Hoofdstuk 15

Faisalabad, Pakistan

De soldaat kwam van rechts. Hij rende over een lege binnenplaats, die vol vuilnis lag. Zijn wapen zat nog in de holster, maar hij was jong en snel. Het zou onmogelijk worden een botsing te vermijden als Rapp in positie wilde komen voor de heli die van achteren naderde.

Ze hielden hun ramkoers aan, Rapp op volle snelheid, zigzaggend tussen de geschrokken voetgangers op de stoep waarover hij rende. Zoals te verwachten viel vertraagde de soldaat zijn pas toen hij op tien meter van hem was, schreeuwde tegen Rapp dat hij moest stoppen en deed een onhandige greep naar het pistool op zijn heup.

Het probleem met militairen in dit deel van de wereld was dat ze verwachtten dat er gedaan werd wat ze zeiden. In negentig procent van de gevallen was dat ook zo, maar vandaag zou hij een lesje krijgen over die andere tien.

Ondanks de verstikkende warmte en de pijn in zijn longen lukte het Rapp er nog wat snelheid bovenop te leggen. Hij ging recht op de jonge soldaat af. Het pistool bleef haken aan de holster en Rapp stak zijn arm uit toen hij de man rakelings passeerde. Hij viel achterover en landde hard met zijn hoofd op de betonnen stoep. Het gaf een dof krakend geluid.

De manoeuvre had verschillende effecten. Het eerste effect was dat de jonge soldaat zijn achtervolging staakte, maar nog steeds ademde. Het tweede was dat de voetgangers die de stoep bevolkten in paniek raakten. Hij hoefde ze niet meer te ontwijken, want ze sprongen voor hem opzij.

Geen enkel plan was perfect, zo bleek maar weer eens. De twee politieagenten die vanuit het noorden zijn kant op kwamen zagen de soldaat neergaan en trokken hun wapens. Ze zagen er geen van beiden uit of ze iets konden raken, maar dat maakte de situatie eigenlijk nog gevaarlijker. Als ze besloten te schieten, zouden ze waarschijnlijk een aantal onschuldige voorbijgangers neermaaien.

De gebouwen waarover Maslick het had gehad verschenen aan zijn rechterhand en Rapp vertraagde zijn pas onmiddellijk. Hij stapte een deur door terwijl hij het zweet van zijn gezicht veegde.

Hij had geen idee wat de mensen die in het gebouw werkten deden en de bescheiden lobby gaf daar ook geen aanwijzingen over. Een receptioniste aan een balie links van hem keek hem vriendelijk maar onderzoekend aan. Achterin was één open deur, waarachter de bureaus zichtbaar waren.

‘Hallo, ik heb een afspraak met Mr. Gajani,’ zei Rapp. Hij probeerde zijn ademhaling onder controle te krijgen. Het was de meest voorkomende Pakistaanse naam die hij kon bedenken en hij had geluk. De vrouw keek nog altijd wat verbaasd, maar er werkte blijkbaar echt iemand met die naam en het idee dat er een Amerikaan voor hem in de lobby stond behoorde kennelijk niet tot de onmogelijkheden. Ze strekte haar hand uit naar de telefoon, maar Rapp knikte vriendelijk naar haar en zei: ‘Laat maar. Ik loop wel door.’

Hij versnelde zijn pas toen hij de deur door liep. De receptioniste protesteerde niet, maar knikte beleefd. Wat haar culturele positie betreft was zij precies het tegenovergestelde van de soldaat die hij liggend op de stoep had achtergelaten. In het door mannen gedomineerde Pakistan verwachtte hij onderdanigheid en zij dat ze zou worden genegeerd.

Ook toen hij tussen de bureaus in het kantoor door liep, bleef het geluk aan zijn kant. Een paar mensen keken op naar de bezwete man in hun midden, maar de meesten werkten gewoon door. Tegen de tijd dat het geluid van het opengooien van de voordeur tot hem doordrong, was hij al bijna aan de achterkant van het gebouw.

Harde stemmen echoden door het gebouw, maar werden al direct overstemd door het geluid van rotorbladen van een helikopter. De mensen om hem heen sprongen overeind toen de trilling het gebouw op zijn grondvesten deed schudden.

‘Stop!’

Rapp negeerde het bevel, maar bleef nonchalant doorlopen naar een deur in de achterwand. Meer geschreeuw en het geluid van rennende voetstappen overtuigden hem er niet van dat hij moest omkijken. De combinatie van politie en het feit dat de heli laag genoeg hing om de schilderijen van de muren te laten springen, zorgde voor voldoende paniek om hem in de volgende seconden dekking te bieden.

Het openrukken van de deur veroorzaakte een luchtverplaatsing die voelde als een heteluchtoven. Hij trok zichzelf aan de deurstijl naar voren, de orkaan van rotorwind binnen. Er slingerde een klimtouw door de smalle steeg en Rapp greep het. Hij maakte de karabijnhaak aan het eind vast aan het klimtuig onder zijn hemd. Een handgebaar en de helikopter steeg op en tilde hem van de grond.

Rapp haalde zijn wapen tevoorschijn en schoot een paar salvo’s in de muur naast de deur toen een van de agenten zijn hoofd erdoorheen stak. Hij verdween snel weer naar binnen en stak toen zijn hand naar buiten. Hij schoot in het wilde weg om de deurstijl heen. De kogels ratelden door het straatje, maar Rapp was al buiten bereik. De helikopter bleef stijgen tot hij niet meer geraakt kon worden door iemand vanaf de straat en zette toen koers naar het pakhuis waarin Coleman was binnengedrongen.

Er klonk een stem in zijn oortje, maar hij kon niet horen wat er gezegd werd in het geraas om hem heen. Hij greep het touw vast en keek omhoog, waar hij Joe Maslick uit de geopende deur van de helikopter zag hangen. Hij wees naar een groot gebouw in het noorden. Het besloeg het volledige blok en had aan de bovenkant grote vensters. Ondanks de schittering van de zon waren de flitsen van geweervuur zichtbaar door de ramen.

Zonder een idee te hebben van waar Coleman zich bevond, hoe het gebouw in elkaar zat en met hoeveel man de tegenstander was, was het onmogelijk door een van de gebroken daklichten naar binnen te gaan. Rapp wees in plaats daarvan naar het dak van het ernaast gelegen gebouw.

‘Scott!’ zei Rapp in zijn microfoon. ‘Ik ga naar het dak aan de noordkant van het gebouw. Ben er over twee minuten.’

Er kwam geen antwoord toen de helikopter begon te dalen. Rapp kwam hard neer, rolde over het smeltende asfalt van het dak en landde op zijn knieën vlak bij het lage betonnen muurtje waarmee dat was omringd. Het touw viel boven op hem en hij keek omhoog. Hij wees naar het HK416-aanvalsgeweer in Maslicks hand. Deze knikte begrijpend en liet het vallen. De valwind van de rotor bracht het in een horizontale draaiing toen het viel, maar Rapp slaagde erin het te vangen. Hij bewoog zich naar rechts, en richtte zich op een gebroken ruit in de zijkant van het pakhuis.

Zoals hij al dacht was dit hoog genoeg om ongeveer zeventig procent van de vloer te kunnen overzien. De relatieve duisternis binnen kwam zijn zicht niet ten goede, maar het was genoeg.

De heli steeg weer op en nam het lawaai en de wind met zich mee. De drukkende hitte bleef.

‘Scott, ik ben in positie. Ik kan de eerste vijf meter van de noordkant van de vloer niet zien en de achterste tien meter zijn te donker. Het middelste deel heb ik helemaal tot de oost- en westmuur in het vizier. Daar ben je gedekt. Hoor je mij?’

Rapp zag geweervuur vanuit de achterkant komen, maar niet genoeg om individuele doelen te kunnen onderscheiden. Hij kon alleen concluderen dat Coleman te maken had met drie of vier mannen met automatische wapens.

‘Scott, hoor je mij?’

‘Vijf meter vanaf de noordkant en tien meter vanaf de zuidkant,’ herhaalde Coleman.

Rapp slaakte een zucht van verlichting en zwaaide de loop van zijn geweer naar rechts, op zoek naar doelen. ‘Mas. Zoek je positie boven dat gebouw en zorg dat er niets naar buiten komt.’

‘Begrepen, Mitch. Ik ben er.’