26
Datum:
18 juli 2003, 8:00 uur
Locatie:
Erzurum, Oost–Turkije
ELLES
Na een goeie nachtrust vertrekken we vroeg naar het Iraanse consulaat om onze visa op te halen. Stom, stom, stom…Het consulaat is gesloten en dat hadden we kunnen weten, want het is vrijdag en dan zijn de meeste kantoren dicht. Is in Europa de zondag de vrije dag, in Turkije is het de vrijdag. Gelukkig zullen de kantoren op zaterdag geopend zijn en kunnen we morgen de visa ophalen. Tenminste, dat hopen we, want het is niet gebruikelijk om in Istanbul visa aan te vragen en ze uiteindelijk in Erzurum op te halen. Maar tien dagen in Istanbul op de visa wachten zagen we niet zitten en dus hebben we deze constructie bedacht.
Omdat we op het punt staan de grens over te gaan, moet ik mij steeds bewuster kleden. Oost–Turkije is al een stuk conservatiever dan het relatief westerse Istanbul en het zuiden van Turkije. We gaan op zoek naar de laatste modetrends en naar een cadeautje voor mij. Michel voelt zich schuldig, omdat we precies op mijn verjaardag de hele dag in de auto hebben gezeten. We kijken op straat naar de kleren van de vrouwen en komen tot de conclusie dat zwarte kleding in de mode is (en waarschijnlijk altijd is geweest). We lopen een winkel in en vragen wat voor kleding ik in Iran aan zou kunnen. De man knikt begrijpend, duikt onder de toonbank en komt met een typisch Iraans pakje op de proppen. Het blijkt een zwart gewaad in twee delen te zijn. Ik mag in een enorme tent stappen, die de broek blijkt te zijn. De smalle pijpen die extreem wijd uitlopen en het laaghangend kruis vormen niet precies de broek waar ik van had gedroomd. Vervolgens wordt het volgende deel van de tent over mijn hoofd gehangen. Het is een enorme doek met een gat in het midden waar mijn hoofd net doorheen kan. Als ik voor de spiegel in lachen uitbarst en Michel op zijn lip zie bijten probeer ik de man voorzichtig duidelijk te maken dat ik eigenlijk op zoek was naar iets anders. Ik ga uiteindelijk de winkel uit met een grote sjaal. Zo kan ik mijn haar bedekken, maar hoef ik me niet helemaal in lokaal tenue te hijsen. Om mij een beetje te verwennen neemt Michel me mee naar een hamam, een Turks badhuis. Aangezien ik toch een beetje drempelvrees heb, ga ik eerst met Michel en een Engelssprekende Turk informeren hoe het daarbinnen precies in z’n werk gaat. We kloppen aan bij een oud vervallen huisje. Een vlotte, beetje gezette Turkse dame doet de deur open en kijkt verrast naar ons drietjes. Ze begint meteen te brabbelen en de jongen vertaalt. “Sorry, het is niet voor mannen,” zegt ze. Alleen ik ben welkom in dit huis van warmte en reinheid. Ik vertel haar dat ik alleen zal komen, maar dat ik graag wil weten wat ik mee moet nemen. “Een handdoek en wat geld is voldoende,” zegt ze. Verder kan ik het beste voor twaalf uur komen, omdat het dan lekker rustig is. Als ik iets later terugkom en hetzelfde dametje weer opendoet, springt ze een gat in de lucht. Spontaan krijg ik twee smakkers op m’n wangen. Ik vraag me af waar dit gelukssprongetje vandaan komt. Misschien had ik toch meer moeten afdingen (al praten we over een paar eurootjes). Of zou ze het gewoon een leuke afwisseling vinden om een buitenlandse vrouw in haar badhuis te mogen verwelkomen?
Ik had, blijkt nu, ook voor mijn eigen shampoo en zeep moeten zorgen. Gelukkig biedt een Turks vrouwtje me aan dat ik van haar spullen gebruik mag maken. En nu? Ik sta in een badhuis zonder Engelssprekende mensen en heb geen flauw idee wat de bedoeling is. Het ontvangstdametje is lekker theatraal ingesteld en legt al gebarend uit wat de bedoeling is. Ik mag m’n onderbroek aanhouden, de rest moet uit. Een beetje onwennig loop ik zo de badruimte in. Het is een ronde, hoge ruimte met langs de gehele wand een lage stenen rand waar je op kunt zitten. Om de meter staat een diepe stenen wasbak, waar vanuit oude kraantjes constant warm water in stroomt. Het is een heerlijk warme en vochtige ruimte. Ik mag plaatsnemen bij het vrouwtje met de douchespullen. Een paar oude dames kijken me wat verstoord aan, alsof ik ze onderbreek in hun ritueel. De jongere vrouwen hoor ik stiekem giechelen. Ik kijk de badtaferelen af en begin net als de andere dames met een diepe kom warm water over mijn hoofd te gooien.
Langzaam wordt het druk in de hamam. Mijn kant van de ronde ruimte blijft verdacht leeg. Ik weet niet of het komt omdat ze mij maar raar vinden en niet naast me willen zitten of dat ze juist aan de overkant gaan zitten om goed zicht te hebben op die vreemde blonde vrouw. Het gegiechel en het continue gegluur in mijn richting geven me sterk het gevoel dat het om het laatste gaat en dat ze me graag allemaal goed willen zien, al moeten ze ervoor bij elkaar op schoot zitten.
Het ontvangstdametje heeft zich ondertussen ook uitgekleed en begint de eerste dame te wassen (in een Turkse hamam is het gebruikelijk dat je je door iemand laat wassen). Ik kan even goed kijken wat mij straks te wachten staat. Een oude dame tegenover mij wordt goed onder handen genomen. Ze verandert in één grote witte zeepbel. Van alle kanten worden er bakjes water over haar heen gegooid en het vuil wordt met veel enthousiasme van haar afgeboend. Na tien minuten ben ik aan de beurt. Het vrouwtje begint met mijn hoofd. Met grof geweld wordt mijn haar onder handen genomen. O help, denk ik, ik heb al niet zoveel haar op mijn hoofd, op deze manier blijft er helemaal niets meer van over. Ik snap dat deze techniek heerlijk is als je een enorm dikke bos Turkse haren hebt, maar mijn dunne blonde lokken verdienen toch iets meer respect.
Een meisje van een jaar of zes loopt heerlijk rond te huppelen in de hamam. Nadat ze het haar van haar Barbie voor de zoveelste keer heeft gewassen en gekamd, heeft ze haar oog op mij, een grote levende blonde Barbie, laten vallen. Nadat ze eerst voorzichtig bakjes water over m’n rug heeft gegooid begint ze stiekem met het kammen van de puntjes van m’n haar om zich vervolgens helemaal uit te leven op al mijn haren. De rest van de tijd blijft ze steeds dicht bij mij in de buurt, in de hoop dat ze mijn haar weer even mag bijwerken.
Als ik het ergste gehad denk te hebben na mijn haarschrobbeurt, begint eigenlijk pas het echte werk. Het is tijd voor een complete lichaamsscrub. Met grof geweld, haar hele lichaamsgewicht benuttend om kracht uit te oefenen (en ze is best fors), ontdoet ze me van top tot teen met een scrubhandschoen van mijn dode huidcellen. Ik blijk flink wat viezigheid te hebben verzameld, de afgelopen maanden. Naast het vuil verdwijnt ook mijn zorgvuldig opgebouwde lichtbruine tint. Maar het is heerlijk. Tot slot word ik van top tot teen ingezeept met iets dat eruitziet als groene zeep, ruikt als groene zeep…en waarschijnlijk ook gewoon ouderwetse groene zeep is. Geen porie wordt overgeslagen. Nu ook ik eruit begin te zien als één grote witte zeepbel blijken we de optimale ‘schoonheid’ bereikt te hebben!
Als ze klaar is geniet ik nog een tijdje na. Ik weet zeker dat deze hamam eeuwig op mijn netvlies zal blijven staan: de dampende ruimte met de badderende dames. Dames die normaal gesproken gesluierd rondlopen, zitten hier gezellig naast elkaar praktisch naakt te badderen. De lange vochtige slierten haar langs hun gezicht. Grote witte onderbroeken, bolle buiken van alle kinderen die ze op de wereld hebben gezet en heel veel sop en schuim. Wat een prachtige morgen.
Als ik Michel iets later in het nabijgelegen internetcafé opzoek, ontdekken we dat we de fotocamera niet bij ons hebben. We hebben het voorgevoel dat-ie niet op de hotelkamer zal liggen. We haasten ons terug naar het hotel en doorzoeken de hele kamer van onder naar boven.
We hebben de camera echt niet.
Nadat we de hele ochtend van minuut tot minuut hebben geanalyseerd komen we tot de conclusie dat we hem in de taxi naar het Iraanse consulaat verloren moeten zijn. Daar begint onze zoektocht naar het voor ons zo belangrijke apparaatje, waarmee we onze reis in beeld proberen vast te leggen. We starten bij de plek waar we de taxi hebben genomen. We spreken de mensen in de winkel ernaast aan en vragen of ze gezien hebben wie ons vanochtend rond negen uur naar het Iraanse consulaat heeft gebracht. Wat voor kleur de taxi had? Geel, zoals alle taxi’s hier. Later komen we erachter dat er in deze stad met 565.000 inwoners meer dan 1200 gele taxi’s rijden. Er bestaat hier niet zoiets als een taxicentrale waarmee even een oproep kan worden gedaan. Iedereen rijdt individueel en ja, die camera is ongeveer een half jaarsalaris waard, dus zie dat apparaatje maar eens terug te krijgen.
Bij onze zoektocht krijgen we hulp van een Turkse man. We stappen voor in zijn truck en rijden het centrum door, stoppend bij iedere taxi die een beetje op ‘onze’ taxi lijkt. Iedereen die we spreken wordt ingeschakeld om te helpen zoeken (al hopen we wel dat ze er uiteindelijk niet zelf met de buit vandoor gaan). Na drie uur zoeken, eindeloos wachten in het kantoor van de aardige man en vijf kopjes thee, moeten we het plan herzien. Dit schiet niet op. Dus besluiten we Hippie te pakken en zelf richting het consulaat te rijden in de hoop de ‘juiste’ taxi te kunnen ontdekken.
Halverwege spreken we iemand aan in de hoop dat hij ons kan helpen. Het is een man die goed Engels blijkt te spreken. “Could you please help us? We zijn onderweg naar China en zijn vandaag in een gele taxi onze fotocamera verloren. Wat moeten we doen?” Samen besluiten we naar de politie te gaan en het verhaal in Engels en Turks uit te leggen. We zijn wat argwanend omdat we tot nu toe niet veel goeds over de politie hier hebben gehoord. Iedereen raadt ons af om naar de politie te gaan, maar nu we ons geen raad meer weten wagen we het erop. Wat hebben we te verliezen? De camera zijn we toch al kwijt.
Bij de politie van Erzurum worden we heel vriendelijk ontvangen. Na wat kopjes thee te hebben gedronken en ons verhaal te hebben uitgelegd, stellen ook zij voor om een rondje door de stad te rijden om te zoeken naar die ene taxi. Wat voor kleur haar heeft de taxichauffeur? Ja, zwart—maar dat hebben ze allemaal. Het enige wat we er nog aan kunnen toevoegen is dat we eau de cologne over onze handen gesprenkeld hadden gekregen. Heel gebruikelijk in Turkije, maar misschien een extra aanknopingspuntje. De zoektocht begint met ons beiden achter in de politieauto met gelukkig onze tolk in de buurt. Iedere gele taxi krijgt het stopteken en wordt grondig geïnspecteerd. Nog 1199 te gaan, nog 1198 te gaan. De politieagenten roepen alle collega’s op om mee te zoeken. Het lijkt alsof de hele stad in rep en roer is vanwege de vermissing van onze camera.
Dan, na bijna zes uur zoeken, komt er een telefoontje binnen bij een van onze politieagenten. De bewuste taxi blijkt gevonden, met de camera er nog in. We kunnen wel janken van vreugde, maar houden ons in: eerst zien, dan geloven. We worden teruggebracht naar het politiebureau waar we, wederom onder het genot van een paar kopjes thee, wachten op onze camera. Na een kwartier wachten verschijnt er ineens een cameraman van CNN Turkije om de gelukkige Nederlanders te filmen. We doen in half Engels en half Turks vrolijk verslag, onder trotse blikken van de politieagenten en onze tolk. Allerlei Turkse teksten worden ons ingefluisterd die we voor de camera moeten opzeggen. Maar de camera hebben we nog niet in handen. Dan, na wederom een kwartier wachten en een enorme scheldpartij over de telefoon door een van de politieagenten tegen de taxichauffeur (we beginnen ons bijna ongemakkelijk te voelen want hij heeft tenslotte niets misdaan) komt eindelijk de taxi voorgereden. Het blijkt echt onze camera te zijn. We zijn uitgelaten, hyper, zo ontzettend blij. Met de camera op ons gericht doen we enthousiast mee in het dramatische moment van overhandiging (de Turken doen dat met erg veel emotie en dramatiek).
We worden uitgenodigd voor een kebabje op het kantoor (opnieuw met de camera op ons gericht). Het politiedocument wordt opgemaakt en na alle handtekeningen van goed vertrouwen en overdracht te hebben gezet worden we uitgezwaaid door het politieteam! Wat een dag!
We zijn erg onder de indruk van alle hulp. De eerste man liet zijn zaak in de steek om drie uur lang met ons mee te zoeken. De tweede man, die ons met zijn Engels erg goed op weg heeft geholpen is ook drie uur met ons bezig geweest. Dan was er een politieteam van zeven mensen dat met ons op pad ging.
We zijn nog bij iedereen langsgegaan om trots onze teruggevonden camera te laten zien en alle vriendelijke gelukszoenen in ontvangst te nemen.