67

Datum:

18 oktober 2003, 10:40 uur

Locatie:

Gulmit, Pakistan

ELLES

Aangezien we niet erg te spreken waren over het Zijderoutefestival in Gilgit, staan we niet te springen als de vriendelijke hoteleigenaar ons uitnodigt voor wederom een Zijderoutefestival, dat toevallig die dag in Gulmit wordt gehouden. Maar omdat hij zo aardig is, wij een stroomstoring hebben veroorzaakt en we begrijpen dat het festival steeds is uitgesteld vanwege de oorlog en SARS, en er daardoor maar weinig toeristen zijn, voelen we ons een beetje verplicht om toch even te gaan kijken.

Ook dit hele dorp is uitgelopen voor het festival. Wat afwachtend lopen we richting de tribune als er een man op ons afkomt. “Welkom, mijn vrienden. Ik ben de burgermeester van Gulmit. Ik ben erg trots dat jullie speciaal naar dit festival zijn gekomen. Welkom!”

En vervolgens worden we direct naar de vip-tribune gebracht. Iedereen kijkt naar ons. Dit speciaal voor toeristen georganiseerde festival heeft om precies te zijn twee toeristen getrokken: Michel en Elles uit Nederland. We zijn hier zelf een bezienswaardigheid en iedereen houdt ons scherp in de gaten. Gelukkig hoeven we vandaag niet te wachten op een of andere hoge pief. Het festival begint al na vijftien minuten. Een man opent het festival door een traditioneel lied te zingen, een meisje zingt daarna heel hoog en heel vals een Pakistaans liedje. Verder wordt er veel gedanst. Een aantal klasjes van een lokale school doen een voordracht met zang en traditionele dans. Er zit veel vaart in en er is genoeg afwisseling en genoeg te zien. Het leukste is de act van een groep mannen die een dans met zwaarden opvoert. Het is allemaal lekker amateuristisch, maar we krijgen wel een indruk van de traditionele cultuur. Toch sluipen we halverwege ongemerkt weg.

We rijden richting Passu om die middag door de bergen te trekken. Als we het vallei van Passu inrijden zien we waarom dit een van de mooiste plekken van de Karakoram wordt genoemd. De enorme witte gletsjer schittert in de zon, omgeven door karakteristieke ruige bergtoppen. Het uitzicht is adembenemend.

We zoeken de weg die ons volgens de kaart naar de gletsjer moet brengen, maar kunnen de afslag niet vinden. Dan komt er een man op ons aflopen. Hij is de eigenaar van de Glacier Breeze Restaurant en wil ons de weg wel wijzen. Het blijkt dat je niet met de auto bij de gletsjer kunt komen. We parkeren Hippie en pakken onze wandelspullen. Via een smal pad lopen we naar de gletsjer en een meer. Het meer is ontstaan door smeltwater van de gletsjer en is dan ook ijs- en ijskoud. Vanaf het meer proberen we naar de gletsjer te klimmen, maar helaas is het pad volledig weggevaagd door een landverschuiving. Door de voortstuwende kracht van de gletsjer is er onderaan een enorme wand van rotsblokken ontstaan. Als volleerde berggeiten beklimmen we de steile rotsen om zo een beter zicht op de gletsjer te krijgen. Het uitzicht waar we op getrakteerd worden is spectaculair. Vanaf een meter of twintig kijken we schuin omhoog naar een muur van ijs. Het ijs is diepblauw. Het natuurspektakel wordt nog indrukwekkender als er een enorm brok ijs met geweld afbreekt en met veel herrie voor ons naar beneden stort.

Na de klauter- en klimpartij gaan we nagenieten bij het Glacier Breeze Restaurant met de huisgemaakte abrikozencake. Het smaakt ons heerlijk. Het blijkt dan ook de specialiteit van de eigenaar te zijn. Het restaurant is dit jaar geopend en de eigenaar probeert hard aan de weg te timmeren. Niet alleen de abrikozencake moet geweldig zijn, volgens het gastenboek, maar alles wat de man maakt. We besluiten morgen nogmaals een poging te doen om de gletsjer te beklimmen en beloven morgenavond een hapje te komen eten.

Dus rijden we de volgende morgen nogmaals richting Passu-gletsjer. Deze keer willen we een hogere route nemen zodat we een beter zicht op de gletsjer krijgen, van bovenaf.

De eigenaar van het restaurant staat al klaar als we aan komen rijden en geeft ons een stuk cake mee voor onderweg. Ook legt hij de route uit die we moeten nemen. Helaas zegt hij er niet bij hoe de condities van het pad zijn. Het eerste gedeelte is nog goed, redelijk steil en met wat gladde stenen, maar prima te doen. Maar hoe hoger we komen, hoe smaller het pad wordt. De steile bergwand die een paar honderd meter naar beneden loopt komt steeds onaangenaam dichterbij. Heel voorzichtig gaan we verder. Het pad wordt na een tijd zo slecht begaanbaar, dat lopen onmogelijk is. Op onze kont leggen we zo’n twintig meter schuivend af, in de hoop dat na de eerste bocht het pad weer normaal begaanbaar is. Ik vind het verschrikkelijk, want mijn hoogtevrees begint meer en meer op te spelen.

Als we eindelijk de bocht bereiken, zien we dat het pad door een landverschuiving bijna volledig is weggeslagen. Michel gaat kijken of het mogelijk is om verder te komen. We willen er wel veilig zien te komen. In deze uithoek van de wereld willen we geen gevaar lopen en al helemaal niet zo vlak voor de grens van China. Het lukt Michel maar net om langs de bergwand te klimmen. Ik heb zelf al de conclusie getrokken dat het niet gaat lukken. Mijn benen blokkeren bij het zien van het geklauter van Michel.

We realiseren ons dat we te ver zijn gekropen en dat we nu langs het smalle pad weer terug moeten. Om het risico van een val te verminderen, verankeren we ons met een touw aan elkaar en gaan stapje voor stapje terug. Ik ben blij als we weer op het normale pad zijn.

We ploffen neer op een grote kei en doen ons tegoed aan de meegekregen cake. Ooit komen we hier terug met meer tijd en betere kaarten.

We lopen terug naar het Glacier Breeze Restaurant, waar we een lekkere kop thee bestellen. Omdat we eerder terug zijn dan gepland besluiten we er een korte dag van te maken en vroeg te eten. De eigenaar heeft een specialiteit in gedachten van rijst en geitenvlees. We vinden het prima. Tenslotte waren alle kritieken in het gastenboek lovend. Na een half uurtje komt de eigenaar trots binnen met twee grote schalen. Een weeë geur verspreidt zich langzaam door de kamer. Voor ons wordt een schaal met rijst en een enorme schaal met vlees neergezet. Het vlees heeft een onbestemde kleur, de saus is that en donker. Ik kan het niet eens ruiken, laat staan dat ik het kan proeven. Gelukkig laat de eigenaar ons alleen. Beiden staren we misselijk naar de hoeveelheid voedsel voor onze neus. De zure geur duidt erop dat het beestje al tijden dood is en veel te lang in een slecht functionerende koelkast heeft gelegen.

Michel probeert een hap maar spuugt die snel weer uit. Net op tijd want de eigenaar komt binnen met een kan water en vraagt hoe we het vinden. Met een ongelooflijke nepglimlach weet Michel eruit te persen dat hij het zalig vindt. Dan trekt de eigenaar zich terug in de keuken.

Gelukkig heeft Michel een briljant idee. De maaltijd laten staan is niet mogelijk. Dat zou de eer van de eigenaar kwetsen, en die is zo aardig voor ons geweest met zijn zelfgemaakte abrikozencake. Dus tovert Michel een lege waterfles en een zakmes uit zijn rugzak. Met een soepele beweging snijdt hij de bovenkant van de fles open en kiepert vervolgens driekwart van zijn bord in de fles. Snel gieten we de tweede fles water leeg in een plantenbak en is mijn bord aan de beurt. Net voor de eigenaar weer binnenkomt weten we de flessen met stinkende geitenprut in de tas te verbergen. “Hmmm, very delicious!

Aaah, you like it. Want some more?

No, not today!

De man kijkt trots naar de lege borden en ruimt vervolgens de tafel af. We voelen ons schuldig, maar komen niet meer bij van het lachen. Dan komt de eigenaar met het gastenboek aanlopen. Of we een verslagje over de maaltijd willen schrijven. Met het schaamrood op de kaken schrijven we een kort verhaaltje over de abrikozencake. Da’s een aanrader…maar daar laten we het dan ook bij!