94
Conti liep naar de trap en klom omhoog. De houten treden kraakten onder zijn gewicht, maar in de zitkamer was zijn zoon op Debussy aangevallen en mevrouw Baratti had het veel te druk met hem om ergens anders op te letten.
Hij kwam op de overloop en wierp een snelle blik op de hal. Als Cora in de tussentijd zou terugkomen, zou hij zeggen dat hij het toilet zocht. En als ze hem niet geloofde, nou ja, dat was dan jammer. Dat risico moest hij maar nemen. De gang was bedekt met een lange loper die behoorlijk versleten was. De kamer rechts achteraan was van Luisa. Bij de huiszoeking van enkele dagen geleden hadden ze die binnenstebuiten gekeerd zonder iets van belang te vinden. Het was een grote kamer met een monumentaal tweepersoonsbed en een kast van ingelegd notenhout. Onder het bed lag een Perzisch tapijt en in een hoek stonden twee witte leunstoelen en een kleine televisie op een marmeren zuil. De twee ramen waren de laatste aan de zuidkant van de voorgevel. Bij het openen van de deur zag Conti dat alles nog zo’n beetje hetzelfde was als hij zich herinnerde, behalve dat de televisie er nu niet meer stond. Misschien was hij kapot, dacht hij, terwijl hij om de lege zuil heen liep, of misschien had Cora hem weggehaald om te voorkomen dat haar moeder de talloze uitzendingen over haar kleindochter Letizia zou volgen.
Op het nachtkastje vond hij een doosje slaappillen, een stel oordopjes en een kleine rococowekker met goudkleurige pootjes. Die gaf aan dat het vijf voor halfacht was. Hij moest opschieten; Cora kon elk moment thuiskomen en dan zou zijn illegale expeditie mislukken.
Hij verliet Luisa’s kamer en liep naar die van Cora, de laatste deur aan de uiterste andere kant van de gang. Toen hij langs de trap liep, hoorde hij beneden de piano en mevrouw Baratti’s stem, die iets tegen Matteo zei.
De kamer was donker en hij moest het licht aandoen. Hij bleef even op de drempel staan en liet zijn blik rondgaan: een ladekast, een smeedijzeren bed en een nachtkastje. Terwijl hij een paar stappen naar binnen deed, rook hij een vreemde geur. Op de ladekast stond een porseleinen vaas met fresia’s. De bloemen zagen er niet meer al te vers uit, en toen Conti ernaartoe liep, dacht hij dat die onbestemde geur afkomstig was van het stilstaande water dat misschien niet ververst was.
Naast de ladekast was een ingebouwde boekenkast met redelijk wat boeken, waarvan de titels echter niet bijster interessant waren. Voornamelijk romannetjes, die eerder geschikt leken voor een onvolwassen puber dan voor een vrouw van Cora’s leeftijd. Op een van de planken stond de radio van wortelnotenhout. Conti draaide aan de aan- en uitknop, maar er kwam geen geluid uit. Het duurde even voor hij constateerde dat het snoertje aan de achterkant stuk was en dat er geen stekker aan zat. Wie weet hoe lang dat apparaat al buiten gebruik was.
Conti ging met zijn rug naar de boekenplank staan en keek naar het bed. De geborduurde sprei was volmaakt gladgestreken en op het nachtkastje stond een wekker die identiek was aan die van Luisa. Alleen gaf deze aan dat het halfzeven was. Een uur vroeger dan het in werkelijkheid was.
Fronsend nam Conti deze informatie in zich op. Daarna liep hij naar het raam en zette het open. Het was het laatste raam in de gevel, precies de plek waar volgens Elide Manin de muziek vandaan kwam die ze had gehoord voordat ze Cecilia’s lichaam had gevonden. Maar dat was onmogelijk, dacht Conti, die het raam weer dichtdeed en somber naar de ruimte om hem heen keek. Er stond in deze kamer nergens een piano en dat zou ook niet kunnen, want daar was geen plaats voor. En de radio deed het niet.
Elide Manin vergiste zich, of ze loog.