61
De intercity uit Milaan had vijftien minuten vertraging. Cora, die in de stationshal voor het bord met de aankomsttijden stond, keek op haar horloge en zette enkele onzekere passen in de richting van de roltrap naar de perrons. Toen bedacht ze zich en ging de bar binnen, waar ze een espresso en een roomcroissant bestelde. Daarna ging ze met de lift naar perron zes en zeven.
Het weer was zacht en de zon scheen op de bielzen van de rails, die zilverachtig glinsterden. Cora ging op een stenen bankje zitten en keek naar het noorden. Iets verderop, verscholen in de menigte die op de trein wachtte, stond een man naar haar te kijken.
Hij droeg een pet en een zonnebril die vrijwel zijn hele gezicht bedekten, en bleef op afstand om niet gezien te worden.
Door de luidspreker kondigde een monotone vrouwenstem de komst van de intercity aan, en meteen werden de verkeerslichten die op de perrons hingen groen. De mensen pakten hun bagage en gingen achter de veiligheidslijnen staan, terwijl de trein in volle vaart aan kwam rijden en piepend tot stilstand kwam. Cora stond op en las het getal op het treinstel voor haar, waarna ze zich naar de volgende wagon haastte.
Op dat moment gingen de deuren open. Op het perron had zich een wanordelijk kluitje gevormd van mensen die vertrokken en die het uitstappen van de zojuist gearriveerde reizigers bemoeilijkten. In haar gele jas probeerde Letizia Baratti zich met haar koffer in de hand een weg te banen door met luide stem te vragen of ze erlangs mocht. Niemand leek haar te horen en niemand ging voor haar opzij.
Het meisje tilde haar koffer hoog op en zette haar voet op de eerste tree. Iemand wrong zich tussen haar en de deur van de trein en gaf haar een duw, waardoor ze bijna viel. Haar koffer glipte uit haar hand en kwam op het perron terecht.
‘Hé!’ protesteerde Letizia, terwijl ze eindelijk op de grond stond. Ze draaide zich met vlammende ogen om naar degene die haar zo onbeschoft opzij had gestompt, klaar om hem de huid vol te schelden. Maar wie het ook was geweest, hij was verdwenen.
Boos raapte ze haar koffer op en zag haar tante vlug aan komen lopen.
‘Hoe was je reis?’ vroeg Cora, die haar koffer van haar overnam.
‘Een beetje saai, zoals altijd. Ik heb de hele tijd zitten lezen.’
‘En thuis?’
‘Het gaat goed met mama. Ze heeft zich ingeschreven voor een cursus Latijns-Amerikaanse dans, gaat vaak naar de bioscoop en verder gaat ze vaak kaarten met vriendinnen.’
‘O.’ Haar schoonzus was tien jaar ouder dan zij, maar Cora, die haar al in geen tijden meer had gezien, wist zeker dat ze door haar uitgesproken voorkeur om van het leven te genieten net zo in vorm was als een pubermeisje.
‘En jullie?’ vroeg het meisje, terwijl ze samen met haar tante naar het parkeerterrein liep. ‘Hoe gaat het met oma?’
Cora haalde de autosleutels tevoorschijn. De bumper was nog steeds beschadigd en het rechterachterlicht bungelde er half aan, maar de kofferbak ging zonder problemen open. Ze legde Letizia’s koffer erin, ging achter het stuur zitten en startte de motor.
‘Ik vroeg naar oma,’ zei haar nichtje nogmaals, terwijl ze keek hoe haar tante achteruitreed om de parkeerplaats af te gaan. ‘Hoe gaat het met haar?’
‘Hetzelfde als toen je vertrok.’
‘Zit ze nog steeds naast de piano zonder met iemand te praten?’
‘Min of meer.’
‘Heb je iemand gebeld? Een dokter?’
Cora zuchtte en haalde machteloos haar schouders op. ‘Dat mocht niet van haar.’
‘Verder nog nieuws?’
Haar tante maakte een bruuske manoeuvre om een scooter te ontwijken die ineens midden op de weg opdook. ‘Ik heb mijn auto nog niet opgehaald, dus heb ik die van jou nog niet naar de garage kunnen brengen. Ik heb de verzekering van die vent die tegen ons aan is gebotst gebeld, maar...’
‘Dat soort nieuws bedoelde ik niet, tante,’ interrumpeerde Letizia bars.
Cora sloeg rechts af de kustweg op. Ze drukte het gaspedaal in en hield haar blik strak op de weg gericht. ‘Een paar dagen geleden was de politie er weer,’ zei ze uitdrukkingsloos.
‘Alweer?’ sputterde het meisje. ‘Wat wilden ze nu weer?’
‘Informatie over de jongen, neem ik aan. Ik heb ze niet met mama laten praten. In haar toestand...’
‘Inderdaad. Goed gedaan.’
‘Trouwens, ze vroegen naar jou.’
Vanuit haar ooghoek zag Cora haar nichtje opschrikken. ‘Naar mij?’
‘Ik zei dat je naar het huis van je moeder was vertrokken.’
Letizia klonk zenuwachtig. ‘Wat wilden ze?’
‘Dat snapte ik niet. Ik neem aan dat ze wilden weten of je iets nuttigs kon vertellen over Francesco Maggi. Hij kwam tenslotte bij ons over de vloer. Voor hen is het routine. Ik heb gezegd dat je hem niet eens kende.’
‘Maar dat wisten ze al,’ zei het meisje met een zucht. ‘Dat hadden ze al gevraagd.’
Cora keek haar nieuwsgierig aan. ‘Wanneer?’
‘Toen die jongen verdwenen was en we nog niet wisten dat hij vermoord was. Die commissaris kwam bij ons thuis om met oma te praten. Jij was ook thuis...’
‘Ik heb helemaal niets gemerkt.’
‘Je was aan het lesgeven. En daarna ben je denk ik naar boven gegaan, terwijl hij met mij in de keuken zat. We hebben lang zitten kletsen. Ik dacht dat de kous daarmee af was.’
‘Aha.’
‘Ik vraag me af wat ze verder nog van me willen,’ mompelde het meisje.
‘Ach, je kunt ze altijd bellen zodra we thuis zijn,’ zei Cora op luchtige toon. Maar het ontging Letizia niet dat haar tante haar een bezorgde blik toewierp, waarna ze weer naar de weg keek.
Terwijl de auto de kustweg verliet om op de parallelweg naar de villa te komen, stopte de intercity op het volgende station, veertig kilometer zuidelijker. Er stapten drie passagiers uit, van wie er één een legergroen jack, een gebleekte spijkerbroek en een petje droeg.
Hij liep snel door de voetgangerstunnel en kwam even later naar buiten op een plein vol bussen en dubbel geparkeerde auto’s. Een daarvan kwam naast hem rijden en iemand deed het achterportier open om hem in te laten stappen. Toen reed de auto langzaam weg.
‘Gelukt,’ zei de man die net was ingestapt tegen de twee mannen die voor hem zaten. ‘Ik moest haar een duwtje geven, zodat ze alleen mijn elleboog in haar zij voelde en verder niets.’
‘Heel goed,’ zei Conti, die zich op het rijden concentreerde. Rocci, die naast hem zat, draaide zich om en stak zijn hand uit. Forgione grabbelde in zijn zak en haalde er een doorzichtig plastic zakje uit, dat hij met een theatraal gebaar in Rocci’s geopende hand legde. In het zakje zat een lange, koperkleurige haar.
‘Weet je dat die pet je goed staat?’ zei Conti, die hem via zijn achteruitkijkspiegeltje aankeek.
‘Dat is waar,’ beaamde Rocci, die in een opperbest humeur was. ‘Hij bedekt je kale plek...’
Forgione keek uit het raampje en barstte voor het eerst in dagen in lachen uit.