20
In gedachten verzonken liep Letizia Baratti over het grindpaadje naar de achterkant van het huis, waar ze stil bleef staan en om zich heen keek.
Tante Cora had gelijk: de tuin was een puinhoop. Vieze grond, overal onkruid en wegkwijnende planten. Niet te vergelijken met de bloeiende bloemenweelde van haar moeder: haar geraniums – rood, bol en rond als biljartballen – vormden een schril contrast met alle vormen van onvruchtbare aarde. Ze waren een lust voor het oog. Wat een verschil met deze treurige verwaarlozing... De klimop op de tuinmuur was miezerig en geel, en het restant van de laurierstruiken bood de trieste aanblik van een handjevol dode takken. Zelfs de oleanders, die toch best bestand waren tegen gebrek aan verzorging, vertoonden de eerste tekenen van een miserabel einde.
Letizia zette een paar stappen in de richting van de grote zee-den die even hoog reikte als het dak van het huis. Een paar gebroken takken bungelden omlaag, en de gevallen dennenappels vormden een tapijt van een paar meter doorsnee. Iets verderop, aan de linkerkant, waren de hortensiaperken overwoekerd met hondsgras, en de grond was bezaaid met dorre bladeren van de berenklauw.
Letizia liep naar het hekje aan het eind van de muur, dat een doorgang vormde naar het naaldbos, en liet haar blik langs de bomen glijden. Vanaf dat punt werd het zicht belemmerd door een kleine heuvel, waarachter het bos weer omlaagging tot zeeniveau. Letizia wist precies op welke plek het lichaam van Cecilia Rossi was gevonden: vanuit haar kamerraam op de eerste verdieping kon ze het rood-witte politielint tussen de bomen heel goed zien, en die ochtend had ze er lange tijd naar gekeken, tot haar oma haar riep voor het ontbijt.
Letizia liet haar hand naar de grendel van het hek gaan, dat knarsend openging, en langzaam liep ze verder over de zachte, sponzige ondergrond. Bijna ongemerkt kwam het meisje op de top van het heuveltje uit. Daar bleef ze even staan en keek als gehypnotiseerd naar de zee. Toen verplaatste haar blik zich naar links, naar het dichte gebladerte, en ze liep ernaartoe.
Bij de open plek aanbeland strekte ze haar arm uit om het politielint aan te raken. Haar aanraking was teder, met haar lange pianistenvingers. Ten slotte duwde ze het lint voorzichtig omlaag en maakte aanstalten eroverheen te stappen.
‘Nee!’ schreeuwde een stem achter haar. ‘Dat mag niet!’
Letizia schrok zo hevig dat haar voet achter het lint bleef haken. Ze bewoog wild met haar armen in een poging haar evenwicht te bewaren.
‘Wacht!’ zei Conti, die haastig aan kwam lopen. ‘Ik doe het wel...’
Hij ondersteunde haar bij haar middel en hielp haar het lint om haar enkel los te maken.
‘Wat was je van plan, als ik vragen mag?’ vroeg hij bruusk.
Ze hief met een ruk haar hoofd op en keek hem angstig aan. ‘Ik... ik weet het niet.’
Het was de eerste keer dat de commissaris haar hoorde praten en haar stem raakte hem. Ze klonk warmer en dieper dan hij van zo’n jong, tenger meisje had verwacht.
‘Dat weet je niet?’
Ze schudde haar hoofd en keek hem recht aan met een weerloze, bedremmelde blik. Ze had buitengewoon blauwe ogen. Die leken heel erg op die van Clara, dacht Conti verbouwereerd. Het meisje bleef hem aankijken, haar gezicht vlak bij het zijne. Toen haar parfum zijn neus bereikte, liet hij haar plotsklaps los en boog zich voorover om het lint weer op zijn plek te hangen. Toen hij overeind kwam, keek Letizia Baratti neutraal.
‘Nou?’ antwoordde hij nogmaals.
‘Ik was nieuwsgierig.’
‘Weet je dan niet dat het een misdrijf is om een door de politie afgeschermd gebied te betreden?’
‘Ik weet niets van de wet. Het spijt me.’
‘Kennis van de wet is in veel gevallen nutteloos. Gezond verstand is voldoende. Dat er een lint hangt, zegt toch genoeg?’
‘Sorry, commissaris. Ik heb er niet bij nagedacht.’
Hij liep als een gekooide tijger rond het lint. Hij wees naar de open plek binnen het vierkant. ‘Ligt er daar iets wat belangrijk voor je is?’
Het meisje schudde haar hoofd. Haar lange haar bewoog en er vielen wat plukjes voor haar gezicht. Ze was mooi, had een subtiele en onthutsende charme. Haar neus was lang en haar mond groot en vol. Ze leek sprekend op haar oma. ‘Er ging gewoon... een zekere aantrekkingskracht van uit. Iets morbides, denk ik,’ antwoordde ze, argeloos haar schouders ophalend.
Hij kneep zijn ogen toe en nam haar op. ‘Ik heb net aangebeld, maar er deed niemand open. Waar is je oma?’
‘Naar de dokter, met tante Cora.’
‘Voelt ze zich niet lekker?’
Het meisje glimlachte. ‘O, ik hoop van wel. Het is gewoon controle. Mijn oma is zesenzeventig, commissaris. Ze is heel fit voor haar leeftijd, maar ze mag haar gezondheid niet verwaarlozen. De laatste tijd heeft ze te veel emoties te verwerken gehad. Verdriet en stress kunnen iemand ziek maken.’
‘Was ze zo op Cecilia Rossi gesteld?’
Letizia kneep haar lippen op elkaar. ‘Ze is op al haar leerlingen gesteld. Maar sommige zijn haar echt dierbaar.’
‘Was Cecilia een van die “sommige”?’
‘Dat lijkt me wel, commissaris. Twijfelde u daaraan?’
‘Ik heb nog niet genoeg informatie om me een mening te vormen over de voorkeuren van je oma. Hoeveel van die dierbare leerlingen heeft ze momenteel?’
Letizia nam hem aandachtig op. ‘Neemt u me nou in de maling, commissaris?’
‘Ik zou niet durven,’ zei Conti afwerend, met geveinsde gewichtigheid. ‘Maar probeer het eens in te schatten. Het zijn er minstens drie. Giulio Pareti, Francesco Maggi en Roberta Crisostomi. Of vergis ik me?’
‘Er zijn er nog veel meer. De liefde van mijn oma kent geen grenzen,’ antwoordde het meisje zonder een spoortje ironie.
Conti vond haar ongelofelijk hoogdravend en zijn fascinatie voor haar kelderde meteen. ‘Dat geloof ik graag. Maar de drie die ik noemde, hebben een speciaal plekje in haar hart. Of niet soms?’
Ze verviel in dubieus stilzwijgen. Ze begreep niet goed waar die politieman naartoe wilde.
‘En Cecilia Rossi had haar onlangs teleurgesteld,’ vervolgde hij. ‘Teleurstellingen in de liefde zijn heel schrijnend...’
Letizia verstijfde. ‘Ik begrijp niet waar u op doelt.’
‘Je oma en Cecilia hadden hevige ruzie op de dag voordat het meisje vermoord werd. Wist je dat?’
‘Nee. Trouwens, ik snap ook niet wat dat met... de rest te maken heeft.’
Conti bleef maar met een grimmig gezicht langs dat lint ijsberen. ‘Vertel eens: beantwoorden de leerlingen van je oma die passie van haar?’
Letizia haalde haar schouders op. ‘Voor zover ik weet wel.’
‘Is het dan een kwestie van genegenheid of...’ De commissaris had besloten zijn woorden heel zorgvuldig af te wegen. Dat besluit had hij al genomen toen hij het meisje vanuit de verte stiekem bij dat lint had zien rondscharrelen. Daarom weifelde hij even voordat hij zijn zin afmaakte: ‘... of van ontzag?’
Stomverbaasd keek ze hem aan. ‘Mijn oma wekt geen ontzag. Hooguit bewondering.’
‘Weet je dat wel zeker? Denk je niet dat die jongeren in de ban van haar zijn? Geloof je niet dat haar sterke, dominante persoonlijkheid bij hen iets oproept van...’ Hij had hier een heleboel woorden kunnen invullen, maar die slikte hij in. Weer betrachtte hij voorzichtigheid: ‘... van bekoring?’
‘Elke leraar die die benaming eer aandoet heeft dat effect op zijn leerlingen. Dat is normaal, vind ik.’
‘Niet wanneer dat effect ertoe leidt dat die leerlingen hun eigen persoonlijkheid of beoordelingsvermogen kwijtraken.’
Letizia keek hem koel aan. ‘Hebt u het soms over onderwerping, commissaris?’
Dat meisje was intelligent. Onder dat verfijnde, vrouwelijke gezicht dat afkomstig leek te zijn van een prerafaëlitisch doek ging een ontembaar, lastig en waarschijnlijk ook agressief karakter schuil.
‘Ik zeg het in het algemeen,’ verbeterde hij. ‘Gewoon in het algemeen.’
‘Dat is maar goed ook. Hoe het ook zij, dit soort vragen moet u maar aan mijn oma stellen.’
‘Daarom ben ik hier ook.’
‘Het spijt me dat u haar niet thuis treft. Ze is over een paar uur terug, tegen lunchtijd, en dan blijft ze de hele middag hier.’
‘Goed.’
Het meisje keek op haar horloge. ‘Nu moet ik echt gaan. Ik moet nog veel oefenen.’
‘Tot ziens.’
Conti zag haar tussen de bomen door weglopen en via het hek aan de achterkant de tuin ingaan. Hij liep met grote passen achter haar aan, precies op het moment dat ze om de achtermuur heen liep. Hij riep haar en ze draaide zich verrast om.
‘Dit hek...’ vroeg Conti, terwijl hij haar tegemoet liep. ‘Is dat altijd open?’
‘Ja,’ antwoordde Letizia. ‘Net als het hek aan de voorkant, trouwens. Normaal gesproken doen we alleen de voordeur op slot.’
‘Ook ’s nachts?’
Het meisje lachte. ‘Iemand met kwade bedoelingen kan heus wel over ons hek heen klimmen, hoor, commissaris. Het zit vol steuntjes. En het hek aan de achterkant is nauwelijks op manshoogte.’
‘Dus Cecilia wilde van deze kant binnenkomen. Door het hekje.’
‘Dat denk ik wel.’
‘Dank je wel.’
‘Niets te danken.’
Conti ging dezelfde weg terug en liep via het achterhek de tuin uit. Hij klom een stukje door het naaldbos en bereikte de weg net op tijd om te kunnen zien dat er langzaam een grijze Mercedes aankwam, die hem voorbijreed en een paar meter bij hem vandaan langs de kant van de weg ging staan, voor het hek aan de voorkant van de villa. Toen trok de auto plotseling op en verdween achter de eerste bocht. Vanuit zijn ooghoek zag Conti dat Letizia, die op de stenen trap voor de voordeur stond, de wagen nakeek.
De commissaris stapte in zijn eigen auto en startte die uiterst kalm. Hij had gezien wie de bestuurder van de auto was en twijfelde er niet aan dat die hem eveneens herkend had.