Hoofdstuk 55

Rapp liet zich op zijn buik vallen en negeerde de hitte van het zand onder zich. Er was nog geen spoor van de vijand, maar hij kon de noordkant van het gebouw goed zien. Azarov zou uit de buurt blijven en zijn pionnen opofferen in de hoop dat hij geluk had of Rapp in elk geval kon uitputten.

Die pionnen waren waarschijnlijk persoonlijk uitgekozen uit de strijders van ISIS. Zelfs als ze militaire ervaring hadden of getraind hadden met de speciale troepen, waren het nog steeds geen leden van de SAS of van een Delta-team. Het was zijn ervaring dat ze geen enkele vorm van subtiliteit kenden en niet buiten de gebaande paden konden denken. Ze zouden de meest voor de hand liggende positie innemen en bij de eerste de beste kans aanvallen. Wat hun missie ook was, je kon er altijd op rekenen dat jihadisten grof geschut zouden gebruiken.

Toen de volgende windvlaag zich aandiende, rende hij door de stofwolk. Het zachte zand onder zijn voeten ging over in beton, en hij vertraagde, perste zijn lichaam tussen twee verticale buizen door en bleef tussen de apparatuur staan. Dat maakte het hem onmogelijk om meer dan twee meter recht voor zich te zien, maar dat nadeel werkte beide kanten op.

Rapp trok zijn Glock en zocht een weg door het metalen doolhof. Er was een duidelijk uitkijkpunt op de eerste verdieping, ongeveer vijftien meter rechts van hem. Dat punt had hij waarschijnlijk zelf gekozen toen hij nog jonger was. Vanaf die plek kon je vrij naar het noorden kijken, en je stond redelijk beschermd tegen de wind. Bovendien werd de toegang van onderen geblokkeerd door een enorme ronde tank.

Rapp zag een zandheuvel die bijna tot een platform drie meter erboven kwam en begon te klimmen. Bovenop moest hij wat zand weggraven om genoeg ruimte te maken, maar dankzij het huilen van de wind lukte het hem ongezien en ongehoord onder het platform te kruipen.

Langzaam schuifelde hij vooruit in de gevaarlijk besloten ruimte. Een meter verderop zag hij de neus van een laars achter een stalen plaat vandaan komen. Rapp keek naar de Glock in zijn hand en stopte hem onwillig in zijn holster. Zonder geluiddemper was het te riskant om het pistool te gebruiken.

Hij vond een afgebroken buis en groef die voorzichtig uit het zand. Hoewel die niet echt scherp was, zag de ene kant er schuin genoeg uit voor zijn doel. Hij schuifelde nog wat verder, glipte onder het platform vandaan en klauterde over de heuvel naar een plafond van elektriciteitsbuizen.

Een minuut later kreeg hij zijn vijand vol in het zicht: een Arabische man die op zijn buik via een op een AK-47 gemonteerd vizier de woestijn bestudeerde.

De hoek waarin de zon stond was problematisch. Hij stond in Rapps rug, wat gewoonlijk een voordeel was, maar in dit geval zou het een schaduw veroorzaken. Rapp wilde zich zo klein mogelijk maken om het probleem te minimaliseren, maar hij kon de natuurwetten nou eenmaal niet veranderen. Zijn schaduw bewoog over de rug van de man, en uiteindelijk zag die hem in zijn ooghoeken, toen Rapp nog drie meter weg was.

De terrorist rolde op zijn rug en probeerde wanhopig de AK-47 op hem te richten. De nauwe ruimte die Rapps bewegingen belemmerde, had gelukkig hetzelfde effect op zijn vijand. De loop van het geweer stootte tegen een uitstekende hendel en even later ramde Rapp het afgebroken stuk buis in het borstbeen van de man. Hij gooide zijn volledige gewicht in de strijd en wist het metaal zo ver door te drukken dat het het beton raakte.

Meteen trok Rapp zich terug, want hij vermoedde dat de dode man deel van een duo was. Dat vermoeden werd bevestigd toen het geratel van een mitrailleur onder hem klonk en de kogels in de opslagtank rechts van hem sloegen.

Rapp sprong over een leuning en rende naar een trap ten westen van hem, zonder de man die op hem schoot te kunnen zien. De trap was gemaakt van dichte metalen platen, en hij voelde de trillingen van de kogels die de treden raakten terwijl hij ze met drie tegelijk beklom.

De schutter was nog steeds niet zichtbaar, maar Rapp wist wel dat hij van links schoot. Voor hem kwam de trap uit in een T-splitsing. Rechts liep de trap verder omhoog en verdween hij uiteindelijk in het felle licht van de zon. Links was een laag hek dat de toegang tot een loopbrug van plaatgaas blokkeerde.

Toen hij bij de splitsing kwam, maakte Rapp een schijnbeweging naar rechts, maar hij ging naar links, sprong over het hek en landde op de smalle loopbrug. De schutter verwachtte dat hij verder naar boven zou gaan, en de kogels boorden zich in de trap terwijl Rapp zijn Glock pakte.

Door de openingen onder zijn voeten zag hij zijn doelwit meteen: één enkele man die probeerde zijn op de trap gerichte geweer op de Amerikaan boven zich te richten.

Dat lukte niet meteen, dus richtte Rapp door het gaas en begon hij te schieten. Hij hield zijn wapen stil en schoot vijf kogels in het metaal voordat er eindelijk een kogel doorheen kwam. Hij raakte de man in zijn sleutelbeen, waardoor hij de controle over zijn wapen verloor en een steunbalk boven zich met kogels doorzeefde. Een fractie van een seconde later werd de rechterkant van zijn hoofd weggerukt. Hij was uitgeschakeld door een van zijn eigen kogels, die was afgeketst.

Rapp sprong over de leuning in het zand drie meter lager, en landde naast het lichaam. Hij vond al snel een keelmicrofoon, pakte die af, deed hem om zijn eigen nek en stak het oortje in zijn oor. Er was niemand te horen, dus activeerde hij de microfoon en hijgde hij in het Arabisch: ‘Ik heb hem gedood! Ik ben de enige die het heeft overleefd, maar ik heb gewonnen! De man is dood!’

De stem die antwoordde had een duidelijk Russisch accent. Niet onverwacht, maar toch greep Rapp bij het horen ervan zijn Glock wat steviger vast.

‘Hassan, rustig. Praat Engels.’

Rapp herhaalde het in de vereiste taal, maar dan met een zwaar Arabisch accent.

Het was vijf lange seconden stil voordat de stem weer te horen was. ‘Mijn complimenten voor de snelheid en onzichtbaarheid van uw aankomst, meneer Rapp. En wat hebt u efficiënt met mijn mannen afgerekend. Maar… Hassan was Nederlands.’

‘Soms moet je een gok wagen,’ zei Rapp.

‘Dat zou ik ook gedaan hebben.’

‘Je hebt verloren, Grisja. Waarom geef je je niet gewoon over? Je bent Maxim Kroepin niets verschuldigd. Zeker niet je leven.’

‘Je hebt gelijk, maar ik denk dat de toekomst die u voor me in gedachten hebt niet bepaald plezierig zal zijn.’

‘Misschien kunnen we iets regelen.’

‘U zult nooit instemmen met mijn eisen.’

‘Weet je dat zeker?’ vroeg Rapp terwijl hij zijn magazijn controleerde en naar de ladder aan de zuidkant van het gebouw liep. ‘Probeer het maar eens.’

Deze keer duurde de stilte wat langer, maar uiteindelijk antwoordde Azarov: ‘Wat ik wil, meneer Rapp – wat ik nodig heb – is dat u deze plek nooit zult verlaten.’