58
Datum:
2 oktober 2003, 14:00 uur
Locatie:
Snelweg Lahore-Islamabad, Pakistan
ELLES
Het is een uur of twee als we de snelweg oprijden naar de Pakistaanse hoofdstad, Islamabad. We zijn verbaasd over de perfecte staat van de weg, maar meer nog van het feit dat er om de paar kilometer een politiewagen staat om de weg in de gaten te houden. Waarschijnlijk staan ze er om te zorgen dat de boeren met hun vee de weg niet gebruiken. We vinden het wel wat overdreven voor die drie weggebruikers die we in het afgelopen halfuur hebben gezien. Een goede kaart van Islamabad hebben we niet dus we hebben moeite om de camping te vinden waar, zoals we hebben vernomen, meerdere overlanders verblijven. En al is de stad ordelijk ingedeeld in wijken, toch begrijpen we er niets van. Anderhalfuur rijden we rond door de buitenwijken van Islamabad. We doen hier en daar navraag maar zonder succes.
Dan geven we het op en zoeken we een goedkoop hotelletje in de moslimwijk. Na drie ranzige hotels met kamers vol schimmel gezien te hebben, vinden we eindelijk een kamer die relatief beslaapbaar is.
De volgende morgen checken we vroeg uit en rijden we naar de Chinese ambassade, waar onze visa klaar moeten liggen. Daar hangt een papiertje aan de deur: ambassade tot 7 oktober gesloten, vanwege een nationale vakantie. We balen, want dat betekent dat we minder tijd hebben in de Pakistaanse Himalaya op de KKH, oftewel de Karakoram Highway. We zullen dus een week langer in de omgeving moeten blijven.
Omdat we er niets aan kunnen veranderen maar ook geen week in Islamabad willen rondhangen, pakken we de kaart erbij om een alternatieve route te zoeken. We besluiten naar Peshawar in het oosten te rijden. Vanuit deze stad kun je gemakkelijk een dagtrip maken naar de beroemde Khyber Pass die Pakistan met Afghanistan verbindt. In de loop der eeuwen is er vanwege de strategische ligging vaak om deze pas gevochten. We besluiten geen minuut te verliezen en gaan meteen op pad.
Peshawar ligt tegen een van de ‘tribal areas’, de gebieden waar de stammen heersen, in het oosten van Pakistan. Hoe dichter we bij Peshawar komen, hoe minder vrouwen er op straat lopen. De paar vrouwen die we zien zijn stevig ingepakt en hebben zelfs gaasjes voor hun ogen.
Onderweg passeren we veel militaire colonnes. De hoeveelheid zwaarbewapende mannen doen ons denken aan Baluchistan in het zuiden van Pakistan. Gelukkig zwaait ook hier iedereen nog even enthousiast als we langsrijden.
In Peshawar gaan we op zoek naar de beroemde Khan Club, de plek waar buitenlanders elkaar ontmoeten. De kamers moeten er geweldig zijn. De club blijkt in het oude gedeelte van de stad te liggen. Als we door de drukke en chaotische straatjes rijden, worden we van alle kanten aangestaard door mannen van het type Bin Laden.
Wederom wordt het straatbeeld compleet bepaald door mannen met lange gewaden, lange baarden en tulbanden. We krijgen niet echt het gevoel dat we in een veilig gedeelte van de stad zitten. De doordringende blikken tegen de achtergrond van armoede geven ons een onbestemd gevoel waar we geen raad mee weten.
Eenmaal aangekomen bij de Khan Club geeft een beveiligingsbeambte ons een goedkeurend knikje en kunnen we de bus parkeren. We springen uit de bus, zetten hem voor de zekerheid op het alarm en gaan naar binnen. Daar krijgen we van een sombere eigenaar te horen dat de Khan Club gesloten is. Uitgerekend vandaag heeft hij de knoop doorgehakt om de tent te sluiten. Na 11 september en de oorlog in Afghanistan zijn er geen toeristen meer geweest. Het is financieel niet haalbaar meer. De man bevestigt onze intuïtie: de buurt is niet meer veilig en dat geldt voor het grootste deel van Peshawar. Overdag kunnen we prima de straat op, zegt hij, maar ‘s-avonds moeten we echt binnen blijven. En ik kan maar beter een sluier dragen. Dan gaat opeens het alarm van de bus af. Ik ren achter Michel aan naar buiten. Twee kleine jongetjes staan op de bumper en rennen weg als ze ons zien. Het valt mee maar toch voelen we ons hier niet prettig meer.
Net op het moment dat we weer naar binnen willen gaan, horen we een Nederlander praten. “Hé, een Nederlands nummerbord,” zegt de jongen die met zijn vriendin komt aanlopen. Ze stellen zich voor als Dennis en Vicky. Ze waren ook op zoek naar de Khan Club, niet om te slapen maar om er te eten. Zij blijken al een prima hotelletje gevonden te hebben en weten dat de bus er uit het zicht geparkeerd kan worden.
Gezamenlijk rijden we naar het hotel. Het ligt midden in het centrum en de parkeerplaats, die op een soort binnenplaats ligt, wordt vierentwintig uur per dag bewaakt. We zijn blij als we eindelijk binnen zijn. We gaan de straat niet meer op en blijven de hele avond veilig op het dakterras van het hotel. Het is er heerlijk en we nemen lekker de tijd om alle sterke reisverhalen te delen met Dennis en Vicky. Het is al laat als we uitgekletst op ons bed neerploffen.