geval nog ruim zeven maanden voor de boeg. Dus kunnen we er maar beter aan wennen.

Ondanks de regen gaan we de stad in. Onze website is nog niet helemaal af en een telefoontje van een sponsor, die wil weten wanneer hij op de website komt te staan, is een stok achter de deur. Met de laptop in de rugzak en gekleed in regentenue lopen we de camping af. We kijken nog een keer achterom met het gevoel dat de bus hier veilig staat. Op deze camping zullen ze eerst bij de paleizen op wielen beginnen. Bij de bushalte zien we dat we nog een kwartier moeten wachten. We besluiten om te gaan liften en binnen een paar minuten stopt er een luxe Rover met daarin een advocatentype. We kijken elkaar even aarzelend aan en vragen we ons af of we wel met onze natte kleding in die mooie auto kunnen stappen. De man, die zich voorstelt als Jacques, ziet ons denken en gebaart dat het geen probleem is. In gebrekkig Frans leggen we uit dat we naar een internetcafé willen, het liefst in het centrum. Jacques, die in het centrum blijkt te wonen, brengt ons via allerlei kleine straatjes naar de imposante Rue de Rivoli, waar een aantal internet-cafés moet zijn. Het is druk in het centrum. De Parijzenaren zijn op weg naar huis en haasten zich door de regen. We stappen uit en bedanken Jacques voor de lift. Schuilend onder een afdakje pakken we de Lonely Planet-reisgids erbij. Easy Everything op Boulevard de Sebastopol, vlak bij Les Halles klinkt als een prima internetcafé. Tien minuten later lopen we als twee verzopen katten het café binnen. Een jochie van een jaar of negentien, met de nodige piercings en bijpassend kapsel, kijkt ons aan alsof we verdwaald zijn. Als we het internetcafé inkijken zien we pas hoe groot het is. Op meerdere verdiepingen zitten zeker honderd jongeren naar lichtgevende beeldschermen te staren. Sommigen zijn aan het chatten, anderen zijn wild aan het schieten, weer anderen hangen wat verdwaasd achter hun scherm. Als verdwaalde zombies dolen we rond in deze voor ons vreemde cyberwereld.

Can I help you?” De jongen achter de toonbank haalt ons terug naar de realiteit. We vragen hem of we met een floppy kunnen werken.

“Alleen op een paar computers achterin,” antwoordt hij. “Bang voor virussen,” zegt hij er soepeitjes achteraan.

We kopen een pasje waar we geld op storten. Even later zitten we achter de pc. Het publiek ziet er bij nadere inspectie niet fris uit. Met name de jongeren die spelletjes zitten te spelen zien eruit alsof ze van school getrapt zijn en al hun geld in deze tent spenderen. Sommigen zien zelfs zo wit dat we ons afvragen of ze de laatste jaren wel daglicht hebben gezien. We twijfelen of het veilig is om onze laptop erbij te pakken. Aangezien alles erop staat, hebben we geen keus. We voltooien onze eerste reisverhalen en plaatsen deze met de laatste sponsor-banners op de site. Dit alles duurt langer dan we verwacht hadden en voor we het weten is het tien uur ‘s-avonds. Dan realiseren we ons dat we nog niet hebben gegeten. We zijn nog niet helemaal klaar maar laten de site voor wat hij is en lopen naar buiten. Waar haal je om tien uur in Parijs lekker eten waar je niet de hoofdprijs voor hoeft te betalen? We spotten al snel een Chinees restaurant verderop in de straat. Kunnen we vast een beetje in de stemming komen. De Chinees blijkt, net als in Nederland, niet al te duur, al zijn de porties niet van Nederlands formaat. Ik neem wat gebakken noodles en Michel rijst met groenten.

“Gaat het?” vraagt Michel plotseling. Hij kan de vermoeidheid in mijn ogen zien.

“Een beetje. Ik ben zo enorm moe, weet je. Als ik eraan denk dat we nog dertigduizend kilometer moeten rijden, zinkt de moed me in de schoenen.” En ik voel de tranen in mijn ogen branden.

“Hé, wijffie. ‘t Komt allemaal goed. Ik zorg ervoor dat je de komende dagen lekker gaat genieten en dan zal je zien dat het allemaal best meevalt.”