22
Datum:
5 juli 2003, 9:10 uur
Locatie:
Camping vlak bij Istanbul, Turkije
MICHEL
“Gatver, Michel, heb jij soms in de poep gestaan?” vraagt Elles als ik de bus in stap nadat ik wat Turks brood in een winkeltje heb gehaald.
“Nee, niet dat ik weet,” antwoord ik en kijk ondertussen toch onder mijn zolen om te zien of de stank daar niet vandaan komt. “Maar nu je het zegt, ik vond het buiten ook al zo typisch ruiken.” We doen de deur wat verder open om uit te vinden waar de stank vandaan komt. “Volgens mij is het de zee die zo stinkt,” zegt Elles. “Ik geloof dat ik de hele nacht zo’n weeë lucht heb geroken. Beter gezegd, ik proef het bijna.”
Als we richting zee lopen, wordt de stank nog erger. We hebben het vermoeden dat alle rioleringen van deze miljoenenstad naast de camping in de zee uitkomen. We weten niet hoe snel we weg moeten komen en lopen naar de halte van de stadsbus om het centrum in te gaan. Binnen tien minuten komt er een overvolle bus voorrijden. We stappen toch maar in, omdat we graag zo snel mogelijk het centrum willen verkennen. We persen ons door de drukte heen zodat we achter in de bus kunnen staan. Een jongetje van een jaar of zestien loopt achter ons aan. Vanuit zijn ooghoeken houdt hij ons goed in de gaten. Ik vertrouw het niet en sta meteen op scherp. Elles heeft het ook gezien en geeft me in gebarentaal een seintje dat ik op mijn spullen moet letten. Het zou wel heel ellendig zijn om op onze eerste dag in Istanbul al onze belangrijke spullen kwijt te raken. De jongen blijft ons aanstaren en stapje voor stapje komt hij onze kant op. Ik voel mijn buidel branden op mijn buik. Daar zal hij niet bij kunnen, want die zit ver onder mijn broek verstopt. Alle belangrijke reisdocumenten en wat geld zijn daar veilig opgeborgen. De rugzak zit goed dicht en Elles is binnen handbereik dus wat dat betreft kan er ook niet veel misgaan. Toch is het raar dat de jongen ons zo in de gaten houdt en steeds dichterbij schuifelt. Ik kijk de jongen recht in zijn ogen en probeer een blik op te zetten van wat mot je?
“Hallo, komen jullie uit Nederland?” zegt de jongen opeens verlegen met zwaar Tukkers accent.
“Ja, dat klopt,” antwoorden we een beetje wantrouwig.
“Hé, wat leuk, ik kom uit het oosten van Nederland en ben nu op vakantie bij mijn familie in Istanbul.”
De jongen begint te stralen en vertelt ons over alle mooie dingen in de stad. Hij is trots om weer in zijn vaderland te zijn. In korte tijd vertelt hij van alles over de highlights van Istanbul. Net voor hij uitstapt, fluistert hij ons nog snel iets toe. “Pas op voor zakkenrollers in deze bus. Je weet maar nooit. En een prettige vakantie!”
We voelen ons een beetje betrapt omdat wij juist hem niet vertrouwden, maar dat zal wel horen bij de eerste dag in een nieuw land.
Na een half uur in de bus komen we aan in het centrum. Nog steeds hebben we de schitterende skyline niet gezien, maar we zijn wel aangekomen bij de prachtig mooie blauwe moskee in het hartje van Istanbul, in de wijk Sultanamet. De hoofdingang is niet voor toeristen bestemd, dus worden we achterom gestuurd naar een kleine ingang voor buitenlanders. We moeten onze schoenen in een zak doen, Elles moet een doek om haar haar doen en haar schouders en knieën bedekken. We lopen de moskee in en vallen allebei even stil. Niet alleen uit respect voor de gelovigen, maar ook vanwege de prachtige architectuur van de moskee. Al is het interieur kaal, toch is het imposant. We gaan even zitten op het dikke tapijt en snuiven de cultuur op. De stroom toeristen is groot, maar toch is dit nog steeds een moskee waar dagelijks door de lokale bevolking gebeden wordt.
Als we de moskee uit lopen worden we besprongen door verkopers die ons allerlei rotzooi proberen aan te smeren. Ik probeer ze af te schudden door te reageren als een malloot die net ontsnapt is uit een inrichting. Het helpt redelijk want het merendeel van de mannen weet zich er geen raad mee en druipt af. Een aardig uitziend kereltje houdt vol en probeert ons te overtuigen om een houten fluitje van hem te kopen. Nadat we hebben afgedongen tot een omgerekende prijs van vijfenzeventig eurocent, kan Elles het niet laten om een fluitje voor thuis mee te nemen. Normaal ben ik erop tegen om dingen te kopen bij toeristische plekken, maar vijfenzeventig eurocent voor een houten fluit is wel heel goedkoop. Ik probeer Elles er nog wel van te overtuigen dat het kopen van spullen op dit soort plekken de agressiviteit van de verkopers alleen maar verergert. Maar de fluit werkt even hypnotiserend op mij als op een slang in een mand, en voor ik het weet zijn we de gelukkige eigenaren van een originele Turkse handgemaakte fluit.
We lopen door naar de bazaar. Die moet een belevenis op zich zijn en aangezien we nog niets hebben gegeten, gokken we erop dat je er ook wat kunt eten. Als we naar binnen lopen krijgen we even het gevoel dat we terug in de tijd stappen. Onder de oude stenen bogen van een soort gangenstelsel zijn allemaal kleine winkeltjes te vinden. Er is een stroomstoring, dus het enige licht in de bazaar komt van het late zonlicht dat door de ronde gaten in het plafond als dikke stralen om de paar meter een stukje van de bazaar verlichten. De handelaren laten zich niet door de stroomstoring van de wijs brengen en proberen met wat extra kaarslicht hun waar goed onder de aandacht van de passanten te brengen. Er lopen veel toeristen rond, maar desondanks zien we dat de Turken de bazaar zelf ook bezoeken om inkopen te doen. We stoppen even bij een shopje waar burka’s worden verkocht. Dat is een traditioneel gewaad voor moslimvrouwen, dat het hele lichaam op de ogen na bedekt. De verkoper ziet meteen zijn kans en wikkelt er één om Elles heen.
“Staatje leuk, schatje, erg sexy. Misschien wel handig voor in Iran!”
“Iran, moet ik daar echt alles bedekken?” vraagt Elles verschrikt. “Een hoofddoekje en volledig bedekkende kleding zijn toch genoeg? Ik hoef toch niet zo’n enorm gewaad met een gaasje voor mijn ogen aan?”
We moeten er wel hard om lachen en de verkoper doet enthousiast mee, al denk ik niet dat hij door heeft waar de grap over gaat. Gelukkig ziet hij wel dat we geen serieuze kopers zijn. We lopen verder en passeren een winkeltje waar waterpijpen worden verkocht. In Nederland worden ze al snel geassocieerd met het roken van hasj. Maar in oosterse landen is het roken van allerlei verschillende soorten tabak met de waterpijp een onderdeel van het dagelijks leven. De eigenaar van de winkel geeft ons uitleg over de pijpen en de verschillende soorten tabak. We vertellen de man dat we met een busje onderweg zijn naar China, waardoor we helaas geen exemplaar kunnen meenemen. Dat maakt de man niets uit. Kopen hoeft niet, genieten is het belangrijkste. We mogen het gewoon proberen dus voor we het weten zitten we aan de waterpijp en genieten we van een kopje thee. Ook al zijn we geen rokers, we begrijpen waarom dit ritueel zo populair is. De smaak is zacht en zoetig. Maar nog belangrijker: het is een bijzonder sociaal ritueel om gezamenlijk de rust te nemen om gezellig een waterpijpje te roken. We kijken naar de voorbijwandelende Turken.
Als we na een half uurtje besluiten weg te gaan, vrezen we dat de man ons de pijp toch wil aansmeren. Maar niets blijkt minder waar. De man wenst ons een voorspoedige reis en verdwijnt in zijn winkeltje. Wij lopen door en gaan op zoek naar een eettentje. We zijn erg te spreken over de houding van de Turken. We hadden verwacht dat we overal hard zouden moeten afdingen om op een bedrag uit te komen dat in de buurt komt van het lokale tarief en dat we overal op onze hoede zouden moeten zijn. Maar niets blijkt minder waar. We bestellen een broodje en een colaatje en kijken nog wat verder.
Als we ‘s-avonds bij de camping aankomen is de lucht nog steeds niet te harden. Ik probeer in een laatste verwoede poging de camper op te frissen door met mijn deodorant in het rond te spuiten. De lucht blijft. Het is zelfs zo erg dat we het kunnen proeven. We worden er niet blij van maar zien geen andere mogelijkheid om goedkoop en veilig te overnachten. De bus in het centrum parkeren lijkt geen alternatief, dus blijven we maar op de camping.
De volgende dagen slenteren we door de binnenstad van Istanbul, op zoek naar de beroemde skyline. Die is pas goed te zien vanaf de overkant van de Bosporus, het kanaal dat tussen de Zwarte Zee en de zee Marmara ligt, of vanuit de moderne wijk Beyoglu waar we de middag doorbrengen. We nemen plaats op een bankje om van het uitzicht te genieten. Na een halfuurtje slaan we de Lonely Planet open om te kijken welke highlights er nog zijn voor deze laatste dag in Istanbul. “O nee, we zijn helemaal vergeten om naar het Topkapi-paleis te gaan!” Een van de hoogtepunten van Istanbul, te vergelijken met de Eiffeltoren van Parijs. “Dat kunnen we toch niet overslaan.” Vanuit dit paleis werd het Ottomaanse rijk door verschillende Sultans geregeerd. Mehmet de Veroveraar, bouwde het in 1453. Mahmut de Tweede (1808-1839) was de laatste uit de rij Sultans die er woonde.
Als we na twee keer verkeerd lopen om half vier eindelijk aankomen bij de ingang, zien we dat het paleis om half vijf sluit en dat de mooiste ruimte, de Harem, om vier uur dichtgaat. We twijfelen. Zou een uurtje toeristische bevrediging het entreekaartje kopen waard zijn? Een dag langer in Istanbul blijven, dus nog een nacht op die vieze ongezellige camping, willen we niet. Dus nemen we snel plaats in de rij om nog een kaartje te bemachtigen. Dan valt mij een bordje op, waarop staat dat journalisten gratis naar binnen mogen. Elles ziet het ook en haalt meteen de grote camera van SBS6 te voorschijn. Bij het loket laat ze haar verlopen ov-jaarkaart zien (alsof het een perskaart is, want alles staat er tenslotte in het Nederlands op) en ze vertelt de vrouw dat ze van SBS6 Television is en bezig is met een documentaire over de cultuurschatten van istanbul. Kijk, dat wil je als cultuurschatbezitter natuurlijk niet tegenwerken. Daarnaast zullen haar blauwe ogen vast ook hebben geholpen want binnen twee minuten zijn we twee vrijkaartjes rijker. We rennen naar binnen om het laatste uurtje zo optimaal mogelijk te gebruiken. We beginnen bij de Harem in de hoop dat we er nog naar binnen kunnen. Daar aangekomen, zien we dat de bewaker net bezig is met het sluiten van zijn hokje. Deze keer grijp ik naar mijn verlopen ov-jaarkaart, in de hoop dat de truc wederom werkt. De man kijkt wat argwanend en bestudeert de kaart zorgvuldig. “No, no, tomorrow we are open again. Not today.” In één zwaai weet ik de camera uit mijn tas te toveren en vraag de man of het echt niet mogelijk is. “Very important television, about this treasure of Turkey. Please, can we go?” Gelukkig is de man overrompeld door de apparatuur. Hij kijkt ons nog even twijfelend aan maar opent uiteindelijk toch de deur. We rennen naar binnen voordat hij zich bedenkt en sluiten ons iets verder aan bij de laatste rondleiding die nog bezig is. Het blijkt alle inspanningen waard te zijn geweest. De ene prachtig versierde ruimte volgt op de andere. De gids heeft genoeg leuke verhalen. Zo blijkt de sultan, die hier met zijn harem woonde, honderdtwaalf kinderen te hebben gehad. Zou hij al zijn kinderen bij naam hebben gekend?
Nadat het toertje is afgelopen snellen we naar de volgende ruimte, de Heilige Schatkamers. De ruimtes liggen vol met waardevolle en heilige spullen. Zo is er een setje haren van de profeet Mohammed, een voetafdruk van dezelfde profeet (maat 49, hoe groot moet hij wel niet zijn geweest?), en zijn mantel (ook al zo enorm). En er is een wandelstok van Mozes te vinden. Als laatste kijken we naar de collectie diamanten in de kluis. Hier ligt ‘s werelds op vijf na grootste diamant, die volgens de verhalen gevonden zou zijn op een vuilnisbelt en door een sufferd verkocht is aan een handelaar voor drie theelepels.
Na het korte maar intensieve bezoek aan het Topkapi gaan we de beroemde Sultanahmet’s meatballs proeven in de wijk Sultanahmet. De beroemde gehaktballetjes moeten de crème de la crème zijn van de kebabjes. En ja hoor, de zaak is enorm druk. Gelukkig weten we een klein tafeltje te bemachtigen tussen de stadsbewoners en een paar toeristen die net als wij op zoek zijn naar de bijzondere dingen van Istanbul. De bediening rent van links naar rechts en ook in de open keuken wordt er erg hard gewerkt. Helaas doet een blik in de keuken ons het ergste vermoeden. De keuringsdienst van waren zou hier zijn hart kunnen ophalen, laat staan de Smaakpolitie! Maar omdat dit kleine tentje de beroemdste meatballs maakt, zal het allemaal wel goed komen. Mijn bange vermoedens worden helaas bevestigd als ik de kok uitgebreid in zijn neus zie peuteren waarna hij verder gaat met het draaien van gehaktballetjes. Ik probeer het beeld van slijmerige balletjes te blokkeren. Het lukt me niet. Mijn maag draait zich een paar keer om. Als we uiteindelijk de gehaktballetjes geserveerd krijgen, is mijn trek verdwenen. Ik hou het koksvoorval maar voor me om de eetlust van Elles niet te bederven en concentreer me op het Turkse brood dat we ook geserveerd hebben gekregen. Nu maar hopen dat we geen last krijgen van de wraak van de sultan, zoals ze maagkrampen hier noemen.