9
Datum:
28 mei 2003, 11:00 uur
Locatie:
Gorge du Verdon, Zuid–Frankrijk
ELLES
De route naar de Gorge du Verdon brengt ons langs enorme velden vol klaprozen. We stoppen zo nu en dan om te genieten van het prachtige uitzicht en de zalige geur van de bloemenvelden. De weg naar de kloof is schitterend, al vraag ik me wel af of de bus de steile, nauwe weg aan zal kunnen. Zo niet, dan hebben we een groot probleem als we over een paar maanden de Himalaya over willen steken tussen Pakistan en China. Bij het vooruitzicht dat we daar straks een bergpas van vijfduizend meter hoog moeten overbruggen om China in te komen, lopen me nu al de rillingen over de rug. Stel dat we gewoon stil komen te staan. Zal de weg dan wel breed genoeg zijn om te kunnen keren? Of wat doen we als we moeten keren langs de rand van een ravijn? Het idee doet me nu al duizelen.
Gelukkig heeft Hippie er zin in. Al is de weg af en toe steil, het 1600 cc-motortje trekt het prima. Als we bij het eerste uitzichtpunt komen, ontdekken we waarom dit de Grand Canyon van Europa genoemd wordt. Michel parkeert de bus en rent vervolgens richting de kloof om naar beneden te kijken. “Michel, pas je wel op,” roep ik nog, maar hij staat al aan de rand van de afgrond naar beneden te staren.
Hoogtevrees, helaas kun je er niet veel aan doen. Het enige wat ik kan bedenken is proberen me eroverheen te zetten. Maar zodra ik de rand nader (op dat moment sta ik twee meter van de rand en kan ik nog niet in de diepte kijken) ontstaan er zweetdruppeltjes op mijn handpalmen. “Hadden ze hier geen hekje neer kunnen zetten?” zeg ik nog. Michel is gefascineerd door de diepte en hoort me niet.
“Michel, ik vind er niets aan,” breng ik vertwijfeld uit.
“Wat, hoe kun je dit nou niet mooi vinden?” vraagt Michel me verbaasd.
“Nou, ik vind het vast wel mooi, maar als ik heel eerlijk ben vind ik het vooral heel eng!”
Met trillende knieën blijf ik op een kleine meter voor het ravijn staan. Het voelt alsof mijn voeten aan de grond genageld zijn. Ik durf me niet meer te bewegen. Ik durf niet meer vooruit, maar eigenlijk ook niet meer achteruit.
“Eng? Hoe bedoel je? Heb je soms hoogtevrees?” Als Michel begint te lachen voel ik me betrapt.
“Ik snap er zelf ook niets van. Soms denk ik dat het meer valangst dan hoogtevrees is. De angst dat ik uit balans raak, struikel en val. Het idee doet me wankelen, waardoor ik mijn eigen benen niet meer vertrouw. Ken je dat gevoel?”
Terwijl ik dat zeg krijg ik het Spaans benauwd. Als Michel een steen naar beneden gooit kan ik er niet meer tegen en ik pak zijn hand. “Kom, we gaan.”
Een paar kilometer verder is er een parkeerplaats waar we de bus achterlaten om een wandeling door de kloof te maken. Gewapend met videocamera, twee flessen water en wat eten gaan we op pad. De route loopt naar de bodem van de kloof en volgt daarna de snelstromende rivier. Het is een mooi pad door de prachtige natuur. Af en toe komen we een eenzame wandelaar tegen, verder is het heel rustig. Na een klein halfuur komen we uit bij een grot. Het blijkt een uitgehakte tunnel te zijn, die pikkedonker is. Met de lamp van de camera aan lopen we de tunnel in en komen een paar honderd meter verder weer uit in de kloof. De begroeiing is zo dicht dat we ons er met moeite doorheen worstelen. Het geluid van de kolkende rivier weerkaatst tegen de wanden van de kloof. “Welcome to Jurrasic Park,” hoor ik Michel zeggen.
De rest van de middag brengen we door in de kloof en we genieten van het voorjaarszonnetje.