Hoofdstuk 9
Islamabad, Pakistan
Grisja Azarov beende doelgericht door de lobby van het Islamabad Marriot. Het was na middernacht, dus de lobby was zo goed als verlaten. Een Engels echtpaar met een verwilderde blik in de ogen gaf instructies aan de loopjongen in de hoek en een mooie jonge vrouw bemande de receptie. Vanuit zijn ooghoek zag hij een man door de deur achter haar binnenkomen, maar hij schatte hem onmiddellijk in als ongevaarlijk. De hotelmanager.
‘Fijn om u te kunnen helpen, meneer.’
Azarov knikte beleefd, maar stond niet stil. Hij vermoedde dat de man alleen zo lang was gebleven om hem te kunnen begroeten en ervoor te zorgen dat alle details rond Azarovs komst goed waren uitgevoerd.
Zoals verwacht was de lift leeg. Hij stak zijn kaart in de gleuf voor de bovenste verdieping. Zoals gebruikelijk was de meest luxueuze suite van het hotel voor hem gehuurd op naam van het Russische energie-adviesbureau waarvan hij de voorzitter was. Het bedrijf was gefinancierd door Maxim Kroepin, met hulp van de oligarchen die nu het grootste deel van zijn klantenbestand vormden.
Het was een dekmantel die hem in staat stelde enorme geldbedragen op te nemen, naar gevaarlijke delen van de wereld te reizen zonder argwaan te wekken, en onopvallend schatrijke machtige mensen te ontmoeten. Na meer dan tien jaar was het bedrijf geen dekmantel meer, maar werkelijkheid geworden. Hij had toptalenten ingehuurd op het gebied van economie en geologie en had zijn klantenkring uitgebreid met corporaties als Exxon, BP en Aramco. Inmiddels had hij voldoende expertise verworven om overeind te blijven in een kamer vol olie-ingenieurs.
Azarov stapte uit de lift en opende de deur van zijn suite met de keycard die hem was opgestuurd. De woonruimte had wel iets weg van de lobby – een weelderige mengeling van marmeren beelden, duur hout en kostbare tapijten.
De vloer in het midden was verzonken en bevatte een zithoek met stoelen en banken rond een glazen koffietafel. Een eenzame man stond op van de stoel die het verst van de deur af stond en boog bij wijze van begroeting.
Marius Postan was eenenvijftig, kalend en droeg een duur, maar slecht zittend pak waaruit bleek dat zijn gewicht voortdurend schommelde. Hij was een van Kroepins extra-gouvernementele ‘adviseurs’ en was nog langer dan Azarov in dienst van de Russische president. Zijn invloedssfeer betrof meer de technische kant.
‘Ik heb begrepen dat je informatie voor mij hebt?’ zei Azarov en hij liep naar de bar. Er stond een fles Blanton’s Gold Edition voor hem klaar, naast een enorm boeket verse bloemen en een persoonlijk briefje van de manager.
‘Ik denk dat je een helder hoofd nodig hebt voor dit gesprek,’ zei Postan.
‘Integendeel, Marius. Ik verdraag je aanwezigheid beter met een glas whisky in mijn hand.’
Azarov wist dat de man op hem zat te wachten, maar niet waarover het gesprek zou gaan. Niet dat dat moeilijk te raden was. Als Postan zelf verscheen, betekende dat dat er nieuws was dat te gevoelig was om zelfs via de versleutelde lijnen te communiceren.
‘Mag ik aannemen dat je hier bent om het over de komende Rapp-operatie te hebben?’
Postan knikte en Azarov besloot om eerst te proberen zijn nieuwsgierigheid te bevredigen. ‘Voor we beginnen, Marius, kun je me misschien vertellen wat er precies in Zuid-Afrika is gebeurd?’
Postans ogen schoten nerveus de reusachtige ruimte rond. Hij was verantwoordelijk geweest voor het opzetten van die operatie, onder het toeziend oog van Maxim Kroepin. Het probleem was dat Kroepin altijd graag deelde in succes, maar zich snel distantieerde van een mislukking.
‘Ilja Goesev is gedood, samen met de twee Irakezen die aan hem waren toegewezen. Een onafhankelijke huurling die luistert naar de naam Kent Black is verdwenen. Ik weet nog niet wat er precies is voorgevallen.’
‘Oké,’ zei Azarov. Hij nam plaats op een van de banken en spreidde zijn armen uit over de rugleuning. ‘Zou je het willen weten?’
Postan bleef staan en staarde op hem neer. ‘Ik begrijp je niet.’
‘Het is een eenvoudige vraag. Zou je willen weten wat er gebeurd is?’
‘Ik snap niet wat…’
Azarov legde de man met een handgebaar het zwijgen op. ‘Kent Black heet in werkelijkheid Steve Thompson. Vroeg in zijn carrière als zelfstandig huurling werkte hij mee aan een operatie in Nicaragua. Louis Gould was daar een van zijn tegenstanders. Thompson heeft hem lang genoeg bestudeerd om zijn vrouw te herkennen en te weten dat Mitch Rapp belangstelling voor haar heeft. Thompson is niet stom en niet levensmoe, dus ik denk dat we kunnen aannemen dat hij contact heeft opgenomen met Rapp om er zeker van te zijn dat de actie tegen Claudia geen represailles van de CIA zou uitlokken.’
Postan sperde zijn ogen wijd open. ‘Heb je het hier met Kroepin over gehad?’
Azarov schudde zijn hoofd. ‘Ik hoor nu pas dat Thompson erbij betrokken was.’
‘Dan is wat je zegt niets meer dan speculatie.’
Azarov zweeg even. Hij nam een slok van zijn whisky en bekeek de man. Hij had een hekel aan hem, maar kon het niet helpen toch iets van medeleven voor hem te voelen. Dit soort operaties lag buiten zijn expertise. Azarov zelf had moeten worden geconsulteerd, maar die verdomde obsessie met geheimhouding van de president had daar een stokje voor gestoken. En nu bevonden ze zich in een uiterst gevaarlijke situatie, die ze geheel en al over zichzelf hadden afgeroepen.
‘Ja,’ zei hij uiteindelijk. Hij had geen zin in ruziemaken. ‘Alleen speculatie.’ Hij stak zijn hand uit. ‘Heb je iets voor me?’
Postan haalde een USB-stick uit zijn zak en gaf hem aan Azarov.
‘De plannen om Rapp in Faisalabad uit te schakelen staan hierop?’
‘Ja. Hij zal spoedig in Pakistan aankomen. Onze operaties zijn veel gemakkelijker verlopen sinds hij weg is en de mogelijkheid bestaat dat we ze moeten opschorten als hij niet…’
Azarov hief zijn hand op. Hij legde de man weer het zwijgen op. ‘Als alles hierop staat, zoals je zegt, is nadere uitleg niet nodig.’
Postans nervositeit sloeg opeens om in woede. Hij was rijk en machtig en was het niet gewend te worden tegengesproken. Bovendien was hij een wraakzuchtig man met een obsessie voor controle, en iemand die snel driftig werd. Volgens de rapporten was zowel zijn personeel als zijn familie doodsbang voor hem.
‘Jij denkt dat je hierboven staat, hè, Grisja? Dat Kroepin jou als een soort zoon beschouwt. Ik kan je verzekeren dat dat niet zo is. Denk je dat jij voor hem kan doen wat ik kan? De dekmantelbedrijven, het witwassen van geld, de voortdurende aanpassingen die moeten worden gedaan om up-to-date te blijven met de technologie en de internationale wetgeving? Jij bent alleen maar een moordenaar, Grisja, een heel gewoon mannetje…’
Postan ging door met zijn tirade, maar Azarov luisterde al niet meer. Hij stond op van de bank en liep naar de bar aan het eind van de kamer. Hij bukte alsof hij naar ijs zocht, maar haalde in plaats daarvan een pistool uit de schouderholster onder zijn linkerarm.
‘Hoor je mij, Grisja? Begrijp je eigenlijk wel wat ik zeg?’
Azarov kwam overeind en glimlachte beleefd. ‘Ik doe mijn best. Ga vooral door.’
Hij draaide de kraan open en vulde de demper die in het pistool was ingebouwd met water. De kamer was reusachtig, maar de muren waren een beetje dun. Het eerste schot van een onderdrukt wapen was wel eens een beetje luid en water zou het geluid nog meer dempen.
Azarov had geen aandacht geschonken aan Postans woorden, maar de plotselinge stilte toen hij het wapen richtte, was toch welkom. De man bevroor even en rende toen naar de deur. Azarov volgde hem via het vizier en wachtte met schieten tot hij van het tapijt af was en zich op het gemakkelijker schoon te maken marmer bevond.
Het onderdrukte salvo raakte hem in de schedel en hij viel voorover, met zijn gezicht op de vloer. Azarov legde het wapen op de bar en pakte een vuilniszak uit de bak aan zijn voeten.
Hij deed die om Postans hoofd en knoopte hem strak om zijn nek, voor een deel om de rotzooi tot een minimum te beperken en ook om er zeker van te zijn dat hij dood was. De .22 die hij had gebruikt was heel stil, maar miste kracht.
Een beetje boenen met een met ijs natgemaakte handdoek van de bar was voldoende om de boel schoon te maken. Hij ging weer op de bank zitten en was net klaar met het bekijken van wat er op de USB-stick stond, toen zijn telefoon ging.
‘Ja.’
‘Mag ik aannemen dat jullie elkaar hebben ontmoet en dat jullie gesprek is geëindigd zoals ik had verzocht?’ De stem van Maxim Kroepin.
‘Dat mag u.’
‘En je hebt de informatie die ik heb gestuurd in je opgenomen?’
‘Nog maar heel oppervlakkig, meneer.’
‘Ik heb het echter heel gedetailleerd bestudeerd.’
Dat was ongetwijfeld bedoeld om vertrouwen te wekken, maar dat deed het niet. Kroepin was een genie in achterkamertjespolitiek, maar had geen enkele operationele ervaring. Hij had de paar jaar bij de KGB opgeblazen tot iets wat zo uit een Amerikaanse avonturenfilm afkomstig kon zijn, maar de realiteit was heel anders. Hij was verantwoordelijk geweest voor het bespioneren van politieke dissidenten en had heel af en toe opdracht gegeven tot het vermoorden van een jonge idealist of een bejaarde politieke activist. Hij had geen enkel inzicht in hoe mannen als Mitch Rapp functioneerden.
‘Ik denk dat je heel tevreden zult zijn over het plan, Grisja.’
Azarov nam een slokje van zijn whisky en liet de sterkedrank in zijn mond rondgaan terwijl hij overwoog hoeveel hij zou zeggen. ‘Ik maak me zorgen over de samenwerking met de Pakistaanse Taliban, terwijl Rapp Scott Coleman en zijn mannen aan zijn zijde heeft.’
‘De Taliban kennen het terrein en zijn bereid om hun leven te geven om jou je doel te laten bereiken.’
‘Ik denk dat we ervan uit mogen gaan dat de mensen van Coleman ook veel weten van de omgeving waarin ze opereren. En ik vermoed dat iemand niet een van hen niet bereid is zijn leven te geven voor een van zijn team. Bovendien zijn ze uitzonderlijk goed getraind, spreken ze dezelfde taal als Rapp en hebben ze een lange geschiedenis van succesvolle operaties die ze samen met hem hebben uitgevoerd.’
‘Ik heb deze mannen persoonlijk geselecteerd,’ zei Kroepin. Er begon woede in zijn stem door te klinken. ‘Niet alleen op hun vaardigheden, maar ook op hun toewijding aan de missie.’
Dat was natuurlijk gelogen. Kroepin had deze mannen uitgekozen omdat ze niet met hem in verband konden worden gebracht. Hun vaardigheden of het gebrek daaraan was op z’n zachtst gezegd een bijzaak geweest.
‘Dank u voor uw persoonlijke betrokkenheid,’ zei Azarov. Hij wist dat het geen enkele zin had hier verder over door te gaan. ‘Ik begrijp dat dat een aanslag op uw tijd was.’
‘Geen dank, Grisja. Ik heb geen prioriteiten die zwaarder wegen dan jouw welzijn. Behalve misschien jouw geluk. Je blijft je waarde voortdurend bewijzen. Hoe kan ik mijn waardering uitdrukken?’
Dit was een vraag die al vele malen was gesteld gedurende hun samenwerking, maar een antwoord erop werd steeds moeilijker. Nog een auto? Hij bezat een Bugatti Veyron die in Canada stond opgeslagen en een Bentley Continental in een garage buiten Genève, om er maar een paar te noemen. Nog een huis? Hij had er vier – drie ervan had hij in geen jaren bezocht. Het enige waar hij naar verlangde was wat hij nooit zou krijgen. Vrijheid.
‘Dat is heel vriendelijk van u, meneer. Geeft u mij alstublieft tijd om erover na te denken.’
‘Natuurlijk.’
De verbinding werd verbroken en Azarov legde zijn telefoon neer. Hij staarde naar het lichaam dat vlak bij de deur lag.
Op een bepaalde manier benijdde hij Kroepin en zijn gelijken. Ze waren gezegend met een onverzadigbare honger die constant moest worden gestild. Geld, macht, bezittingen, vrouwen. Het zou nooit genoeg zijn. Een miljard euro moest twee miljard worden. De verering door en de gehoorzaamheid van negentig procent van de bevolking moesten uitgroeien tot honderd procent. Kroepin en de oligarchen zouden tot hun laatste snik blijven zwoegen, zonder ook maar een moment van twijfel, introspectie of spijt. Ze zouden nooit overwegen dat er aspecten van het leven bestonden buiten hun simpele filosofie die alleen streefde naar méér.
Lange tijd had Azarov het gevoel gehad dat hij aan het verdrinken was. Niet de paniekerige, angstige dood die de meeste mensen zich voorstellen bij zo’n soort einde, maar meer het gevoel dat er golven over hem heen spoelden, met daaronder een kille, eindeloze duisternis. De weg die hij voor zich zag was leeg. Hij bezat niets. Niets wat het waard was om voor te vechten.
Nu sijpelde er echter een vreemd gevoel van opwinding bij hem naar binnen. Het zou niet lang duren of hij stond oog in oog met Mitch Rapp, een man die hij gedurende zijn hele volwassen leven actief uit de weg was gegaan. Er was nooit een reden geweest om een confrontatie op te zoeken, maar nu het erop aankwam, voelde hij… Wat? Opwinding? Angst? Dat waren rare woorden die weinig betekenis voor hem hadden. Maar hij voelde wel iets. Iets wat het bestaan waarin hij gevangenzat zou doorbreken – of misschien beëindigen.