38
‘Rocci...’
‘Commissaris...’
Ze botsten bijna tegen elkaar op bij de voordeur van het politiebureau, toen de een naar buiten kwam en de ander naar binnen liep.
‘Komt het je uit om met me mee te gaan naar mevrouw Baratti?’
‘Laten we gaan,’ zei Rocci zonder omhaal. Hij deed nog steeds afstandelijk, maar dit voorstel leek hem wat te ontdooien.
Ze stapten in Conti’s auto en begaven zich in het late ochtendverkeer. Vlakbij sloeg de klok van de Verrezen Christuskerk twaalf en overstemde daarmee het lawaai van claxonerende auto’s, ambulancesirenes en schreeuwende kooplieden van de groente- en fruitmarkt even verderop.
‘Wat een chaos, deze stad,’ mompelde Rocci hoofdschuddend. ‘Als ik met pensioen ga, ben ik van plan me terug te trekken op een plek waar het enige geluid afkomstig is van een beekje...’
‘In de bergen?’ vroeg Conti verstrooid, terwijl hij gymnastische toeren uithaalde tussen de auto’s die voor het verkeerslicht stonden te wachten.
‘Eerlijk gezegd dacht ik aan een klooster...’
‘Wil je priester worden?’ Conti keek hem geamuseerd aan. ‘Met alle respect, Rocci, dat zie ik niet voor me.’
‘Echt niet? Dat was ook niet de bedoeling, hoor. Ik weet een plek waar de monniken hun cellen verhuren aan vermoeide mensen zonder familie, zoals ik. In dit soort perioden, als ik ’s nachts niet kan slapen van opwinding, denk ik daar vaak aan. Stilte, lezen, mediteren en bidden: klinkt dat niet als het voorportaal van het paradijs?’
‘Dat hangt ervan af. Als je afstand neemt van het leven...’
Rocci keek hem scheef aan. ‘Hoezo, sorry hoor, maar is dit dan het leven?’
Conti gaf geen antwoord en vervolgde zijn strijd met het stuur en de rijbanen.
‘Ik was vanochtend op het gemeentehuis. Gekkenhuis!’ ging de inspecteur verder, voortbordurend op zijn gedachten. ‘Maar na een uur wachten heb ik toch een paar echt interessante zaakjes ontdekt...’
‘En dat zijn?’
‘Die vent die over het bouwbeleid gaat, heeft me een project laten zien dat kortgeleden gepresenteerd is. Het grote werk. Een vijfsterrenhotelcomplex: vier gebouwen van zes verdiepingen waar vakantieappartementen in komen, een centraal gebouw met een hal, restaurants, een pianobar, een schoonheidssalon en weet ik wat nog meer. Buiten komen een tennisbaan en een overdekt zwembad ter grootte van het Comomeer, met allerlei toeters en bellen: namaakrotsen, nepcactussen, warme en koude watervallen...’
‘Een gedrocht...’
‘Maar wel een luxe gedrocht. En raad eens van wie dat project is?’
Conti keek hem belangstellend aan. ‘Giacomo Lanci?’
‘Precies. Hij is de architect. En het bouwbedrijf is Edilspot van Cicognetti.’
‘Aha...’
‘En raad nu eens waar dit rijkeluisjuweeltje zou moeten komen?’
Conti bleef voor het verkeerslicht staan en keek hem opnieuw aandachtig aan. ‘De noordkant van het naaldbos?’
‘Het midden. Maar dat is te algemeen. Ik zal het je preciezer vertellen: in dat gedeelte is recentelijk een bouwlimiet afgekondigd, naast milieutechnische restricties. Het komt erop neer dat het project is stilgelegd omdat het de nieuwe grenzen overschrijdt. Er is maar één manier om dat te omzeilen: een aangrenzend stuk grond gebruiken dat al bebouwd is. En daar komt de villa van de Baratti’s om de hoek kijken.’
Eindelijk hadden ze het. ‘Dus als ik het goed begrijp, hebben ze aangeboden de villa te kopen zodat ze daar het hoofdgebouw kunnen neerzetten,’ zei de commissaris.
‘Juist. En als de oude dame blijft volhouden dat ze niet wil verkopen, gaat de hele zaak niet door.’
‘Ze zouden een gebouwtje minder kunnen neerzetten...’
‘Zo werkt het niet. In dat geval zou de hele operatie veel minder opbrengen en is het niet de moeite waard om eraan te beginnen. Trouwens, ook in bouwkundig opzicht zijn er allerlei normen en...’
‘Laat de technische details maar zitten. Het gaat mij om de kern van de zaak.’
‘De kern van de zaak is dat de hele zaak naar de klote gaat als Luisa Baratti niet verkoopt, en dan loopt Cicognetti ettelijke miljoenen euro’s aan business mis. Bovendien heeft hij al heel wat uitgegeven om het stuk grond te kopen dat aan de villa grenst.’
De twee mannen zwegen een paar minuten. Conti reed de kustweg op en ontspande. Er stond een harde wind, merkte hij. De palmen zwiepten heen en weer en verderop, op het strand, ging de zee tekeer. ‘En Giacomo Lanci? Wat zou die verliezen?’ vroeg hij.
‘Een hele hoop geld, commissaris. Hebt u enig idee wat een kavel voor een dergelijk project kost? En dan heb ik het nog niet eens over het feit dat Lanci tegenwoordig ook compagnon van Cicognetti is.’
‘Tegenwoordig? Hoezo, tegenwoordig?’
Rocci lachte sluw. ‘Toen ik uit het gemeentehuis kwam, ben ik naar de Kamer van Koophandel gegaan en heb wat gegevens opgevraagd. Nou, een paar maanden geleden is Lanci voor vijfentwintig procent mede-eigenaar van Edilspot geworden. Dat betekent niet alleen dat hij professionele taken mag uitvoeren, zoals die van projectleider en directeur, maar dat hij ook recht heeft op een aanzienlijk deel van de winst. Ben ik duidelijk?’
Conti fronste peinzend zijn voorhoofd. ‘Dus Lanci heeft er direct persoonlijk belang bij dat Luisa Baratti’s huis wordt verkocht. En heel toevallig komt hij daar sinds kort weer regelmatig op bezoek, na een lange afwezigheid. Wat een timing. Ik wed dat Cicognetti die vijfentwintig procent heeft geruild voor de invloed die Lanci waarschijnlijk beweerde te kunnen uitoefenen op Luisa Baratti. Ze is toch een oude vriendin van zijn vader?’
‘Klopt helemaal.’
Conti zette zijn richtingaanwijzer naar links aan en draaide het naaldbos in. Toen pas drong het tot Rocci door waar ze waren.
‘Wat gaan we doen?’ vroeg hij, en hij keek strak voor zich uit terwijl de auto langs de dennenbomen reed.
‘Maggi junior,’ antwoordde Conti. En op het korte stukje naar de villa legde hij de rest uit.
Gek genoeg gaf Rocci geen commentaar en toonde hij ook geen voldoening. Terwijl het toch zijn spoor was. Hij stapte gewoon uit de auto en volgde Conti zwijgend naar de voordeur. Die stond op een kier.