Hoofdstuk 34
Medisch Centrum Walter Reed
Bethesda, Maryland
Verenigde Staten
Irene Kennedy schoof haar leesbril op haar hoofd en keek naar de muren van de kantine van het ziekenhuis. De ruimte was onderzocht op afluisterapparatuur en ze had een beveiligde laptop, maar ze kon niet veel doen vanuit Bethesda. Hoe graag ze ook dicht bij Scott Coleman wilde blijven, ze moest terug naar Langley.
Er werd zacht geklopt en even later stak Mike Nash zijn hoofd om de deur. ‘Heb je even, Irene?’
Nash was net veertig geworden, maar dat was niet aan hem te zien. De voormalige marinier was vanzelfsprekend woedend geweest toen Mitch Rapp zijn carrière in het speciale operaties-team had beëindigd. Later had hij zich echter bij zijn nieuwe leven neergelegd en speelde hij zijn rol als een van haar beste kantoormedewerkers uitstekend.
Nu hij niet echt meer lichamelijke lenigheid of uithoudingsvermogen nodig had, was hij flink wat aangekomen – maar alleen qua spiermassa. De belangrijkste reden daarvan was dat zijn beschadigde wervelkolom (na een explosie in Afghanistan) gestabiliseerd moest worden. Daarnaast maakte het hem nog aantrekkelijker, zodat hij – in combinatie met zijn natuurlijke charme – erg populair was geworden op Capitol Hill. Zelfs de chagrijnigste leden van het Congres sloegen geen kans over om Nash een schouderklopje te geven of om een selfie te maken met een echte Amerikaanse held.
Kennedy betrapte zich er steeds vaker op dat ze politieke vergaderingen oversloeg en hem in haar plaats stuurde. Hoe goed hij ook was in de missies die hij voorheen had uitgevoerd, hij was nog beter in het omgaan met de enorme ego’s in Washington – wat zij met het jaar moeilijker ging vinden.
‘Hebben we nog iets over Mitch gehoord?’ vroeg ze.
‘Nee,’ zei hij terwijl hij tegenover haar aan de tafel ging zitten.
‘Hoe bedoel je? We moeten toch…’
‘Ik bedoel: nee. De wind in dat gebied trekt aan en we zijn het voertuig waarin hij werd meegenomen uit het oog verloren toen het zicht nul werd.’
‘Zijn er geen informanten?’
‘We durven die niet te benaderen. We willen niet dat iemand vragen stelt over Eric Jesem, want dan gaan mensen te veel op hem letten.’
Kennedy haalde diep adem om haar woede over het gebrek aan voortgang niet te uiten. Ze was al te streng geweest voor Joe Maslick. Hij had op tijd contact opgenomen met de CIA, zodat er surveillance vanuit de lucht geregeld kon worden, maar meer hadden ze niet kunnen doen. Hoewel ze gewoonlijk wel sympathie had voor Rapps plannen, was ze het nu helemaal niet met hem eens geweest. Zeker niet toen hij helemaal gek was geworden en had besloten alleen en gewond het gebied van ISIS te betreden.
‘En die man die Scott heeft aangevallen?’
‘Daarover heb ik beter nieuws,’ zei Nash met een klopje op de attachékoffer die naast hem op de grond stond. ‘We hebben wat goede verdachten en onze mensen zijn hard bezig hen op te sporen.’
Zijn stem klonk, zoals altijd, opgewekt, maar in zijn gezicht waren de diepe lijnen van zijn bezorgdheid te zien. Hoewel hij en Rapp de afgelopen jaren meer dan genoeg ruzie hadden gehad, waren ze nog steeds goede vrienden. En Scott Coleman was waarschijnlijk de beste vriend die Nash had. Gelukkig had zij ook wat goed nieuws.
‘Ik heb gehoord dat Scott hard vecht tegen de infectie, en dat hij langzaam maar zeker vooruitgaat.’
Nash trok zijn wenkbrauwen een stukje op, maar hij had met de jaren geleerd voorzichtig te zijn met zijn optimisme. ‘Dus… er is een kans? Kan hij het overleven?’
‘Hij is bijgekomen.’
Nash haalde zijn hand over zijn mond om de glinsterende zweetdruppeltjes van zijn bovenlip te vegen. ‘Mag ik naar hem toe?’
Kennedy stond op. ‘Ik denk dat we dat wel kunnen regelen, maar we mogen hem niet van streek maken. Hij is heel erg zwak en hij heeft geluk dat hij nog leeft.’
Nash rende naar de deur, maar stopte toen om hem voor Kennedy open te houden. Ze moest toegeven dat het ondanks het feit dat al het andere instortte, het altijd fijn was om iemand goed nieuws te mogen brengen. Het was een ongebruikelijke rol voor iemand in haar positie.
Nash stond op een meter van het glas en moest even wennen aan de aanblik van de man die hij aan de andere kant zag. Coleman lag in het ziekenhuisbed, met bijna zijn hele hoofd en de helft van zijn gezicht in het verband. In zijn ene arm zaten meerdere infuusnaalden en de andere was geïmmobiliseerd door een ingewikkelde brace. Zijn been, dat ook in het verband zat, hing in een lus en er was een drainslangetje tussen zijn ribben aangebracht.
Zijn ogen waren echter open en hij staarde uit het raam naar het zonnige landschap.
Uiteindelijk schudde Nash fel zijn hoofd, rechtte zijn schouders en duwde de deur open.
‘Hoe bevalt je vakantie op kosten van de belastingbetaler?’
Voorzichtig draaide Coleman zijn hoofd om en keek naar Nash, die op een goed gestoffeerde stoel ging zitten.
‘Prima, klootzak.’
Kennedy kwam binnen en ging op de enige lege stoel zitten. ‘Hoe is het nu met je, Scott?’
‘Vertel jij het maar.’
Zijn stem klonk vreemd, en dat kwam gedeeltelijk door het feit dat het slangetje van de beademing nog maar pas was verwijderd. Onder zijn heesheid door klonk echter een mengsel van emoties waarvoor de voormalige SEAL gewoonlijk immuun was: woede, teleurstelling en schaamte. Kennedy wist dat hij twijfelde aan zijn vaardigheden en zichzelf wijsmaakte dat hij zijn team in de steek had gelaten. Dat was natuurlijk totale onzin, maar ze had geleerd dat dit onvermijdelijke onzin was voor mannen als hij.
‘De artsen hebben gezegd dat het een lang, moeilijk proces zal worden, maar dat je volledig zult herstellen.’
Het was niet echt een leugen, maar een positieve versie van de werkelijkheid.
‘Hebben we het kernwapen te pakken gekregen?’
‘Ja,’ zei Nash. ‘We hebben het meegenomen naar de VS en hebben Craig het laten slopen. Dat heeft ons belangrijke informatie opgeleverd.’
‘Waar is Mitch?’
‘Hij en Mas moesten de raketkop terugbrengen. De Pakistani’s waren nogal op hun teentjes getrapt omdat wij hem nog hadden.’
Ze zouden niets vertellen over Rapps huidige toestand, de vermiste splijtstof of andere kernwapens die gestolen waren. Tot Coleman er veel beter aan toe was, kreeg hij alleen te horen dat de operatie een doorslaand succes was geweest.
‘En de kerel die me dit heeft aangedaan?’ vroeg hij, waarna hij zijn blik weer uit het raam richtte.
‘Daar hoeven we nu niet over te praten, makker. Dat kan later wel.’
‘Weet je wie het was?’
Nash keek even naar Kennedy, die subtiel knikte. Als Coleman eraan toe was, konden ze zijn hulp wel gebruiken.
‘We hebben wel wat verdachten. Wil je ze bekijken?’
‘Ja,’ was het verwachte antwoord.
‘Kun je je zijn gezicht herinneren?’ vroeg Kennedy.
Een tijdje bleef Coleman doodstil. ‘Ja.’
Nash haalde een tablet uit zijn koffertje, opende de foto’s van negen mannen, zette die naast en onder elkaar op het scherm en gaf de tablet aan zijn gewonde vriend.
‘Denk je dat het een van hen was?’ vroeg Coleman.
‘Misschien. Er zijn niet zoveel mogelijkheden die voldoen aan de omschrijving van…’ De stem van Nash viel even weg. ‘Je weet wel. Wat er is gebeurd.’
‘Je bedoelt toen ik een pak slaag kreeg alsof ik een verdomde pennenlikker was?’
Nash slaakte een zucht. ‘Niemand neemt je dit kwalijk, Scott. Ik niet, Mas niet, en zeker Mitch niet.’
Coleman geloofde er niets van. ‘Misschien was alles anders geweest als jij daar was geweest.’
‘Ja, dan was ik dood geweest. Luister, Scott. Ik was een goed soldaat, maar hoe erg ik het ook vind om het hardop te moeten zeggen, ik ben nooit zo goed geweest als jij. Laten we dus stoppen met dat geouwehoer, oké?’
Toen Coleman geen antwoord gaf, tikte Nash op de tablet. ‘Wat denk jij? Het enige wat Mitch ons kon vertellen, was dat het een blanke man was van ongeveer één meter tachtig, en tussen de dertig en veertig jaar oud. Zeggen deze gezichten je iets?’
‘Wie zijn het?’
‘Belangrijke buitenlandse jongens uit de speciale operaties, die we uit het oog zijn verloren.’
De voormalige SEAL bekeek de gezichten. ‘Die rechtsonder. Hij ziet er niet echt zo uit, maar hij komt me bekend voor. Kan ik hem ergens anders van kennen?’
‘Ik betwijfel het,’ zei Nash terwijl hij weer op zijn stoel ging zitten. ‘Zijn naam is Grisja Filipov.’
Coleman schudde zijn hoofd en Nash ging aan de slag met de foto. Hij maakte het haar donkerder en de wangen gladder, en trok de oogleden op.
‘Omschrijf zijn neus eens, Scott.’
‘Ik weet het niet. Niet heel groot. Een beetje scherp.’
Nash trok een menuutje open en bekeek de selectie neuzen. Het was een veelgebruikte verandering die plastisch chirurgen maakten: het is gemakkelijker vlees weg te halen dan het toe te voegen.
Hij koos de beste en gebruikte toen de commerciële software om de man ouder te maken, tot hij midden dertig was. Toen hij daarmee klaar was, gaf hij de tablet weer aan Coleman.
Deze keer hoefde hij hem niet te vragen wat hij dacht. Het ritme van zijn hartmonitor ging hoorbaar omhoog.
‘Grisja Filipov,’ bracht Coleman uiteindelijk uit.
‘Ik wilde het niet zeggen omdat ik je dan misschien zou beïnvloeden, maar hij stond boven aan de lijst.’
‘Russisch?’
‘Ja. Spetsnaz. Als kind was hij al een opvallende atleet, en hij werd in het sportprogramma van de Sovjet-Unie opgenomen. Het is wel interessant te weten dat hij uiteindelijk een sport ging beoefenen waar jij fan van bent: biatlon. Hij bleek een lichte hartruis te hebben. Het systeem heeft hem dus uitgespuugd en teruggestuurd naar zijn familieboerderij. Een paar jaar later is hij het leger in gegaan. Blijkbaar is hij door de training van de speciale troepen gerold zonder een druppeltje zweet, en werd daar vastgesteld dat zijn IQ opvallend hoog was. Nadat hij zich had bewezen tijdens een paar operaties, heeft hij de militaire wereld verlaten en is hij van de radar verdwenen. We vermoeden dat de nieuwe Russische president zijn oog op hem heeft laten vallen.’
‘Kroepin,’ zei Coleman.
‘Het is heel logisch,’ merkte Irene Kennedy op. ‘Kroepin was op dat moment zijn machtspositie aan het versterken, en Filipov was de man die hij nodig had: jong, getalenteerd en relatief anoniem.’
‘Weet je waar hij is?’ vroeg Coleman.
‘Nog niet, maar we zullen hem vinden.’
‘Als je dat doet, kom dan niet bij hem in de buurt, Mike. Neem dat van mij aan: schiet die klootzak met een drone naar de eeuwigheid.’
‘Dat is aan Mitch.’
Coleman wilde net iets zeggen, maar deed zijn mond dicht toen er zachtjes op de deur geklopt werd. Irene keek door de glazen wand en zag Claudia Gould naar binnen kijken. Ze wenkte.
‘Vallen ze je lastig?’ vroeg Claudia terwijl ze naast Coleman ging staan en zijn kussens goed legde.
‘Zeker,’ zei hij. ‘Je kunt ze er maar beter uit gooien.’
Ze fronste naar hen. ‘Zijn jullie aan het werk? Jullie weten dat de dokter heeft gezegd dat hij niet van streek mag raken. Hij heeft rust nodig.’
Kennedy stond op en gebaarde Nash hetzelfde te doen. ‘Je hebt gelijk. We zijn veel te lang gebleven. Claudia, ik moet terug naar het kantoor. Je hebt mijn persoonlijke telefoonnummer, en dat van Mike. Als er iets is – wat dan ook – moet je meteen een van ons bellen.’
‘Ik begrijp het.’
De jonge vrouw wilde de tablet pakken, maar haar hand verstijfde.
‘Claudia?’ vroeg Kennedy. ‘Is er iets?’
‘Grisja Azarov,’ zei ze een beetje geschrokken. ‘Was hij het, Scott? Heeft hij je dit aangedaan?’
‘Wat zei je daar?’ vroeg Nash. ‘Azarov? Voor zover wij weten, heet hij Filipov.’
‘Nee,’ zei Claudia. ‘Hij heet al heel lang geen Filipov meer.’
‘Ken je deze man?’ vroeg Kennedy.
Plotseling keek ze als een hert dat in de koplampen van een auto kijkt. ‘Nee… nee, ik…’
‘Rustig maar,’ zei Kennedy. ‘We zijn allemaal vrienden. Iedereen in deze kamer weet wie je bent.’
‘Die persoon ben ik niet meer.’
‘Het spijt me, je hebt gelijk. We weten wie je was. Vertel nou maar: ken je deze man?’
Ze beet even zwijgend op haar lip en knikte. ‘Louis heeft hem jaren geleden in Wit-Rusland ontmoet. Hij heeft me nooit verteld wat er precies is gebeurd, maar ik weet wel dat er maar twee mannen zijn voor wie mijn man bang was: Mitch en Grisja Azarov.’
‘Heb je een dossier over hem?’
‘Natuurlijk. Louis wilde alles over hem weten voor het geval hij hem opnieuw zou treffen.’
‘Kun je nog aan dat dossier komen?’
‘Ja, het staat op mijn computer in het appartement van Mitch.’
Nash graaide de tablet van het bed en legde een hand op Claudia’s rug. ‘Waarom gaan we dan niet naar zijn huis? Waarschijnlijk wil je daar toch wat spullen ophalen.’
‘En Scott dan?’ protesteerde Claudia terwijl Nash haar naar de deur duwde.
‘Geen zorgen,’ riep Kennedy haar achterna. ‘Ik blijf hier tot je terug bent.’