24
‘Waarom hebt u me nooit verteld dat mijn zoon van u les heeft?’ vroeg Conti op agressieve toon. Hij was zonder aankondiging komen binnenvallen en had Cora alleen thuis getroffen. Luisa Baratti was met een oud-leerling op pad, die ’s middags een concert in een naburige stad zou geven, en Letizia was boodschappen aan het doen.
Cora zat op een van de banken in de zitkamer en zei rustig: ‘Omdat ik dat niet wist.’
‘Wilt u me nu vertellen dat u niet weet aan wie u lesgeeft?’
Ze glimlachte welwillend. ‘Natuurlijk wel. Ik had u gewoon niet in verband gebracht met Matteo, commissaris. En Conti is hier in de streek een veelvoorkomende naam. Bovendien komt de jongen hier nu al een jaar, en altijd met zijn moeder. Zij vraagt naar zijn vorderingen, schrijft hem in en koopt zijn pianoboeken. Ik...’ Ze was even stil en nam hem aandachtig op. ‘Ik vind het eerder gek dat ú niet wist dat Matteo hier les had, commissaris.’
Die vraag had Conti wel verwacht. Hij had zijn antwoord al klaar. ‘Clara en ik zijn al een jaar geleden uit elkaar gegaan. Sinds een paar maanden zijn we officieel gescheiden.’
‘O, dat spijt me werkelijk.’
‘Heeft Clara nooit verteld dat Matteo’s vader bij de politie werkt?’
Cora schudde haar hoofd. ‘Daar hebben we het nooit over gehad. Clara is heel gereserveerd en ik ben nooit zo opdringerig.’
‘Dus iedereen kan zich hier inschrijven zonder ook maar de minste persoonlijke referenties. Als zich onder uw leerlingen de zoon van Diabolik bevindt, komt u daar dankzij uw discretie nooit achter.’
Cora barstte in lachen uit. ‘Maar commissaris toch! Ik ken Clara al heel lang. Ik weet heel goed wie ze is!’
Conti kneep zijn ogen tot spleetjes, alsof hij die laatste informatie goed in zich op wilde nemen. Als zijn vrouw een oude vriendin van Cora Baratti was, had hij dat geweten. In tegenstelling tot Cora was Conti indiscreet van aard. ‘Al heel lang? Waren jullie soms schoolvriendinnen?’
Er verscheen een kokette glinstering in de ogen van de vrouw. ‘Als dat als compliment bedoeld was, dank u wel. Maar het is onmogelijk: ik ben minstens vijf jaar ouder dan Clara.’
Dus Cora was veertig. Conti moest toegeven dat hij dat haar niet zou geven, ondanks haar ouderwetse manier van doen en haar ouwelijke kleding. Ze had opvallend weinig rimpels, constateerde hij verbaasd, alsof hij haar voor het eerst zag. Ze leek wel een heel jonge geisha of een porseleinen pop.
‘We hebben elkaar jaren geleden op het conservatorium leren kennen,’ zei ze. ‘Clara was een heel goede violiste. Veelbelovend, gezien haar jonge leeftijd. Echt heel jammer dat ze heeft besloten niet meer te spelen.’
Dat was waar. De viool was opgeborgen op het moment waarop zijn vrouw in haar ziekenhuisbed Matteo voor het eerst in haar armen had genomen. Passie is iets heel lastigs, had ze kalm uitgelegd. In het leven van één persoon is geen plaats voor twee passies.
‘Clara vertelde dat ze een tijdje geleden weer is begonnen met lesgeven...’ zei Cora op conversatietoon.
‘Op een paar middelbare scholen, ja. Maar niet in vaste dienst.’
‘Dat komt nog wel. Het is slechts een kwestie van tijd.’
Conti gaf geen commentaar. Clara was haar eigen weg ingeslagen en die liep ver bij hem vandaan. De tijd dat zijn vrouw uren aan een fraai gedekte tafel op hem zat te wachten en alleen het huis uit kwam om boodschappen te doen of hun kind buiten te laten spelen, was allang voorbij. Misschien was Clara op dit moment wel samen met iemand van wie hij het bestaan niet kende. Een collega, de vader van een leerling, of wie dan ook. En misschien zou ze hem op een mooie dag wel zomaar vertellen dat ze zou gaan trouwen en dat Matteo binnenkort een broertje of zusje zou krijgen.
Bij die gedachte stond het zweet in zijn handen en begonnen zijn slapen te kloppen. Blijkbaar was hij ook wit weggetrokken, want Cora Baratti boog zich bezorgd naar hem toe. ‘Voelt u zich wel goed, commissaris?’
Conti veegde ontdaan zijn handen af aan zijn broek. ‘Ja, het gaat wel. Het komt gewoon omdat ik vanochtend niet ontbeten heb...’
Cora Baratti sprong overeind. ‘O! Daar weet ik wel iets op.’
Conti probeerde haar tegen te houden met een zwak protest, maar ze verdween zonder iets te zeggen in de richting van de keuken.
De commissaris liet zich tegen de rugleuning van de bank vallen en sloot zijn ogen. Hij was duizelig en dat kwam misschien niet alleen doordat hij trek had of verontrustende gedachten had. Hij had de laatste paar nachten heel slecht geslapen: het onderzoek naar de moord op het meisje stond zo goed als stil. Conti en zijn team hadden hun uiterste best gedaan, maar geen enkel noemenswaardig resultaat geboekt. De frustratie die zich van hen allen meester had gemaakt, werd alleen nog maar versterkt door het wrange commentaar van een plaatselijke krant die hen nooit gunstig gezind was geweest.
Uit de keuken klonk gerammel van kopjes en schoteltjes. In haar keurig glanzende domein was Cora druk voor hem aan het redderen: hij was nu niet meer de politieman die zijn neus overal in kwam steken, maar de vader van een van haar leerlingen.
Intussen zat Conti met gesloten ogen na te denken. Dat hij die ochtend opeens weer naar huize Baratti was gegaan, had niets te maken met zijn verontwaardiging over het feit dat Matteo nooit ter sprake was gekomen. Dat was van onschuldige aard, zoals Cora had uitgelegd en zoals hij zelf eigenlijk ook wel wist. Toch was het een ideaal voorwendsel geweest. Zo had hij hier kunnen terugkomen zonder de aandacht op zijn werkelijke doel te vestigen.
Want in werkelijkheid had de commissaris op die lome, soezerige ochtend heel wat anders voor ogen. En hij was van plan antwoorden te krijgen voordat dit bezoekje was afgelopen, al moest hij daarvoor zijn toevlucht nemen tot gemeenplaatsen en zich laten volstoppen met huisgemaakte lekkernijen.
Cora kwam terug. Ze droeg een dienblad dat ze op het lage tafeltje tussen de twee banken in zette. Toen Conti zijn ogen opendeed, zag hij een dampend kopje espresso, een kannetje melk en een bordje met daarop een heerlijk geurend stuk taart. Er stond ook een kristallen vaasje op met vier rode rozen.
‘Dank u,’ mompelde hij met oprechte bewondering. ‘U bent een ware kunstenares.’
‘Een kunstenares, ik?’ zei Cora afwerend, en ze bloosde. ‘Ik heb het altijd leuk gevonden dingen op correcte wijze aan te bieden, meer niet.’
Conti pakte het kopje en dronk zijn koffie terwijl hij haar aan bleef kijken. Ze hield haar hoofd gebogen en wist niet meer waar ze haar handen moest laten. Maar daar had hij wel een idee over. Hij keek naar de vleugel.
‘Waarom laat u me niet iets horen?’
Cora tilde met een ruk haar hoofd op. ‘Wat?’
Conti zette zijn kopje op het dienblad en keek haar strak aan. Hij speelde een vuil spelletje, maar dat kon hem niets schelen. ‘Hoor eens, ik ben er net achter gekomen dat u de pianojuf van mijn zoon bent. Ik heb een helse week achter de rug en dit is de eerste keer dat ik me echt kan ontspannen, wilt u dat wel geloven? U wilt een arme politieman die van streek is door de gebeurtenissen toch niet het genoegen ontnemen om naar een mooi stukje muziek te luisteren?’
Ze leek te bevriezen. Ze keek naar die charmante man met zijn ongekamde haren alsof hij een buitenaards wezen was dat uit de lucht was komen vallen en nu tegenover haar in haar eigen huis zat. Het was een ogenblik van volslagen wantrouwen, en de lichte blos op haar wangen was de commissaris niet ontgaan.
Conti speelde echt een vuil spelletje, maar deed dat zonder scrupules. Hij moest dit doen, zei hij bij zichzelf, om het vertrouwen van deze vrouw te winnen.
Cora keek naar haar handen en toen naar hem. ‘Wat wilt u horen?’ vroeg ze met glinsterende ogen.
Conti schoof ongemakkelijk heen en weer. Hij wist geen snars van muziek en voelde zich betrapt. Het draadje dat hij tussen hemzelf en deze vrouw had gesponnen, zou breken, en hij zou genadeloos ontmaskerd worden.
‘Wat u maar wilt. Als het maar échte muziek is...’ zei hij ontwijkend.
Ze keek hem vorsend aan, alsof ze dat antwoord op waarde wilde schatten, maar daarna stond ze op en liep naar de vleugel. Ze rommelde wat tussen de boeken die her en der op de grond verspreid lagen en haalde een partituur tevoorschijn. Terwijl ze op de pianokruk ging zitten, kwam Conti voorzichtig dichterbij.
‘Ik denk dat u dit wel mooi zult vinden,’ zei ze. ‘Maar u zult het wel al ik weet niet hoe vaak hebben gehoord...’
Conti, die naast de vleugel bleef staan, knikte alleen maar met een glimlachje dat op meerdere manieren kon worden opgevat. Hij maakte zich zorgen. Cora ging ervan uit dat hij het stuk wel zou kennen en hij was niet van plan haar teleur te stellen. Ongemerkt schoof hij een klein stukje op en strekte zijn nek net genoeg om de eerste bladzijde te kunnen zien zonder dat het opviel. Claude Debussy, las hij. Clair de lune. Clair, zoals Clara, dacht hij.
Op dat moment tilde Cora Baratti haar handen lichtjes op en begon te spelen. Tijdens de uitvoering hield Conti zijn adem in uit angst dat iets hem zou verraden. Maar hij vond de muziek mooi. Zo mooi dat hij even vergat wat ook al weer de reden van zijn komst was en dat hij dit hele tafereeltje in scène had gezet om informatie uit deze vrouw los te peuteren. Op een gegeven moment vormde de melodie voor zijn geestesoog het gezicht van Clara. Toen de klanken wegstierven, verdween ook dat beeld, dat in duizend stukjes in de zon uiteenspatte.
Cora had zich naar hem omgedraaid en keek naar hem op. Ze leek op een reactie te wachten. ‘Ik heb er geen woorden voor...’ mompelde hij zonder goed te weten wat hij zou moeten zeggen.
‘Houdt u van Debussy?’
‘Clair de lune is een van mijn lievelingsstukken. Hoe wist u dat?’ vroeg hij onbeschaamd argeloos.
Met een vreemd glimlachje haalde ze haar schouders op. ‘Waarschijnlijk heb ik uw gedachten gelezen. Soms brengt muziek dit soort contact tussen mensen teweeg.’
‘Telepathie?’
‘Empathie, commissaris. Zo noem ik het liever.’
Dit was het moment om de vruchten van zijn inspanningen te plukken. Conti maakte meteen van de gelegenheid gebruik.
‘Nu snap ik het...’ mompelde hij.
‘Wat?’
‘Van de week was hier een man. Uw nichtje zat te spelen en hij had zo’n houding van...’ Conti zweeg even, alsof hij naar woorden zocht. ‘Nou ja, net zoiets als ik daarnet had.’
Cora stond op en deed de pianoklep dicht. ‘Was dat soms Giacomo, die man?’
‘Zo stelde hij zich wel voor, ja. Giacomo Lanci, als ik het goed heb.’
Ze keek hem aan. ‘Hij is een vriend van de familie.’
‘Zoals hij naar uw nichtje keek, dacht ik dat hij...’
‘Dat hij wat?’
‘Dat hij misschien haar vriend was.’
Ze streek met haar hand door haar haar. ‘Welnee. Hoe komt u daar nou bij?’
‘Zoals ik al zei: door de manier waarop hij naar haar spel zat te luisteren.’
Cora lachte kort. ‘Zo zat u zo-even ook naar mij te luisteren. Dat zei u zelf. Maar toch bent u niet mijn vriend.’
‘Inderdaad. U hebt gelijk. Het was gewoon empathie.’
‘Giacomo gedraagt zich soms een beetje overdreven,’ hervatte Cora. ‘Misschien kwam het op u over alsof hij in vervoering was en geïnspireerd raakte, maar ik kan u verzekeren dat hij ook zo kijkt als mijn moeder speelt.’
‘En bij u?’
‘Bij mij?’
‘Bij u, ja. Het valt niet mee naar u te luisteren zonder erdoor gegrepen te worden, dat verzeker ik u.’
Cora schudde met een trieste glimlach haar hoofd. ‘Sorry, maar u weet er niet genoeg van af om te beoordelen hoe goed een uitvoering is, commissaris. Bovendien speel ik nooit voor publiek.’
Conti verstijfde. ‘Voor mij anders wel...’
Ze keek hem aan en kneep haar ogen toe. ‘En ik vraag me nog steeds af waarom.’
‘Empathie...’ zei hij spottend en hij lachte sluw.
Cora liep met hem mee naar de deur. ‘Matteo lijkt veel op u, wist u dat?’
‘Ik zou denken van niet. Hij is sprekend zijn moeder.’
‘Wat de kleur van zijn haar en ogen betreft, misschien. Maar wat zijn gezichtsuitdrukking betreft niet, hoor. Die blik heeft hij van u, commissaris. Net als die wonderlijke aantrekkingskracht. Het is een heel bijzonder kind.’
Op de oprit draaide Conti zich nog een keer om en wilde naar haar zwaaien, maar ze was alweer naar binnen gegaan en de voordeur was dicht.
Toen zag hij hen. In een innige omhelzing achter een hoge rozemarijnstruik. Bij het horen van zijn voetstappen op het grind maakte Letizia zich prompt los van Giacomo Lanci en keek hem over diens schouder aan. Lanci liet haar meteen gaan.
Conti liet zijn hoofd hangen en liep verder naar het hek. Hij keek als een kat die zojuist de kanarie had verslonden. Daar had je zijn antwoorden, daar achter die struik, en ze waren precies wat hij al verwacht had.