23

Datum:

7 juli 2003, 8:10 uur

Locatie:

Istanbul, Turkije

ELLES

We zijn blij als we de volgende ochtend de smerige camping afrijden en letterlijk en figuurlijk weer adem kunnen halen. Naast vieze campings, paleizen en meatballs heeft Istanbul ook nog een andere bezienswaardigheid voor ons: ons eerste SOS-kinderdorp op deze reis. We hebben het adres, maar geen gedetailleerde kaart van Istanbul en omliggende gebieden. Stel je voor, je wilt op bezoek bij iemand in Nederland (in Istanbul leven net zoveel mensen) en je hebt alleen het adres Damstraat 12 in de wijk Lunetten. Daarbij spreek je geen Nederlands, begin je in Noord–Friesland en weet je niet dat Lunetten in Utrecht ligt. Kortom, een praktisch onmogelijke taak. Als we de straat gevonden menen te hebben, blijken we helemaal aan de verkeerde kant van Istanbul te zijn. Gelukkig zijn er veel behulpzame mensen in Istanbul en helpt iedereen ons een stukje verder. Als we uiteindelijk in de buurt komen, vragen we aan een kereltje die in een garage aan het werk is of hij het SOS-kinderdorp weet te vinden en of we in de goede richting rijden. Hij biedt aan om even mee te rijden om aan te wijzen waar we moeten zijn. Ik twijfel. We hebben afgesproken nooit lifters mee te nemen om te voorkomen dat ze zien hoeveel kostbare spullen we bij ons hebben. Maar aangezien we al ruim twee uur aan het zoeken zijn, het rijden ondertussen behoorlijk zat zijn en het mannetje er aardig uitziet, gaan we in op zijn aanbod. Het kan tenslotte niet ver meer zijn. Ik duik snel achterin zodat de jongen, die Mehmed heet, naast Michel kan zitten. We rijden de straat uit en komen op een soort rondweg. Mehmed zegt niet veel, maar gebaart vriendelijk wanneer we links- of rechtsaf moeten slaan. We rijden, rijden en rijden. We zijn al verschillende dorpjes door en hebben nog geen glimp opgevangen van SOS-Kinderdorpen. Na twintig minuten beginnen we ons toch ongemakkelijk te voelen. Zou Mehmed niets beters te doen hebben? Hij was aan het werk en hij moet het hele stuk ook weer terug. Het ziet er niet naar uit dat hij snel een lift terug zal vinden, we zien maar weinig andere auto’s, laat staan een bus. Hij weet toch wel waar het SOS-kinderdorp is, of zou hij maar wat gezegd hebben? We rijden van het ene stoffige achterbuurtje naar het andere. Dan worden we ingehaald door een donkerblauw busje. Het busje stopt voor ons. Er springt een jongen uit die naar onze bus rent. Mehmed opent zijn deur, de jongens praten wat en voor we het weten springt ook hij bij ons in de bus. Een tweede passagier, ook geen probleem. Taxicentrale Drivetheplanet brengt u naar uw bestemming. “Ik snap er niets meer van, Michel,” fluister ik. “Vertrouw jij het nog?” Maar nog voor Michel antwoord kan geven, krijgt hij een teken dat we de blauwe bus snel moeten volgen. “Hurry, hurry!” Mehmed geeft geen verdere uitleg. Zijn Engels is zeer beperkt. Ik snap er helemaal niets meer van. Hoe kan het nou dat die jongen uit het busje ineens met ons mee wil rijden, dat we het busje voor ons moeten volgen, terwijl niemand de chauffeur van het blauwe busje heeft uitgelegd dat we onderweg zijn naar het SOS-kinderdorp? Het zweet breekt me uit. In mijn hoofd schieten verschillende scenario’s voorbij.

Mehmed heeft niets in de gaten en blijft vriendelijk gebaren dat we de bus moeten volgen.

We rijden een volgende stoffige wijk in en worden aangestaard door de lokale bevolking. Mehmed gebaart dat we een klein weggetje moeten inslaan. Het weggetje loopt een zanderige heuvel op. Als ik op het punt ben aangekomen dat ik het niet meer verdraag en Michel wil vragen om te stoppen, wijst de tweede jongen naar een paar huizen in de verte. SOS-Children’s Villages, welcome! Het blauwe busje rijdt voor ons het terrein op en voor we het weten zijn we omringd door nieuwsgierige kinderen uit het dorp. Michel staat nog perplex te kijken als bij mij het kwartje valt. Ze hebben natuurlijk het logo op de bus herkend! Het busje zat vol met kinderen uit het dorp. Ze wisten dat we hiernaartoe moesten, want verder zullen ze hier maar weinig buitenlandse auto’s zien. We bedanken Mehmed die natuurlijk weer snel terugmoet naar zijn werk. Als we proberen uit te leggen dat we wel een taxi voor hem willen betalen, gebaart hij dat het wel goed komt en doet hij zijn duim omhoog om duidelijk te maken dat hij wel een lift terug zal vinden.

Where you come from?” horen we de kinderen vanuit een huis roepen. “From Holland!” roepen we en zwaaien even terug. Een van de kinderen neemt ons mee naar Ms. Sevim Tanik, de directrice van het dorp. Na een uitgebreide uitleg over de geschiedenis krijgen we een rondleiding door de jongens uit het busje en door een SOS-moeder uit het dorp. Zij vertelt ons iets meer over SOS-Kinderdorpen. Het zijn vooral weeskinderen die hier een nieuw thuis hebben gevonden. Ze wonen met acht tot tien andere weeskinderen in een huis waar een SOS-moeder, zoals zij, voor ze zorgt totdat ze groot genoeg zijn om op eigen benen te staan. Ze vertelt met grote trots en stralende ogen. Ze vraagt of we een kijkje willen nemen in een van de huizen van het dorp. De kinderen zijn net terug uit school en zitten samen met hun SOS-moeder aan tafel waar een grote pot thee in het midden staat. We spreken een van de oudste meisjes. Zij woont al bijna acht jaar in dit gezin. Ze was vier toen haar ouders bij een ongeluk om het leven kwamen. Ze loopt naar haar SOS-moeder om haar een kus op haar wang te geven. “She is very sweet,” zegt ze met een verlegen glimlach. Heel ontroerend. We lopen verder naar het tienerhuis waar de meisjes van zestien jaar en ouder met een leidster wonen en zich voorbereiden om op eigen benen te staan. De netjes ingerichte gezamenlijke woonkamer en keuken geven meteen een gevoel van thuis. We worden gastvrij onthaald en de meiden laten trots hun kamers zien. Ze nemen ons ook mee naar het sportveld. Daar zijn een paar jongens uit het dorp aan het voetballen. Terwijl ik alles met de filmcamera vastleg, speelt Michel een potje mee. Hij mag in het doel gaan staan als de jongens om en om een poging doen om te scoren. Nederlander zijn betekent helaas niet automatisch dat je kunt keepen als Hans van Breukelen. Hij krijgt de ene na de andere bal op zich afgevuurd en brengt er weinig van terecht. Het is laat in de namiddag als we vertrekken en de snelweg oprijden naar het zuiden van Turkije. We zijn stil en onder de indruk.

We rijden verder in de richting van Bursa. Zodra we de toeristische route verlaten, ontdekken we de echte Turkse gastvrijheid en behulpzaamheid. Het begint al bij een benzinestation. We willen de olie checken en besluiten te stoppen bij een Total-benzinestation. Aangezien we vlak daarvoor onze tank al hadden volgegooid rijden we langs de pompbediendes om iets verderop de bus te parkeren. We openen de motorklep en gaan aan de slag met de olie. Omdat er geen klanten zijn, staan er al snel twee nieuwsgierige pompbediendes over onze schouder mee te kijken.

“Waar gaan jullie naartoe?” vraagt een van hen in gebroken Duits.

“We zijn onderweg naar China. Maar eerst willen we alle mooie plekjes van Turkije zien!”

“O, China, dat is ver weg! Wil je dat we de bus wassen, voor niets?”

“Eh, ja, waarom niet?”

Voor we het weten zitten we met een kopje thee in de hand te kijken naar twee mannen die de auto aan het boenen zijn zoals alleen je buurman op zondagmorgen het kan. Binnen tien minuten hebben ze de bus van boven tot onder met hun bezems en flink wat schoonmaakmiddel volledig ingesopt. Alsof hun leven ervan afhangt gaan ze tekeer op het busje dat er met de minuut schoner uit komt te zien. Als we drie kopjes thee later in onze glimmende bus stappen en willen wegrijden krijgen we ook nog een doos tissues cadeau.

Twee uur later, na een geweldige rit door een prachtig berglandschap, gaan we op zoek naar eten. We rijden het eerste het beste dorpje binnen in de hoop een broodjeszaak te vinden. Als we de hoofdstraat in rijden lijkt het alsof het hele dorpje stilvalt. Iedereen stopt met zijn bezigheden om dat vreemde busje eens goed te bekijken. Het lijkt wel of we de eerste toeristen zijn die ooit in het dorp zijn gestopt. “Kebab?” vraag ik, terwijl ik met mijn hand over mijn buik wrijf om duidelijk te maken dat we op zoek zijn naar eten. Iets verderop blijkt een klein zaakje te zijn. We parkeren de auto met hulp van twee jongens die zijn aangesneld en lopen naar binnen. Het zaakje bestaat uit een grote, hoge toonbank met drie krukjes ervoor en een enorme bakplaat erachter. Op de menukaart staan welgeteld drie gerechten, die inderdaad kebab als basisingrediënt hebben: kebab met brood, kebab met sla en kebab met friet, gokken we. Links van ons staan ondertussen al vijf dorpelingen met hun neus tegen het raam gedrukt. Zij hebben plaatsen op de eerste rij bemachtigd om te kunnen zien hoe wij zo dadelijk ons broodje kebab zullen wegwerken. Zodra de eigenaar het vlees op de bakplaat heeft gelegd, gebaart hij dat hij even weg moet, maar dat hij zo terug is. Hij rent naar buiten en komt iets later binnen met een jongen. De enige in het dorp die Engels spreekt, zo blijkt. Aan hem de eer om uit te zoeken wat die twee buitenlanders in dat gekke busje precies komen doen.

Onder toeziend oog van steeds meer mensen geven we antwoord op alle vragen. Ondertussen proberen we zo professioneel mogelijk (zonder al te veel te knoeien) ons broodje op te eten. Er blijken jaarlijks hooguit vijf toeristen in dit dorpje te komen, dus we begrijpen waarom we zo’n bezienswaardigheid zijn.

Als we klaar zijn met eten en willen gaan, vraagt de jongen of we nog heel even tijd hebben. De burgemeester is namelijk onderweg. Hij wil ons graag de hand schudden. “De burgemeester,” zeggen we lachend tegen elkaar. En jawel, nog geen minuut later komt er een oudere man binnen. De jongen die alle vragen had gesteld, vertelt hem razendsnel wat wij hier doen en waar we naartoe gaan, als we een vriendelijke handdruk krijgen. Hij is vereerd ons hier in zijn dorp te ontvangen, vertaalt de jongen en hij is vereerd dat hij ons persoonlijk welkom heeft mogen heten. Iedereen applaudisseert. Als we willen betalen wordt dat geweigerd. We zijn te gast in hun dorp en gasten betalen niet. Na bijna iedereen persoonlijk een handje gegeven te hebben rijden we weg, uitgezwaaid door het halve dorp.