76

Datum:

9 november 2003, 8:45 uur

Locatie:

Zangye, China

ELLES

De vele kilometers in China en het hoge tempo waarin we richting Beijing moeten rijden maakt de laatste maand van de expeditie erg zwaar. Tot nu toe valt het rijden vrijwel iedere dag tegen. Sneeuwstormen, zandstormen en slechte wegen wisselen elkaar doorlopend af, waardoor we pas laat op de plaats van bestemming aankomen. Er moet dan nog gegeten, geschreven en uitgerust worden. Maar nog belangrijker, de bezienswaardigheden mogen niet gemist worden, want daarvoor zijn we nou juist in China. Dus komen we dagelijks tijd tekort. Zo ook vandaag.

Zangye staat bekend om de grootste liggende boeddha van heel China. Aangezien we gisteravond pas laat zijn aangekomen, is het bezoekje aan deze boeddha naar de volgende ochtend verschoven. Dus staan we, wederom vermoeid, redelijk vroeg op om voor de volgende lange etappe nog even een kijkje te nemen bij dit enorme beeld. De gehaastheid, de stress en de vermoeidheid zitten in onze lichamen. Op de weg ligt weer een dikke laag ijs, waardoor we heel voorzichtig moeten rijden, hoewel we juist erg gehaast zijn. Het lukt ons maar niet om de boeddha te vinden. Met de goedbedoelde hulp van Jason, die nog steeds niet doorheeft hoe je moet kaartlezen, rijden we drie keer een rondje door het centrum om pas na drie kwartier bij de boeddha aan te komen (die op vijf minuten rijden van het hotel blijkt te liggen).

Als we eindelijk een plekje hebben gevonden om de bus veilig te parkeren en we onder toeziend oog van vele Chinezen de gordijntjes dichtdoen om niet te verraden wat we allemaal bij ons hebben, krijgen we van diezelfde toeschouwers—pas na tien minuten—te horen dat we daar niet mogen parkeren. Dan knapt er iets bij Michel. Alle stress, de slapeloze nachten en de frustraties rondom de steeds weer verkeerde aanwijzingen van Jason komen er in een keer uit. Gelukkig kunnen de omstanders het gevloek niet verstaan. Ik probeer het goed te praten maar het kwaad is geschied. Voor het eerst hebben we een knallende ruzie. Ik weet dat hij zich te veel op zijn hals heeft gehaald door elke dag tien uur te rijden en dan ook nog eens uren te spenderen aan het schrijven van de dagboekverhalen. Ik voel me schuldig over de situatie, maar weet even niet hoe ik moet reageren. We barsten allebei in janken uit. Jason houdt zich gelukkig afzijdig. Aan zijn gezicht te zien begrijpt hij niet wat er aan de hand is. De meeste tijd in de auto brengt hij slapend door, dus hij zal een stuk minder moe zijn. Wij zijn gesloopt.

Stil lopen we naar de tempel. De prachtige liggende boeddha doet gek genoeg wonderen. We praten al onze frustraties uit en nemen maar voor lief dat we met Jason opgescheept zitten. We lopen een rondje, leggen alles vast op de gevoelige plaat en gaan weer snel naar de bus om naar de volgende bestemming te rijden.

We besluiten in één ruk door te rijden naar Lanzhou. Wuwei staat op ons reisschema ingepland, maar voorzover wij weten is er niets te beleven. We kiezen ervoor om wat plaatsen van het schema te schrappen, zodat we op andere plekken wat langer kunnen genieten.

Het eerste stuk rijden we lekker door. Het ijs is gesmolten en af en toe kunnen we zelfs lekker doorblazen op de dure maar redelijke tolwegen. We durven het niet uit te spreken, maar hopen dat het zo zal blijven tot aan Beijing. Maar ook deze hoop verdwijnt alweer snel. Zo’n honderdvijftig kilometer voor Lanzhou moeten we tanken. We vragen hoe de weg verder zal zijn en krijgen te horen dat we een bergpas van drieduizend meter over moeten, waar het op de top aan het sneeuwen is. O nee, niet weer!

Hoe hoger we de bergen in rijden, hoe harder het inderdaad begint te sneeuwen. We moeten weer heel langzaam rijden. De sneeuw, die over het ijzige wegdek stuift, ziet er prachtig, bijna kunstzinnig uit. Maar we kunnen er niet van genieten. We balen dat we weer veel langer over onze reis doen dan gepland.

Op een paar hard rijdende verkeersmaniakken na is het gelukkig rustig op de weg, waardoor we wel de ruimte hebben. Als we over de top van de berg heen zijn, is het ondertussen donker geworden. Tegen onze afgesproken regel in blijven we doorrijden. We blijven rustig rijden met onze grote lampen aan omdat we het wegdek, dat er aan deze kant prachtig droog uitziet, niet vertrouwen. Daar blijken we goed aan te doen, want nog geen tien kilometer verder moeten we vol in de rem. Vlak voor ons is een busje in een slip geraakt en op de zijkant terechtgekomen. Er kruipt een vrouw uit.

Als we Hippie langs de kant op de vluchtstrook geparkeerd hebben en alle alarmlichten hebben aangedaan komen er ook nog twee mannen uit gekropen. Wonder boven wonder zijn ze alle drie niet gewond. Alleen de vrouw geeft aan last van haar nek te hebben. Omdat we op een weg staan die pikdonker is, rennen we terug naar de bus om wat breaklights te halen. Breaklights zijn staafjes waar twee verschillende stoffen inzitten. Als je het staafje knakt, vermengen de stoffen zich en geeft het staafje licht. We hebben ze in de bus liggen voor noodgevallen en dit lijkt een geschikt moment om ze in te zetten. We leggen twee staafjes op twintig meter voor de bus en geven een van de mannen een staafje, zodat hij het verkeer van de andere kant kan waarschuwen. We doen voor hoe hij hard met zijn arm van boven naar beneden moet zwaaien. De man heeft geen benul van het nut van het lampje, tot we een vrachtwagen met volle snelheid op het busje zien afdenderen. Met zijn drieën zwaaien we wild met alle geknakte staafjes. Op het laatste moment ziet de vrachtwagenchauffeur ons en trapt keihard op zijn rem. Op een haar mist hij het busje. De mannen zien nu het nut in van de breaklights en zwaaien wild naar de eerstvolgende auto die nadert. Verder kunnen we niet veel meer doen, dus we besluiten voorzichtig door te rijden.

We krijgen het verzoek om de vrouw mee te nemen naar Lanzhou. Geen probleem, aangezien Jason na al die tijd wel wat gezelschap op de achterbank kan gebruiken. Helaas blijkt het niet de meest gezellige dame te zijn, want met een verschrikkelijk schelle stem vertelt ze hem tot aan Lanzhou alleen maar nare verhalen over wie er allemaal in haar omgeving op de meest verschrikkelijke manier zijn omgekomen tijdens auto-ongelukken. We zien Jason, die toch al geen held in de auto is, met de minuut pipser worden. Als we in Lanzhou zijn aangekomen na twee uur de auto te hebben gedeeld, stapt ze uit en loopt ze weg zonder iets te zeggen. Er kan nog geen bedankje af.

Lanzhou ligt op de grens van West– en Midden-China en is al eeuwenlang een grote stad geweest. We zijn uitgeput van ons avontuur in West–China en blijven er een dag extra om bij te komen en wat werk te verzetten.

De hele dag zijn we druk met schrijven, e–mailen en internetten. Daarnaast werken we de filmopnamen voor SBS uit en sturen ze op naar Nederland.

Uiteindelijk komen we pas om half elf ‘s-avonds toe aan een hapje eten. Lanzhou staat bekend om zijn noodles en die moeten we natuurlijk proeven. In een klein steegje in de buurt van het treinstation vinden we een markt waar van alles en nog wat op etensgebied te krijgen is. Hier draaien ze spaghetti-achtige noodles nog met de hand. Wat nou, dure pastamachines! Gewoon even draaien en slaan met het deeg en je hebt verse pastaslierten. Ik heb dit nu al vaker in China gezien en heb het idee dat ik dat ook wel kan. Het lijkt me handig voor in Nederland. Dan kunnen we onze eigen verse pasta maken. Ik vraag aan de eigenaar van een restaurantje of ik mijn eigen bordje pasta mag draaien. Maar helaas is het niet zo gemakkelijk als het eruitziet. De hompen deeg vliegen door de lucht en komen overal terecht, behalve als mooie slierten in de pan. Ik probeer er nog iets van te maken, maar het blijven dikke plakkerige strengen deeg. De toegestroomde groep mensen komt niet meer bij van het lachen als ik de laatste deegslierten uit mijn haar vis. Gelukkig neemt de eigenaar van het restaurant het weer over en hij slaat met een paar soepele bewegingen de mooiste noodles uit zijn losse pols.

Als we de volgende morgen de bus inpakken om naar de volgende bestemming te rijden, komen we tot een vervelende ontdekking. Het rek dat achter op onze bus is bevestigd (zodat we twee jerrycans en een reserveband extra konden meenemen) is verbogen. Als Michel onder de bus duikt hoor ik hem hard zuchten. Waarschijnlijk heeft er ‘s nachts iemand op het rek staan springen want het is bij de bevestigingspunten aan de carrosserie gedeeltelijk afgebroken. Er zitten nog maar twee van de vier bouten vast waardoor het rek schuin naar beneden hangt. De twee andere bouten zijn niet meer vast te maken omdat het gedeelte waarin ze bevestigd zijn, volledig is afgebroken.

Het is te gevaarlijk om het rek te laten hangen. Als de laatste twee schroeven ook loskomen of afbreken en we raken het rek onderweg kwijt dan zijn we echt ver van huis. Het zou heel gevaarlijk zijn voor mensen die achter ons rijden en we zouden tevens het risico lopen dat het rek de uitlaat beschadigt of zelfs volledig afbreekt. Wat ontzettend balen. Het rek, dat met veel liefde in elkaar is gelast door de brandweer van Zeist, was echt een onderdeel van de bus. Het gaf Hippie de uitstraling van een adventure-bus. Maar we hebben geen keus en moeten het rek demonteren. Aangezien het te groot en te zwaar is om mee te nemen, moeten we het samen met de twee jerrycans in Lanzhou achterlaten. De reserveband besluiten we wel mee te nemen. Die komt achterin te liggen. Jason, die al ingebouwd was tussen de tassen is nu genoodzaakt om ook nog met zijn voeten op een band te zitten. Gelukkig vindt hij het geen probleem en ziet hij het nut er wel van in.

Met een kale achterkant en een slecht humeur verlaten we Lanzhou. We worstelen ons door het drukke verkeer de stad uit in de richting van Ta-er Si, een Tibetaans kloostercomplex vlak bij Xining. Het wordt ook wel Little Tibet genoemd. We zijn heel benieuwd. We hopen op een serene stad vol rust en boeddhistische tempels, maar als we aankomen zien we alleen maar een kleine chaotische stad. De straten zijn verlaten en door de vele half afgebroken huizen hebben we het gevoel alsof er net een oorlog heeft gewoed. Teleurgesteld vinden we een klein hotelletje en gaan vervolgens voor een snelle maaltijd de stad in. Jason, die het nu al bijna drie weken over ingewanden heeft en zegt dat het de specialiteit van deze regio is, mag vanavond het eten bestellen, mits het geen darmen zijn.

In plaats van darmen krijgen we soep met koeienmaag voorgeschoteld. Het ziet eruit als soep met tagliatelle. Jason houdt nog even vol dat het inderdaad pasta is, maar de zuignapjes op de slierten doen anders vermoeden. Helaas smaakt het ook niet naar tagliatelle en zit er een vreemd, bitter smaakje aan. We eten alle twee braaf een klein bordje en gaan dan vlot over op de kip met groenten. Jason daarentegen weet niet hoe snel hij de enorme bak met soep naar zich toe moet trekken om het vervolgens in vlot tempo naar binnen te slurpen. Hij vindt het heerlijk! Op de terugweg naar het hotel spotten Michel en ik een supermarktje. Als twee kleine kinderen rennen we naar binnen en doen ons tegoed aan chocola en koekjes. Een beetje verwennerij mag wel na die koeienmaag.