72
Datum:
29 oktober 2003, 10:00 uur
Locatie:
Kuche, China
ELLES
Als we de bus controleren komen we tot een vervelende ontdekking. Alle vier de in Pakistan vervangen stuurkogelrubbers zijn kapot. We weten zeker dat we deze niet in China zullen vinden. Stuurkogelrubbers bevatten vet om de wrijving met de kogel te verminderen zodat het sturen soepel gaat en de kogel niet slijt. Verder voorkomen ze dat er zand of andere rommel op de kogel komt. We kunnen ermee doorrijden, mits we ze steeds enorm vet houden en af en toe schoonmaken. We hopen dat er niet meer gebreken ontstaan en dat we Beijing halen.
Gevoelsmatig zijn we er bijna, maar een blik op de kaart laat zien dat het anders is. Ook al zijn we in het laatste land van onze expeditie aangekomen, het is ruim zesduizend kilometer rijden om van het westen naar het oosten van China te komen.
We proberen zoveel mogelijk goede wegen op te zoeken. En dat laatste blijkt nogal eens een probleem, want in West–China zijn er praktisch geen goede wegen te vinden. Het voelt continu alsof we ons op off-the-road tracks bevinden.
Op onze rustdag in Kuche regelen we een taximannetje om ons naar de grotten van de duizend boeddha’s en een grand canyon te brengen. Jason is gek genoeg minder gewend aan afdingen dan wij. Probleem is dat hij alles moet vertalen en daarbij geen gezichtsverlies wil lijden. Maar het lukt ons om de prijs van driehonderd yuan te verlagen tot honderdnegentig yuan. Ook het taximannetje lacht nog vrolijk dus beide partijen zijn tevreden. Jason benadrukt nog wel even in de auto dat het niet handig is om te veel af te dingen, omdat de kans dan groot is dat ze je op een andere manier zullen oplichten. Nou…daar zijn we zelf dan toch bij. We zijn ondertussen al vier maanden in Azië, en zitten net lekker in de ‘afdinger ij’!
Als we bij de grotten een Engelse dame tegenkomen die voor dezelfde trip vierhonderd yuan heeft betaald, vraagt Jason tot onze verbazing waarom ze niets aan de prijs heeft gedaan.
De Duizend-boeddhagrotten zijn leuk om te zien, maar niet spectaculair. We hadden een verzameling verwacht van duizenden boeddhabeeldjes, maar worden getrakteerd op muurschilderingen. De mooiste zijn een aantal jaren geleden door de Duitse archeoloog Le Coq uitgehakt en meegenomen naar Duitsland. We vragen ons af hoe je jezelf archeoloog kunt noemen als je zulke prachtige oude muurschilderingen kunt uithakken om daarna even lekker te cashen bij een Duits museum.
Nadat we de grotten hebben bekeken gaan we naar de Chinese versie van de grand canyon. Chinezen blijken er goed in om natuurschoon te verpesten door dat om te toveren tot een ware toeristenattractie. Net voor de ingang van de kloof staan de nodige toeristenwinkeltjes. Uit luidsprekers knalt de topveertig van de Chinese hitparade. Maar als we het toeristencircus achter ons hebben gelaten, lopen we door een prachtige natuurlijke kloof. De roodgekleurde rotsen steken links en rechts van ons een paar honderd meter de lucht in. De kloof is vijf kilometer lang en ondanks het feit dat we er pas laat zijn aangekomen, lukt het ons om het grootste deel ervan te bekijken. Net na zonsondergang verlaten we de kloof.
Een dag later proberen we weer op de weg in aanbouw te komen. Het lukt. De eerste kilometers glijden we over het prachtige asfalt. Maar na zo’n honderd kilometer is er een wegversperring en moeten we weer noodgedwongen de slechte B-weg pakken. Veel auto’s en vrachtwagens zijn al met lekke banden langs de weg gestrand.
Als we moeten uitwijken voor een vrachtwagen met pech raken we een grote kei. We horen eerst een harde klap en dan een stalen gerammel. We stoppen meteen in het zijterrein om de schade op te nemen. Michel kruipt met een zuur gezicht onder de auto. Ik hoor hem vloeken en weet dat het mis is. De stuurstabilisatorstang blijkt gebroken. En dat midden in de Taklamakanwoestijn! We weten niet of we door kunnen rijden zonder deze stang en besluiten naar Nederland te bellen. Wonder boven wonder hebben we dekking op onze mobiele telefoon. Na een paar pogingen krijgen we een oude bekende van ons te pakken, de T2-specialist André. Hij vertelt ons dat we rustig door kunnen rijden. Het sturen zal een stukje zwaarder gaan maar echt veel problemen zou het niet moeten geven. Maar het moet wel zo snel mogelijk gerepareerd worden. We pakken de kaart en zien dat er over een paar kilometer een plaatsje moet zijn. We besluiten daar op zoek te gaan naar een autogarage.
Inderdaad rijden we na een uurtje een klein stadje in. Daar weet Jason zowaar een Volkswagen-garage te vinden. Als we de binnenplaats oprijden, stopt iedereen met werken. Hier kent men alleen de Volkswagen Passats en Bora’s. Dit type Volkswagen-busje hebben ze hier nog nooit gezien. Nieuwsgierig wordt de hele bus door het voltallige personeel van binnen en buiten geïnspecteerd. Eenmaal op de brug zien ze meteen het probleem. Ze kunnen ons niet helpen, vertaalt Jason. De bus heeft geen technische mankementen, leg ik zo goed als kwaad uit, maar simpelweg een gebroken stang. Hoe moeilijk kan het zijn om die te lassen? De mannen in de garage zijn gewend om vooral met techniek te werken en weten zich geen raad met dit probleem.
We vragen aan Jason of ze het echt niet kunnen lassen. We hoeven nog maar een paar duizend kilometer naar de eindstreep, dat moeten we toch halen. Nadat Jason heeft uitgelegd dat we helemaal uit Nederland gekomen zijn, besluiten ze het te proberen. Een mannetje ontkoppelt de stang. Een ander doet het laswerk. Een half uur later wordt de stang weer op zijn plek gezet. Het ziet er stevig uit. Jason is verbaasd hoe snel en gemakkelijk het probleem verholpen is. Nou ja, we hopen natuurlijk wel dat het laspunt het tot Beijing houdt!
Het is al laat dus besluiten we in de stad te overnachten. We zijn moe en hebben nog niets gegeten. We gaan eerst de website updaten en vervolgens naar een restaurant. Jason heeft andere plannen dus we moeten zelf iets zien te vinden. Zonder hem is het moeilijk om erachter te komen wat een restaurant op de kaart heeft staan. Dus lopen we gewoon ergens naar binnen, kijken even wat er zoal op de tafels staat en wijzen een gerecht aan dat er lekker en bekend uitziet.
We blijken een frofpof-restaurant uitgekozen te hebben. Jason heeft het de hele week al over hotpot gehad, dus we willen het wel uitproberen. Zonder dat we iets besteld hebben wordt er een grote bak met een rood prutje en een soort bouillon op tafel gezet. Zou het gewoon fondue zijn? Dat kennen we wel. En inderdaad, achter in het restaurant staan de rekken met alle soorten vis, vlees en groenten die je erin kunt mikken. Als we langs de rekken lopen hebben we moeite om te kiezen. De moeilijkheid zit vooral in het vinden van herkenbare producten. Het liefst hebben we kip en groenten! Maar er ligt van alles dat zo maar in de categorie ‘bijzondere ingewanden’ zou kunnen passen. Het is ook niet duidelijk van welk beest de ingewanden afstammen. We zien koeientong, kikkerbilletjes, vissenkoppen en schapenhersens. Waarschijnlijk ligt er ook nog wel een hond tussen. Ja, dit is China: hier eten ze alles wat beweegt. Gelukkig liggen er ook een paar herkenbare dingen, zoals champignons. Ik richt me vooral daarop.
Het hele restaurant kijkt mee. Zouden we het toch nog verkeerd doen? We zijn net druk in de weer om met onze stokjes iets heelhuids in de bak met bouillon te krijgen, als een Chinese man bij ons aan tafel komt staan. Hij spreekt geen Engels maar zo te zien wil hij een toost uitbrengen. We zeggen op zijn Hollands proost waarop de man gangbé! roept en zijn glas in één teug leegdrinkt. Wij doen maar mee. Maar dan is het hek van de dam. De ene na de andere gast sluit zich achter hem aan. Allemaal geven ze ons een handje, brengen een toast uit en slaan hun biertje achterover. Wij doen uit beleefdheid mee en voor we het weten zijn we hartstikke toeter.
Als iedereen klaar is met proosten, gaat Michel op culinair avontuur, wat hij normaal niet snel doet. Trots komt hij terug met rare visjes, kikkerbillen en een aantal UFO’s: Unidentified Food Objects.
Na het ‘Kermit de kikkerbillen’-avontuur lopen we waggelend naar het hotel. We passeren een enorme KTV-disco. Daar, achter de neon-verlichte muren, vind je de wereld van de Chinese karaoke. We kunnen het niet laten om een kijkje te nemen. Het is een gebouw ter grootte van een flink hotel waar op iedere afdeling aparte kamers zijn met als middelpunt in iedere kamer een enorme karaokeset. In al die kamers wanen de Chinezen zich even in de wereld van een rockster. Omringd met ingehuurde schaarsgeklede vrouwen, alcohol en sigaretten imiteren ze de Chinese varianten van de Backstreet Boys. De vrouwen doen zich voor als groupies en hangen de mannen aanbiddend om de nek.
Als we het gebouw weer uit willen lopen, worden we in een van de kamers uitgenodigd om mee te zingen. Drie heren in pak zitten met glimmende microfoons een soort Chinese smartlappen te zingen. Of wij ook een liedje willen zingen, vragen ze terwijl ze een biertje voor ons inschenken.
Op de eerste pagina van het grote KTV-boek staan zowaar wat voor ons leesbare titels. We denken er een te herkennen (Shalala) en gokken dat het de versie van de Carpenters is (every shalalalaaa every wo-hohohooo) zodat we er nog iets van kunnen maken. Helaas blijkt het een compleet ander nummer te zijn dus moeten we terplekke iets improviseren. Zodra we de melodie van de jengelende synthesizer hebben onthouden zingen we samen uit volle borst mee. De tekst is gelukkig makkelijk: shalalalaaa lalalalalalaaaa. Wij hebben erg veel schik. De Chinezen vinden het wel grappig. Alleen als er ineens drie dametjes de kamer in worden gebracht merken we dat het management niet geheel blij is met onze komst. Hebben we iets gezien dat niet voor onze ogen bestemd was? Zouden dit soms geen zangeressen zijn? De manager kijkt ons kwaad aan en stuurt ons zonder pardon de kamer uit. “You go now,” zegt hij dwingend. We bedanken onze drie zangvrienden voor hun gastvrijheid en snellen naar buiten. Hard zingend lopen we naar het hotel.