74

Datum:

4 november 2003, 17:40 uur

Locatie:

Hami, China

ELLES

Hami, onze volgende overnachtingplaats, is een van die plaatsen waar je normaal gesproken hard voorbij scheurt. Hami staat niet in de reisgids vermeld, heeft een enorme kerncentrale en twee raffinaderijen aan de rand van de stad en ziet er heel saai uit. Maar als we het hotel in lopen zien we een bord met de attracties uit de omgeving. Meteen valt ons oog op de graftombe die van de Oeigoerse koninklijke familie blijkt te zijn. We besluiten op onderzoek uit te gaan en met behulp van een enthousiaste Jason weten we de tombe te vinden.

Soms, maar dan ook heel soms, vind je als reiziger een juweeltje dat nog niet ontdekt is door de massa. Zo’n plek waarvan je twijfelt of je die voor jezelf moet houden, of dat je die juist met anderen moet delen. Dit is er een van! Twee van de drie graftombes zijn heel bijzonder: ze tellen drie verdiepingen die in drie verschillende stijlen zijn gebouwd. De onderste laag in islamitische stijl, de middelste in Han-Chinees en de bovenste (van hout) in Mongoolse stijl. Het dak (gemaakt van hout en modder) van het eerste gebouw, is naar de hoed van Djengis Khan gemodelleerd. De gebouwen van rond 1900 herbergen de graven van de verschillende Oeigoerprinsen en -prinsessen. Het derde gebouw is in een typisch islamitische stijl gebouwd. Ook hier zijn graven van verschillende koningen. Naast de drie gebouwen ligt een prachtige moskee met wel honderdtachtig houten pilaren die het dak ondersteunen. Er kunnen vijfduizend mensen in en hij is nog steeds in gebruik. Schitterend!

We lopen een tijdje rond en vragen ons af waarom dit juweeltje niet in onze reisgids beschreven staat. Waarschijnlijk zijn er nog honderden van dit soort plekjes te vinden in China! En ja hoor, terug in het hotel horen we dat er nog meer tombes zijn en een aantal spectaculaire natuurgebieden in de omgeving. Jammer genoeg hebben we geen tijd om die deze reis te bezoeken.

De weg van Urumqi naar Lanzhou in West–China is een lange rechte weg dwars door de woestijn. Af en toe wordt het kale zanderige landschap onderbroken door een tolpost met een benzinestation of een klein arbeidersdorpje met simpele vierkante huisjes. Saai, zou je kunnen zeggen. Maar omdat het compleet anders is dan wat we gewend zijn, vinden wij het prachtig.

Na een paar honderd kilometer slaan we van de snelweg af om naar het zuidelijker gelegen Dunhuang te rijden. Deze weg telt een hoop verraderlijke en onzichtbare hobbels. Een keer moeten we een flinke klap opvangen en horen we een raar geluid. Na een snelle inspectie blijkt dat er gelukkig niets aan de hand is. Ook de stabilisatorstang zit nog netjes op zijn plaats. We rijden rustig door een woestijn met zwart zand, en bereiken het centrum van Dunhuang.

Het is altijd weer een vervelende klus: het vinden van een goedkoop en relatief schoon hotel, dat ook nog eens buitenlandse toeristen toelaat. Want ook al zou je denken dat hotels juist voor toeristen zijn, in China zijn er maar een paar hotels per stad die buitenlanders toelaten.

Als we een prima hotel hebben gevonden, is het aan mij om te onderhandelen. Michel is moe van de rit en niet in de stemming voor chagrijnige Chinese receptionistes. Als de prijzen goed gezakt zijn, kunnen we kiezen uit een kamer met verwarming of een heel goedkope kamer zonder. Een makkelijke keuze. We hebben heerlijk warme NorthFace-slaapzakken mee, dus doe die goedkope maar.

Maar bij de vraag of ik de kamer mag zien, krijg ik te horen dat die niet meer in gebruik is, omdat er geen verwarming in zit en dat de bedden om die reden opgestapeld staan. Ik mag wel even een kijkje nemen maar het blijkt uiteindelijk toch te veel moeite om de boel weer gereed te maken.

“Waarom bied je die kamer dan aan?” vraag ik maar krijg geen antwoord. “Als jullie het te veel moeite vinden om de boel weer op te bouwen, dan nemen we de duurdere kamer toch voor het bedrag van de goedkopere.” Maar helaas, dat kan ook niet.

“Kunnen we die duurdere kamer dan krijgen zonder gebruik te maken van de verwarming?” Helaas krijgen we daar een heel verwarrend antwoord op: “Nee, dan moet je de goedkope kamer nemen, want die heeft geen verwarming.”

“Maar die is toch niet in gebruik?”Ja, dat klopt.”

Ik snap niet wat ze bedoelt. De goedkopere kamer is niet in gebruik, maar wordt wel aangeboden. Je mag er alleen niet in slapen.

Ik haal Michel en Jason erbij. Kort maar krachtig doet Michel een voorstel en laat merken dat hij geen tijd wil verspillen aan Chinese filosofieën. “We nemen de goedkope kamer als hij in gebruik is of anders de betere kamer voor een lage prijs.” Niet mogelijk, wordt hem met een strak gezicht verteld. “Dan gaan we weg. Ciao ciao!”

Maar dat blijkt toch de manier. Want zodra we ons alle drie hebben omgedraaid, worden we direct teruggeroepen.

“Wil je anders de betere kamer voor de lage prijs met de afspraak dat we de verwarming niet aanzetten?”

Het zal wel een cultuurverschil zijn, want we snappen er niets van! Moe crashen we op de goedkope⁄dure kamer neer! Als we een uur later naar buiten lopen zien we dat het een beetje sneeuwt. We vinden het maar een vreemde ervaring, zo midden in deze woestijnstad. Als wij aan een woestijn denken, dan denken we meteen aan Afrika, de Sahara, extreme woestijnhitte en enorme zandduinen. Waar we even niet over hadden nagedacht is dat dit soort enorme zandduinen ook in West–China te vinden is, maar dat het daar in november ongelooflijk koud kan zijn.

De temperatuur is rond de min vijftien als we de volgende dag op pad gaan. We moeten een paar lagen extra kleding aan. Omdat het zo koud is, heeft niemand anders bedacht om naar de beroemde zand-duinen van Dunhuang te gaan. Aangezien wij een strak reisschema hebben gekregen van de Chinese regering kunnen we helaas niet wachten op beter weer.

Als we er aankomen is er niemand. We lopen wat rond met z’n drieën. Tegen een van de steile heuvels van prachtig licht, fijn zand is een soort primitief trapsysteem aangelegd. Het is best een pittige klim. Er blaast een harde wind over de duinen waardoor we het gevoel hebben gezandstraald te worden. We moeten oppassen niet van de heuvel afgeblazen te worden. Maar het is de klim waard.

Eenmaal boven op het duin hebben we een prachtig uitzicht. Tot aan de horizon zijn zandduinen te zien en door de wind hebben de meeste duinen prachtig scherpe s-vormige kammen. De combinatie van het uitzicht met de harde ijskoude wind maakt het een onvergetelijke ervaring.

Een kleine toeristische attractie kunnen we niet aan ons voorbij laten gaan. Voor de afdaling zijn er houten surfplankjes. Voor een kleine bijdrage (in China zijn eigenlijk alleen de flauwe kopjes thee gratis, voor de rest moet je werkelijk alles betalen) mogen we op zo’n plankje naar beneden surfen.

Maar het werkt niet echt. Ondanks de steile helling glijden we op de plankjes steeds niet verder dan een paar meter naar beneden. Dus proberen we naar beneden te rennen. Met enorme sprongen en tot onze knieën in het zand rennen en glijden we naar beneden. Michel gaat na een paar sprongen oncontroleerbaar hard naar beneden totdat hij ten val komt en een paar keer over de kop slaat. Hij slaakt een gil en ik vrees het ergste. Dan staat hij weer op en tuft een lading zand uit. Ik zie hem balen als hij de rugzak afdoet en de camera’s controleert. Het zou zonde zijn als we de laatste weken niet meer op beeld vast zouden kunnen leggen. Met een beschaamde blik steekt hij zijn duim op en laat hij zien dat alles nog heel is. Ik doe het wat rustiger aan. Een been breken zou funest zijn.

Jason stelt voor om ook naar de Duizend-boeddhagrotten te gaan. Deze grotten zijn zo’n vijftienhonderd jaar oud. Aangezien we al eerder Duizend-boeddhagrotten hebben gezien en we die tot nu toe niet erg bijzonder vonden, hebben we niet veel zin. Maar Jason is niet te stoppen. Hij moet en zal deze grotten bekijken. Dus rijden we naar de Mogao-grotten. Als we bij de ingang de pittige prijs moeten betalen van tachtig yuan per persoon (ongeveer acht euro), vragen we of de grotten misschien zijn voorzien van centrale verwarming. Wij kunnen wel wat warmte gebruiken. De dame achter de kassa kan er niet om lachen. We krijgen een gids mee en kunnen op pad.

Er is inderdaad, geen centrale verwarming, maar dat wordt goed gemaakt door prachtige grotten. Stuk voor stuk zijn de kleine grotten volledig beschilderd met meer dan duizend boeddha’s en we krijgen boeddhabeelden te zien van honderden jaren oud. Het hoogtepunt volgt bij de laatste grot. Michel, die voorop loopt, wijst naar een soort uitgehakt wandkleed en loopt ernaartoe. Dan zie ik hem omhoog kijken als hij me roept dat ik snel moet komen!

In de grot is een boeddha uitgehakt van 34,5 meter hoog. Vol verbazing kijken we naar dit enorme beeld in deze donkere grot. We vragen ons af hoe ze dit honderden jaren geleden hebben kunnen maken. We moeten Jason gelijk geven. Dit is echt een hoogtepunt!