52
De volgende dag werd er in alle kranten en op het lokale nieuws melding gemaakt van de verdwijning van Francesco Maggi.
Het zou niet lang duren voor ook de nationale nieuwsbronnen op de hoogte zouden zijn van de verontrustende verdwijning van een jongen in deze provincie, die onlangs met bloed was bezoedeld door twee mysterieuze misdrijven die nog niet afdoende waren opgelost. En ook het andere, belangrijker gegeven zou hun zeker niet ontgaan, namelijk dat Maggi junior zijn vermoorde leeftijdgenoten goed kende.
Om zes uur ’s avonds ging Conti naar huize Baratti. Luisa gaf les aan een paar pubers en in de andere kamer zat een meisje achter Cora’s piano. Het viel de commissaris op dat er een paar dames op de stoelen in de zitkamer zaten, terwijl de vader van het meisje in de hal heen en weer liep en een zakelijk telefoontje afhandelde. Het lag voor de hand waarom deze ouders hier wilden wachten tot de les van hun kind was afgelopen.
Letizia, die had opengedaan, vertelde hem dat haar oma nog zeker een halfuur bezig was. Ze leek gespannen, waarschijnlijk omdat ze niet wilde dat de ouders in de gaten kregen dat die man met dat leren jack en die gescheurde spijkerbroek een politieman was.
Ze liet hem in de keuken zitten. ‘Wilt u koffie?’ vroeg ze zonder te glimlachen.
Conti bedankte door zijn hand op te steken. ‘Ken je Francesco Maggi?’ vroeg hij zonder omhaal.
Het meisje kneep haar lippen op elkaar. ‘Ik kan niet zeggen dat ik hem ken. Maar ik weet natuurlijk wel wie hij is: een leerling van mijn oma.’
‘Had hij gisteren toevallig les? Of vandaag?’
‘Daar weet ik niets van. Dat moet u aan oma vragen.’
Letizia maakte aanstalten om hem alleen te laten, maar Conti hield haar tegen. ‘Wacht even. Ik wil met je praten.’
‘Waarover?’ vroeg ze argwanend.
‘Ga even zitten, alsjeblieft.’
Letizia trok een stoel bij en liet zich daar met tegenzin op vallen. Haar haar zat in een slordige vlecht en haar wangen waren een beetje rood.
‘Giacomo Lanci,’ zei Conti onverhoeds. ‘Wat speelt er tussen jullie twee?’
Ze keek hem uitdagend aan. ‘Dat gaat u niets aan.’
‘Kan wel zijn, maar ik zou wel graag antwoord krijgen.’
‘Waarom wilt u dat weten? Wat kan het u schelen?’
‘Krijg ik nog antwoord?’
Het meisje sloeg defensief haar armen over elkaar. ‘Nee. Zoals ik al zei: het gaat u niets aan.’
Conti knikte ogenschijnlijk kalm. ‘Goed. Dan hebben we het over iets anders. Hoeveel zou jij verdienen aan de verkoop van deze villa?’
Het meisje kneep haar ogen toe. Ze leek geschokt. ‘Wat?’
‘Je hebt me wel begrepen. En ditmaal wil ik een duidelijk antwoord. Dat is geen verzoek.’
Met enige voldoening zag Conti dat er een angstige blik in haar ogen verscheen en dat ze verbleekte. Zijn barse smerissentoon sorteerde effect. ‘Ik... ik verdien er helemaal niets aan,’ antwoordde ze op haar hoede.
‘Dat is niet waar. Dit huis is deels jouw eigendom. Jouw aandeel is gelijk aan het erfdeel dat je vader van je opa heeft gekregen.’
‘De villa is van oma.’
‘Nee. Hij is slechts voor een derde van je oma. De resterende twee derde behoort vanwege het erfrecht toe aan je tante Cora en haar broer. Toen die stierf, werd jij – zijn dochter – erfgenaam. En aangezien je moeder afstand heeft gedaan van het erfdeel van je vader, ben jij nu de eigenares van een derde deel van de villa. En ga me nu niet vertellen dat je dat niet wist.’
‘Die dingen interesseren me niet. Zolang mijn oma leeft, is zij de eigenares van dit huis.’
Koppig, bokkig, vijandig.
‘Maar als je oma zou besluiten het huis te verkopen, zou jij een deel van de opbrengst krijgen. Dat zegt de wet.’
Letizia haalde haar schouders op. ‘Als de wet het zegt...’
‘Dus, aangezien het laatste bod van het bedrijf van Giacomo Lanci achthonderdduizend euro bedroeg, zou jouw aandeel, laten we zeggen... zo’n tweehonderdzeventigduizend euro bedragen.’
‘Waar wilt u heen, commissaris?’
‘Heb je er daarom zo bij je oma op aangedrongen dat ze dat bod moest accepteren? Of was het alleen om Giacomo Lanci een gunst te bewijzen, omdat hij er groot belang bij heeft dat de zaak beklonken wordt?’
Letizia’s mond viel open van verbazing: dit moest hij van haar oma gehoord hebben. Of van haar tante.
‘Ik heb er helemaal niet op aangedrongen,’ loog ze. ‘Het leek me gewoon een uitstekende kans en dat heb ik gezegd. Is dat verboden?’
‘Nee, hoor.’
‘Van dat geld zou oma een mooi appartement kunnen kopen. Nieuw, zodat ze veel minder kosten zou hebben dan hier. Mocht u het niet gezien hebben, commissaris, dit huis staat op instorten.’
‘U overdrijft. Dit is een prestigieus huis. Misschien een beetje slecht onderhouden...’
‘Ik overdrijf?’ Letizia lachte bitter. ‘Er komt een dag dat er hierbuiten ergens een stuk van de muur, een dakpan of een luik naar beneden komt en dat er een dode valt. En weet u wat er dan met onze erfenis gebeurt? Die gaat in rook op.’
Conti keek haar tersluiks aan, alsof hij haar goed wilde observeren zonder dat ze het merkte. Maar de ogen van het meisje schoten rusteloos heen en weer en ze vermeed zijn blik.
‘Mijn zoon zei dat hij je heeft horen spelen. Hij was er zeer van onder de indruk.’
‘Ach, Matteo. Ik wist niet dat hij uw zoon was. Dat vertelde mijn oma later. Ik was ook onder de indruk van hem. Het is een bijzonder kind.’
‘In welk opzicht?’
‘Hij is dol op de piano, dat is duidelijk.’
‘Maar hij is zeker niet het enige kind dat pianospeelt.’
‘Nee, daar zijn er een heleboel van, dat klopt. Dat zie je elke middag in mijn tantes kamer. Ze spelen en ze oefenen. Ze oefenen en ze spelen. Maar dat spelen is eerder op de toetsen slaan, als u het mij vraagt. Veel kinderen doen het omdat ze het van hun ouders moeten, andere doen het uit plichtsgevoel, en weer andere willen zich bewijzen en laten zien dat ze alles kunnen wat ze willen. Maar zo werkt het niet met pianospelen. Daarvoor is iets nodig wat niets te maken heeft met oefenen of hard werken, commissaris. Iets wat veel dieper gaat, wat uit het hart komt. Talent is niet genoeg. Er is passie nodig. Die heb ik altijd gehad, als kind al. En volgens mij geldt dat ook voor uw zoon. Dat komt niet vaak voor, hoor. Daarom zei ik dat het een bijzonder kind is.’
Conti was even stil en dacht na over wat ze gezegd had. ‘Hij wil dat ik de Polonaise voor hem koop,’ mompelde hij uiteindelijk, alsof hij in zichzelf sprak.
Letizia glimlachte ongelovig. ‘Wát wil hij?’
‘Polonaise Op. 53 van Chopin.’
Het meisje begon geamuseerd te lachen.
‘Dat wil hij sinds hij jou dat stuk heeft horen spelen. Je oma heeft blijkbaar bepaalde... verwachtingen geschapen.’
Letizia schudde haar hoofd. ‘Oma is altijd op jacht naar talent. Als ze dat gevonden heeft, wordt ze helemaal enthousiast. Laten we zeggen dat ze zich deze keer een beetje heeft laten gaan. Hij is tenslotte nog heel jong. Ik ben bang dat hij met die Polonaise moet wachten tot hij haar op zijn kin krijgt.’
‘Is het een moeilijk stuk?’
‘Heel moeilijk, commissaris. Het is een waagstuk om het op een examen te spelen.’
‘En Cecilia Rossi en Giulio Pareti? Waren die het ook aan het voorbereiden?’
‘Nee.’ Het was een bruuske, onherroepelijke ontkenning. ‘In dit huis ben ik de enige die Polonaise Op. 53 speelt. Behalve oma, natuurlijk.’
‘Is daar een speciale reden voor?’
‘Dat zou u aan haar moeten vragen.’
‘Geen enkele reden, commissaris,’ klonk Luisa Baratti’s stem in de deuropening. Pas op dat moment drong tot hem door dat er in huis geen enkel geluid meer te horen was. Ze waren allemaal vertrokken. De dame in het zwart liep naar de marmeren tafel en legde haar hand op Letizia’s arm.
‘Het is een verraderlijk stuk, dat is alles. Ik wil mijn leerlingen niet aan onnodige risico’s blootstellen.’
‘En uw kleindochter wel?’
‘Mijn kleindochter is een klasse apart.’
‘Dat gold ook voor Cecilia en Giulio.’
‘Maar Letizia heeft stalen zenuwen. Zij maakt geen vergissingen.’
‘Bedoelt u dat de anderen mentaal kwetsbaar waren?’
‘Emotioneel,’ corrigeerde mevrouw Baratti droog. Toen keek ze hem aan. ‘Als u hier bent, neem ik aan dat u nog geen nieuws over Francesco hebt...’
‘Inderdaad niet. En u?’
De dame schudde haar hoofd en keek op de klok. ‘Hij heeft vanavond om zeven uur les. Dat is over precies tien minuten.’
‘De jongen is niet thuisgekomen, zijn ouders hebben sinds gisterochtend niets meer van hem gehoord. Denkt u echt dat hij vanavond naar u toe komt?’
Mevrouw Baratti gaf geen antwoord. Ze draaide hen de rug toe en liep langzaam naar de deur. ‘Ik kan u niet zeggen wat ik denk. Dat kan ik niet en dat wil ik niet. Maar weet u wat ik doe? Ik ga op mijn stoel zitten en dan wacht ik op hem. Als u wilt, mag u me gezelschap houden.’