49
Stipt om elf uur dertig, vlak voor de bel ging, sloeg de natuurkundeleraar met een doffe klap zijn boek dicht en stond op om het lokaal te verlaten. De leerlingen volgden zijn voorbeeld, met het gebruikelijke rumoer van tafels en stoelen die verschoven werden. Francesco Maggi, met zijn rugzak over zijn schouder en zijn jack onder zijn arm, liep naar de katheder. ‘Meneer...’
‘Wat is er?’
‘Ik moet vandaag eerder weg.’
De leraar keek naar het verlofbriefje dat de jongen hem gaf. Daar stond op dat de reden voor zijn voortijdige vertrek een bezoek aan de tandarts was. De handtekening was van Francesco zelf, die inmiddels meerderjarig was. ‘Goed, Maggi, ga maar. Maar loop eerst even langs het secretariaat om het strookje in te leveren.’
De gang, die op het zuidoosten lag, was zonovergoten en Francesco liep er met grote passen doorheen met het euforische gevoel dat meestal gepaard gaat met het vertrek uit een afgesloten, overvolle en zuurstofarme ruimte. Zodra hij het secretariaat op de begane grond verlaten had, liep hij echter in tegenovergestelde richting van de hoofdingang en ging de grote aula binnen. Zijn ogen raakten snel gewend aan het halfduister, en met zijn lange benen stak hij snel de centrale hal door, tussen de elegante, rode stoelen door die de school daar kortgeleden in de plaats had gezet van de oude, versleten exemplaren die nog dateerden uit de tijd van de oprichting. Francesco liep om het podium heen, waarop een lange vergadertafel stond met daarachter een groot projectiescherm, en bereikte de achterkant van de zaal, waar een metalen deur was die als nooduitgang diende. Hij duwde de noodgrendel omlaag en stond in een oogwenk in het steegje dat langs het gebouw liep.
Het felle middaglicht deed pijn aan zijn ogen; de jongen stak een hand in de zak van zijn jack en haalde tussen een warboel van sleutels, een iPod, oude bioscoopkaartjes en kleverige snoeppapiertjes zijn zonnebril tevoorschijn. Het steegje was verlaten. Aan de noordkant kwam het uit op de straat waar de hoofdingang van de school was, en aan de zuidkant op de parallelweg, die langs de achterkant van het gebouw liep. Kalm hing hij zijn rugzak over zijn rug en liep die kant uit. Aan het eind van het steegje bleef hij staan en keek achterom: behalve een oude vrouw, die heel langzaam liep met zware boodschappentassen, was er niemand. Francesco glimlachte voldaan, denkend aan het beteuterde gezicht van de politieman die hem al dagen volgde, als die hem een paar uur later niet uit school zou zien komen. Het was een niet al te grote kerel met een gedrongen lijf en een onwaarschijnlijk alledaags gezicht. Hij zou hem inmiddels echter uit duizenden herkennen, zelfs ’s nachts. Die man had net zo goed een fluorescerend bordje op zijn voorhoofd kunnen plakken met het opschrift: hier ben ik!
Als zijn vader dat eens wist, gniffelde de jongen bij zichzelf, terwijl hij over de stoep in tegenovergestelde richting van het centrum liep. De advocaat zou weer hevig tekeergaan tegen de politie, zonder in de gaten te hebben dat zijn verwoede pogingen om hem in deze onverkwikkelijke zaak buiten schot te houden alleen maar averechts werkten en zelfs argwaan wekten.
Francesco had nooit kunnen bevroeden dat de enige reden voor de agitatie van zijn vader was dat die zijn zoon wilde beschermen. De advocaat had de aandacht die de politie voor Francesco aan de dag legde opgevat als een regelrechte aanval, en de kwestie was inmiddels zo persoonlijk geworden dat het onderwerp van de strijd – namelijk Francesco – bijna ondergeschikt werd aan de ware hoofdrolspelers, die elkaars bloed wel konden drinken: zijn vader enerzijds en de politie anderzijds.
De jongen stak de straat over en ging een telefooncel binnen. Dit telefoontje kon hij niet met zijn mobiel afhandelen, die ongetwijfeld werd afgetapt. Hij sprak kort, stapte weer naar buiten en liep langs een met bomen omzoomde laan heuvelafwaarts. In de verte was de blauwe zee al aan de horizon te zien. Het was een prachtige dag, ideaal om te joggen met als enige gezelschap de muziek op de iPod en de meeuwen die op de golfbrekers lui in het zonnetje zaten. Ideaal om een eind te maken aan deze hele geschiedenis, die hem al veel te lang dwarszat.
Het kostte hem nog geen tien minuten om bij de boulevard te komen. Dit was niet zijn buurt, dus keek hij om zich heen om zich te oriënteren. De haven lag minder dan een kilometer zuidwaarts en dat deel van het strand was smal en rustig. Op de stoep liepen alleen een moeder met een kinderwagen en een paar ouderen op de fiets passeerden hem zonder haast.
De strandtenten waren gesloten en verlaten. Francesco zocht er eentje en zag die een paar honderd meter verderop. odisseo. Het grote bord hing boven op een laag, blauw geverfd gebouwtje met blauw-wit gestreepte zonneschermen. Francesco liep ernaartoe en spiedde om zich heen. De glazen deur was dicht en binnen zag hij de bar, een vrieskast met ijsjes, en op elkaar gestapelde stoelen en tafels die in een hoek bij elkaar gezet waren. Op het raam hingen nog steeds de mededelingen van het jaar daarvoor: een burraco-toernooi als seizoensafsluiting, het vaste toeristenmenu – pizza, bier, ijs en espresso voor zeven euro – en het verzoek aan de geachte klanten om hun rekening uiterlijk 31 augustus te betalen.
Francesco ging naast het gebouwtje staan. Met een sprong over het muurtje stond hij op het strand. Tegenover zich zag hij een beachvolleyveldje met een half ingezakt net, en iets verderop stonden glijbanen en schommels waarvan de lak door het winterweer was gaan bladderen. Iemand had er wat potten antiroest, kwasten en een houten ladder neergezet; de benodigdheden voor de elk seizoen terugkerende schoonmaak- en opruimklussen nu de zomer eraan kwam.
Francesco kwam bij de betonnen verhoging die langs het gebouwtje liep en sloeg de hoek om. Daar, bij de zee, begon de rij kleedhokjes. De jongen beklom een trappetje en liep ernaartoe, terwijl hij de verschoten, licht okergele deurtjes afspeurde. De geur van zout, nat hout en schelpen drong zijn neus binnen.
Halverwege bleef hij staan. Hokje negen ging langzaam open. Er kwam een hand door de kier van de deur, die hem naar binnen wenkte.
Francesco keek door de spleet naar binnen en glimlachte. Voor hij naar binnen ging, liet hij zijn blik nog een keer over het strand en de zee glijden. Toen stapte hij zonder nadenken over de drempel en trok de deur achter zich dicht.