68

Datum:

22 oktober 2003, 10:40 uur

Locatie:

Khunjerab Pass, Pakistan

MICHEL

De laatste etappe van de Karakoram Highway zal ons naar het laatste land van deze expeditie brengen: China! We kijken ernaar uit, maar eerst moeten we een van de grootste obstakels van deze reis passeren: de Khunjerab Pass, het hoogste punt van de Karakoram Highway. De vijfduizend meter hoge pas zal waarschijnlijk ook het hoogtepunt worden van de rit over de Karakoram Highway.

Om in één dag over deze pas te rijden, Pakistan te verlaten en China in te rijden (met alle grensformaliteiten), moeten we vroeg vanuit Gulmit vertrekken.

Het is nog donker als we opstaan en de bus inpakken. Het is ijskoud, en we zijn blij als het standkacheltje de temperatuur in de bus op een aanvaardbaar peil brengt. Na een uur rijden komen we aan in Sost, waar we ons bij de grensbeambten van Pakistan melden. De mannen bij de grens zijn erg aardig. Een van hen geeft zelfs zijn thuisadres, mochten we nog eens langs willen komen. Als we net willen vertrekken, komen er drie mannen van de narcoticabrigade een kijkje in de bus nemen. We vermoeden dat ze het eerder leuk vinden om lekker ongestoord in de bus te kunnen kijken dan dat ze echt denken iets te zullen vinden. Om het allemaal niet te lang te laten duren en te voorkomen dat ze er een bende van maken, proberen we de mannen in de weg te zitten door uitgebreid foto’s van ze te nemen en ze te filmen. Het is een afleidingsmanoeuvre die blijkt te werken. Na een paar minuten, vele foto’s en poses verder, weten ze geen raad meer met de bus. We zwaaien enthousiast naar iedereen en rijden na een kleine veertig minuten Pakistaanse grenstaferelen het terrein af.

Het volgende stuk rijden we door het Khunjerab National Park.

Het is een prachtig stuk natuur, midden in het niemandsland tussen Pakistan en China. We zijn Pakistan al uit, maar China is nog honderdvijftig kilometer rijden.

De Karakarom Highway heeft echt het beste tot het laatste bewaard. We rijden door nauwe kloven en klimmen vervolgens stapvoets tot boven de boomgrens naar de top van de Khunjerab Pass. Af en toe passeert er een vrachtauto vanuit China. Verder is het gebied compleet verlaten. Door de extreme weersomstandigheden is dit gebied meerdere maanden per jaar van de buitenwereld afgesloten. Meters sneeuw maken de pas onbegaanbaar en het gebied onbewoonbaar. Als we twee uur later op de top staan, realiseren we ons pas wat we bereikt hebben. We waren bang dat de luchtgekoelde motor het misschien niet zou halen. Maar boven zijn we en het motortje pruttelt lekker verder.

De pieken van de zevenduizenders zijn nu bijna op ooghoogte. We nemen foto’s van de officiële Chinees⁄Pakistaanse grens en springen er meerdere malen overheen…China…Pakistan…China…Pakistan…Tot we duizelig van het springen en de hoogte zijn. We stappen weer in de bus en gaan verder. Op naar het moment waar we al die maanden voor geknokt hebben en waaraan een jaar voorbereiding heeft vastgezeten. We rijden China in.

We hebben van veel reizigers de vraag gekregen hoe wij toestemming hebben gekregen om door China te rijden in ons eigen busje. Dat is niet zo makkelijk als bijvoorbeeld een visum halen voor India. Daarvoor ga je naar de ambassade en na wat formuliertjes te hebben ingevuld, krijg je een stempel en betaal je de administratiekosten.

Toen we begonnen met het project zijn we meteen gaan informeren bij de Chinese ambassade en het CITS, een soort chinees verkeersbureau. Daar kregen we direct te horen dat het niet meer mogelijk is om individueel door China te rijden en dat de strakke regels nog eens zijn aangescherpt. Het bleek alleen nog maar mogelijk om met een groep van minimaal vijf auto’s een visum te krijgen.

We moesten een andere mogelijkheid zoeken. Onder het motto: waar een wil is, is een weg naar Beijing, gingen we verder. Verschillende weken van telefoneren en e–mailen verder, komen we uit bij een kennis van Elles in Beijing. Zij biedt meteen aan om even een rondje te bellen en na te vragen wat er precies vereist is om de grens van China te passeren. Door schade en schande zijn we er al achter dat het vrijwel onmogelijk is om zelf uit te zoeken bij wie je in China moet zijn. Na wat telefoontjes van haar met verschillende overheidsinstanties kregen we het volgende te horen. We moeten goedkeuring zien te krijgen van het Ministry of Public Security, van General Customs en van The Military. Alle provincies waar we doorheen willen rijden, moeten ook alle papieren ondertekenen. Als alle papieren verzameld, goedgekeurd en afgetekend zijn, moet er een tijdelijk Chinees rijbewijs worden aangevraagd en een Chinese kentekenplaat gemaakt. Daarnaast moet de hele reis worden afgelegd met een door de overheid goedgekeurde gids.

Dit alles regelen zou maanden tijd in beslag nemen en heel veel geld kosten. Het betekende dat we veel sponsors moesten vinden voor het project.

Maar goed, we wilden iets unieks doen en China is nou juist het land waar iedereen op afhaakt. Wij dus niet! Twee maanden later hebben we in China een reisbureautje gevonden dat alle papieren en een gids wel wil regelen. We proberen nog een paar keer te onderhandelen over de verplichte gids, maar die moet toch echt mee. We hebben er moeite mee, want het gevoel van vrijheid en privacy wordt daardoor een stuk minder. We proberen het uiteindelijk maar te zien als een culturele ervaring.

Een paar weken voor we China bereiken, ontvangen we een mailtje met de mededeling dat een zekere Benny (een echte Chinees maar hij heeft waarschijnlijk een te ingewikkelde naam voor ons) ons op 21 oktober bij de grens zal opwachten met alle papieren. Benny is een professionele gids die al jaren in het vak zit. We zijn benieuwd.

Als we de grens passeren, weten we dat het de laatste kilometers zijn die we met zijn tweet jes afleggen. We hebben geen haast en genieten intens van de omgeving. Een bord wijst ons erop dat we weer rechts moeten rijden. Gek genoeg blijkt rechts rijden meer wennen dan links. Daar zijn we zo bewust mee bezig geweest, dat we na tweeënhalve maand links rijden (links rijden! links rijden!) meer moeite blijken te hebben met het weer overstappen op rechts.

Na een paar kilometer komen we bij een checkpoint. De echte grens ligt honderdtwintig kilometer landinwaarts in het dal. Een hoop bewapende Chinezen houden hier de wacht in de zo typisch uitziende Chinese legerkostuums. De mannen lopen te blauwbekken van de kou en zijn niet echt geïnteresseerd in ons.

We zijn nerveus en nieuwsgierig. Hoe zal het zijn met een derde persoon, een Chinees, op de achterbank? We zullen hem ontmoeten in Tashgarkent, de eerste plaats over de grens, waar ook de grensformaliteiten worden afgehandeld.

De weg is nog steeds goed geasfalteerd en ziet eruit als een paradepaardje. We genieten van de kamelen die langs de weg grazen. Ze zijn een vreemd gezicht op drieduizend meter hoogte in de sneeuw. Hier en daar zien we een nomadentent op de kille koude vlaktes staan. We vragen ons af hoe mensen hier in de winter kunnen overleven.

Net voor Tashgarkent staat er een militair op de weg en worden we meteen naar de douane gedirigeerd. De stad heeft een communistische uitstraling: brede wegen en vierkante grauwe blokken van huizen. Hier en daar komt er rook uit een schoorsteen. Voor de rest ligt de stad er verlaten bij.

Bij de douane krijgen we meteen de nodige gezondheidsverklaringen in handen gedrukt. De schrik van SARS zit er blijkbaar goed in. Een ingenieus apparaat staat ons op te wachten. We moeten ons voorhoofd tegen een sensor aanleggen die vaststelt of we koorts hebben. Elles past er prima in, maar ik moet diep door mijn knieën.

Een paar douanebeambten vindt het prachtig, maar een man die de grote baas lijkt te zijn, blijft bijzonder serieus. Als we kijken wat onze temperatuur is en die van Elles op 34,2 staat, vragen we ons af wat het nut van deze meting is. De dienstdoende arts kijkt tevreden.

Buiten wordt ook de bus onder handen genomen en ontsmet met een soort spray. Niet echt grondig, als je het mij vraagt. Het lijkt meer op een formaliteit. Dan staat er opeens een dun pezig mannetje met een grote glimlach voor onze neus. “Hello, my name is Jason. Jason stands for June, August, September, October and November!

What happened to July? En waar is onze beloofde Benny?” Benny is ziek en is daarom vervangen door Jason, een kleine drukke Chinees die als een zenuwpees alles probeert te regelen. Hij heeft een enorme berg papierwerk onder zijn arm waar de nodige rode stempeltjes op moeten. Meteen is er een probleem. Van één papiertje ontbreekt er een kopie. Dit levert de nodige stress op bij Jason en de douanebeambten, maar niet bij ons, wij hebben de tijd! We moeten de stad in, op zoek naar een kopieerapparaat. Als we naar de bus lopen en Jason Hippie ziet, valt hij stil.

What happened to the Mercedes?

Mercedes?

Yes, I thought we were going to travel in a Mercedes.”

En ja hoor. Als we de papieren van Jason erop naslaan zien we dat er daadwerkelijk staat vermeld dat we in een Mercedes zouden komen. Vreemd, want we hebben zelfs een foto van onze bus met een complete beschrijving moeten opsturen. Jason begint, zonder in de bus te hebben gezeten, meteen te klagen over comfort. Dat stuit Elles tegen de borst. Ik zie dat ze zich met moeite inhoudt en op het punt staat te ontploffen.

Met moeite overtuig ik Jason van het feit dat hij op de achterbank prima met gestrekte benen kan zitten en dat hij zelfs op de achterbankkan slapen. Gelukkig weten we snel een kopieerapparaat te vinden en kunnen we na de laatste formaliteiten naar het hotel. Maar onderweg heeft Jason een nieuwe verrassing. We moeten een soort wegenbelasting betalen in het belastingkantoor. Maar omdat hij vaag is over wie dit moet betalen en wij ervan overtuigd zijn dat we alles al betaald hebben, blijven we voet bij stuk houden. Uiteindelijk geeft hij toe. Als hij wegrent om de belasting te betalen, flipt Elles.

“Wie denkt die kerel wel niet dat hij is? Hij probeert ons af te zetten, loopt te zeiken over onze bus en dan zal je zien dat hij ook nog eens in een duur hotel wil overnachten!”

Gelukkig hebben we met het reisbureau een vast bedrag afgesproken voor de eet- en overnachtingkosten van Jason, want als we naar het hotel rijden zien we meteen dat het ver boven ons budget ligt. Dan blijkt dat gidsen in China voor een klein percentage van de prijs kunnen overnachten als ze in hetzelfde hotel als hun gasten verblijven. We zien meteen het probleem. Als wij in een goedkoop hotel willen overnachten, moet Jason daar ook overnachten omdat hij elders geen korting krijgt.

Om de eerste dag een beetje soepel te laten verlopen, besluiten we in het dure hotel te slapen. De spanningen zijn vanaf het eerste moment al ver opgelopen en aangezien we nog zes weken moeten kan dat nog weleens feest worden. In het hotel nemen we de Chinese nummerborden en rijbewijzen in ontvangst. Het kost een paar centen, maar dan heb je wel twee gave Chinese rijbewijzen en nog stoerder, twee echte Chinese nummerborden!