41
Buiten op de binnenplaats stond Conti met zijn rug tegen de muur te roken. Hij was naar buiten gegaan om een luchtje te scheppen en zich wat te ontspannen, maar in plaats daarvan inhaleerde hij een lading nicotine en slechte gedachten. Aan de andere kant van de omheiningsmuur stonden de bomen bewegingloos langs de kant van de weg; een teken dat de harde wind was gaan liggen en het noodweer had weggeblazen. Een lichtflits in de verte, richting zee, maakte hem duidelijk dat het onweer ten zuiden van hem was losgebarsten, ergens langs de kust.
De avondlucht was rustig en op de binnenplaats waren de enige sporen van het voorbije gevaar de afgerukte bladeren van de takken van de oude iep, en de aarde die op de smalle stoep langs het gebouw terecht was gekomen.
Lorenzi was kort daarvoor aangekomen, met de militaire tred die hij zich had aangemeten toen hij was bevorderd in rang. ‘Ik handel dit wel af...’ had hij met zware stem gezegd, waarna hij triomfantelijk zijn entree had gemaakt in de kamer waar Gravini al zeker drie uur zat. Jammer genoeg was de advocaat van de zwerver er ook al, en die zat met een demonisch lachje op hem te wachten naast zijn cliënt, die hij de instructies van het huis al had gegeven, namelijk dat hij over alles zou zwijgen.
Conti grijnsde boosaardig toen hij aan Lorenzi’s gezicht dacht. Gravini zou zijn mond niet meer opendoen, en het beetje wat hij had gezegd zou volkomen nutteloos zijn.
Dat pakje sigaretten met zijn vingerafdrukken onder het lichaam van het meisje? Puur toeval. Trouwens, de man had zonder problemen toegegeven dat hij zo nu en dan de nacht had doorgebracht op de verlaten bouwplaats daar vlakbij. Dat hij vaak in dat gedeelte van het naaldbos rondhing was ook bekend. Dus kon niet worden uitgesloten dat het lege pakje al veel eerder was weggegooid en door de wind tot onder die boom was meegevoerd. Zijn aanwezigheid in het winkelcentrum op de middag dat de jongen was vermoord, deed nauwelijks ter zake. Hoeveel mensen liepen er daar wel niet? Dagelijks duizenden, die allemaal evenveel kans liepen als Gravini om te worden beschuldigd van een moord die ze niet gepleegd hadden. De scheermesjes van de dag daarna? Stelde niets voor. Wilden ze hem soms beschuldigen van diefstal? Doe maar, hoor, dat wordt lachen. De man had immers niets bij zich toen ze hem arresteerden, toch? Nou dan. Wilden ze soms beweren dat hij zich met die scheermesjes in een van de toiletten van het winkelcentrum had geschoren en de rest van het pakje in de vuilnisbak had gegooid? Eén blik op het gezicht van de man was voldoende om te zien dat hij zich al minstens een week niet had geschoren. Trouwens, de moord was de dag daarvoor gepleegd, toen Gravini bier en een blik soep had gekocht.
Heb je ooit een moordenaar gezien die boodschappen gaat doen nadat hij iemand gedood heeft? Of die zo stom is zich aan de verkoopsters te laten zien door de spullen aan de kassa te betalen?
Stuk voor stuk zinnige protesten, die de advocaat zou opwerpen met de verveelde houding van iemand die wel voor hetere vuren heeft gestaan. Maar Lorenzi zou hemel en aarde bewegen om de officier van justitie zover te krijgen dat die de onderzoeksrechter zou vragen de arrestatie geldig te verklaren, en misschien zou een onderzoeksrechter dat onder druk ook wel doen, al was het alleen maar om niet de verantwoordelijkheid op zich te hoeven nemen van het vrijlaten van een verdachte die van het ene moment op het andere van de radar zou kunnen verdwijnen.
Maar daar hield de glorieuze mars van de onverschrokken commandant Lorenzi op. Tenzij er een onverwachte, zeer onwaarschijnlijke bekentenis zou komen, was Conti er zeker van dat het kasteel van beschuldigingen ten aanzien van die mafkees van ellende zou instorten voordat het tot een dergelijk proces zou komen. Al stond het buiten kijf dat Gravini alle kenmerken van een zondebok vertoonde. Al eerder veroordeeld, geen vaste verblijfplaats, verdacht van pedofilie. Afschuwelijk genoeg om de woede van de publieke opinie te wekken. En Lorenzi was cynisch genoeg om dat bot voor de honden te werpen, met als enige doel de aandacht af te leiden om in elk geval tijdelijk zelf buiten schot te blijven.
Conti trapte zijn peuk uit en bedacht dat dit het moment was om Matteo te bellen en hem welterusten te wensen. Toen pas zag hij dat zijn telefoon nog steeds uit stond. Hij zette hem aan en de display lichtte op en gaf de gemiste oproepen van die dag weer: twee van Forgione en een van Artusi, allemaal op het tijdstip waarop ze Gravini hadden gearresteerd.
Maar er was er nog een geweest, afkomstig van Clara’s huis, om kwart over negen die ochtend. Conti maakte zich ongerust. Misschien was Matteo op school wel ziek geworden nadat hij hem had afgezet. Misschien had hij tijdens gym wel een ongelukje gehad. De gymles was aan het begin van de ochtend, als hij het zich goed herinnerde. Hij toetste het nummer in en merkte dat zijn handen trilden.
‘Clara?’
‘Ja.’
‘Mijn telefoon heeft de hele dag uit gestaan en ik zie nu pas dat je me vanochtend gebeld hebt. Is er iets met Matteo gebeurd? Op school?’
‘Nee, nee...’
Conti slaakte een zucht van verlichting. ‘Waarom heb je...’
Clara zweeg, maar de stilte werd opgevuld door de schelle, drukke stemmetjes van een tekenfilm op de tv, die vlak bij haar op vol volume stond. ‘Wacht even.’
Hij hoorde een deur dichtgaan, waarna het rumoer verstomde. Clara sprak door de telefoon. Haar stem klonk zacht en was niet veel meer dan een fluistering. ‘Ik heb in de krant gelezen wat er gebeurd is; die jongen die gisteren vermoord is...’
‘Ja.’
‘En dat meisje dat pasgeleden gedood is.’
‘Ja.’ Conti vroeg zich af waar zijn ex naartoe wilde.
‘En nu hoor ik dat het allebei leerlingen waren van mevrouw Baratti. Is dat zo?’
‘Ja, dat klopt. Hoezo?’
‘Er is iets wat je moet weten.’
‘Vertel.’
‘Matteo heeft daar pianoles.’ Clara fluisterde nog steeds. Ze wilde duidelijk niet dat het kind haar hoorde. ‘Hij heeft les van Cora Baratti, de dochter van mevrouw Luisa.’
Conti glimlachte inwendig. ‘Dat wist ik al, maar toch bedankt.’
‘Wist je dat al?’ Ze klonk verrast.
‘Matteo heeft het me zelf verteld. Hij is blijkbaar heel tevreden over hoe het gaat met pianospelen.’
‘Ja, maar...’
‘Is er een probleem? Ik weet dat ze de lessen hebben afgebeld, maar dat is tijdelijk. Ze beginnen gauw weer.’
‘Dat is nu juist het probleem.’
‘Waarom?’
‘Ik wil liever niet dat Matteo er nog naartoe gaat. Voorlopig, tenminste.’
Conti duwde zichzelf bij de muur vandaan en liep met gefronst voorhoofd een paar passen de binnenplaats op. ‘Sorry, maar waarom niet?’
‘Nou...’ zei ze weifelend en onzeker. ‘Ik ben bang. Als er iemand rondloopt die het heeft voorzien op de leerlingen van de Baratti’s...’
Conti dacht aan Cora Baratti in haar comfortabele groene kamer met de fauteuils, de oude, houten piano en de rest. Hij dacht aan het meisje met de vlechten en de overgooier die de deur voor hem open had gedaan, en het kleine jongetje op de pianokruk, met het zwakke vingertje, dat niet met zijn voeten bij de grond kon.
‘De kinderen hebben niets met deze zaak te maken,’ antwoordde hij peinzend. ‘Trouwens, we hebben net een verdachte aangehouden. Het kan best zijn dat het nu afgelopen is.’
‘Echt?’
‘Ja, maar hou het voor je. Het is nog lang niet definitief.’
‘Goed,’ zei ze opgelucht. ‘Wil je Matteo nog even?’
‘Ja, graag. En...’
‘Ja?’
‘Maak je niet druk.’
‘Oké,’ zei ze ongewoon lief. Toen liep ze weg om hun zoon te roepen.