Hoofdstuk 33

Rapp bleef een stap achter de anonieme generaal terwijl ze door een straat liepen waar alleen een paar gewapende mannen op de hoeken stonden. De Irakees keek op naar de witte lucht en Rapp imiteerde de bekende tic. Mensen in deze regio hadden een terechte angst voor Amerikaanse drones, die Rapp nu deelde. Omdat hij te dicht bij deze klootzak stond, liep hij het risico te worden opgeblazen door iemand met wie hij bevriend was. Gelukkig was het zo hard gaan waaien dat de Amerikanen hun drones aan de grond zouden houden en de satellieten verblind waren door het rondwaaiende zand.

De generaal liep door een kapot gebombardeerde steeg en Rapp volgde hem, terwijl hij af en toe omkeek naar de man die hem eerder die dag uit bed had gehaald. De drie waren nu alleen in de smalle straat, aan het oog onttrokken door de muren aan beide kanten, en door het huilen van de wind zou niemand hen horen. Het zou zo gemakkelijk zijn. Als hij zich snel omdraaide en een vlugge keelstoot uitdeelde, zou de generaal, die in gedachten verzonken was, niets merken tot Rapp een hand voor zijn mond hield en hem een van de half ingestorte gebouwen om hen heen in sleurde.

Maar hoelang zou het duren voordat hij werd betrapt? Generaals liepen af en toe door de straten met één enkele bodyguard, maar ze hadden een druk schema. Het was onwaarschijnlijk dat er meer dan een paar minuten voorbij zouden gaan voordat er iemand kwam kijken waar hij bleef. Dat was lang niet genoeg om bruikbare informatie los te krijgen. En dan moest hij nog een manier bedenken om de informatie te kunnen doorgeven aan iemand die er daadwerkelijk iets mee kon.

Rapp hoorde de menigte voordat hij hem zag. Gejuich, luid genoeg om boven de storm uit te komen, zwol in onvoorspelbare golven steeds even aan. Twee minuten later liepen ze een groot plein op, waar een massa mensen bijeen was gekomen, die onder een heldere hemel meteen door de VS zou zijn aangevallen. Er waren ongeveer tweehonderd mannen, die bijna allemaal een automatisch wapen in de lucht hielden. Aan de noordkant van het plein was een podium van houten planken, dat eruitzag alsof het snel in elkaar was getimmerd. En op het podium stond een man die twee meisjes vasthield.

De ene was een jaar of zestien, en de andere niet ouder dan dertien. Beiden waren naakt en stonden er bijna apathisch bij. Hun hele jonge leven waren ze van top tot teen bedekt geweest en hadden ze onder streng toezicht van hun familie gestaan. Nu was iedereen die ze kenden dood en stonden ze daar, naakt en alleen, als vee op een veiling van seksslavinnen.

‘Als een van hen je bevalt, mag je haar hebben,’ zei de generaal, ‘maar ik waarschuw je: geen van beiden is maagd.’

Dat verklaarde de blauwe plekken die Rapp steeds duidelijker kon zien terwijl ze door de menigte, die voor hen uiteenging, liepen. De meisjes werden voor de tweede of derde keer verkocht door meesters die op hen waren uitgekeken.

De winnaar van de veiling sprong het podium op en sleepte het jongste meisje mee terwijl de veilingmeester probeerde de mannen enthousiast te maken voor de oudste.

Rapp had veel vreselijke dingen gezien in zijn leven, maar dit was nieuw. Hoe ziek Al-Qaida ook geweest mocht zijn, de organisatie had wel een doel, een verklaring voor dat doel en een strategie om dat te bereiken. Dat kon je ook zeggen over Hamas en Hezbollah. Maar ISIS speelde niet om te winnen. Het enige doel van ISIS was de hele wereld te vernietigen voordat de organisatie zelf werd vernietigd.

Hij voelde de woede opkomen toen hij keek naar de gezichten van de mannen om hem heen. Hun lichamen drukten tegen dat van hem en hij werd zo kwaad dat hij zijn emoties nauwelijks onder controle kon houden. Hij keek naar een terrorist die helemaal in het zwart gekleed was en naar de AK-47 die over zijn schouder hing. Het wapen zag er goed onderhouden uit en er hingen reservemagazijnen aan de riem van de man. Hoeveel van deze eikels zou hij kunnen vermoorden voordat hij zelf dood was? Twintig? Vijftig? Honderd?

De generaal bleef staan en sloeg een arm om Rapps schouders. Het plotselinge gewicht maakte hem wakker uit zijn gewelddadige dagdromen, en trok hem terug naar het heden. Het oudere meisje werd uiteindelijk van het podium gedragen en de volgende werd de trap op gedwongen. In tegenstelling tot de andere twee droeg ze een chador. Een mysterieuze twist om de massa op te winden.

Als een goochelaar pakte de veilingmeester haar vast en trok in één beweging het gewaad uit. De massa begon te schreeuwen, maar werd weer rustig toen ze zagen dat ze een spijkerbroek en een T-shirt droeg.

‘Ze is een beetje oud,’ merkte de generaal op. ‘Haar familie heeft haar naar de universiteit laten gaan in plaats van te trouwen. Maar er is bevestigd dat ze nog maagd is, en je zult het er vast mee eens zijn dat ze best knap is.’

Ze stonden nu op ongeveer drie meter van het podium, en Rapp moest toegeven dat hij gelijk had. Ze had lang zwart haar en een gave huid, en haar ogen vertoonden minder angst dan Rapp onder deze omstandigheden had verwacht.

‘Willen jullie meer zien?’ riep de veilingmeester.

Het gejuich was zo hard dat Rapp het in zijn borst voelde trillen.

De man pakte de voorkant van het T-shirt van de jonge vrouw vast en wilde het net lostrekken toen ze haar duim in zijn oog ramde. En niet zo’n klein stukje ook. Ze duwde hem bijna tot aan haar knokkel naar binnen.

De massa werd doodstil en Rapp moest een lach onderdrukken toen de veilingmeester een hoge schreeuw liet horen. Twee mannen renden de trap op en pakten de vrouw vast, die niet alleen om zich heen sloeg, maar ook een indrukwekkende reeks scheldwoorden in zeker vijf verschillende talen liet horen.

De veilingmeester probeerde bij te komen van de pijn en de schrik en riep iets onverstaanbaars naar een man onder aan de trap. Even later rende hij de trap op met een jerrycan in zijn armen. De halfblinde man pakte hem aan, haalde de dop eraf en liep op de gevangen vrouw af. Toen wees Rapp naar haar en riep boven het lawaai uit: ‘Ik neem haar wel.’

De generaal keek hem aan en grijnsde. ‘Felle vrouwen! Ik ben het met je eens.’

Hij pakte zijn pistool en schoot een kogel af in de lucht, waardoor de man op het podium verstijfde. Alle aandacht was nu op hem gericht.

‘Dit is onze Amerikaanse broeder Eric Jesem!’ riep hij. ‘De man die door Mitch Rapp werd gemarteld, maar niets heeft gezegd!’

Deze keer werd het gejuich bijgestaan door het geluid van automatische wapens. De generaal stak een hand op en het werd stil. ‘Hij wil deze vrouw en we zullen aan zijn verzoek voldoen. Een beloning voor zijn moed en voor zijn toewijding aan de jihad.’

Rapp liep onder het schreeuwen van de massa en de blik van de woedende eenogige veilingmeester de trap op. Hij zei tegen zichzelf dat het een tactische beslissing was – dat deze vrouw lef had, wist wat zich in dit gebied afspeelde en niet bepaald dol was op ISIS. Maar was dat alles? Of was hij met de jaren soft geworden? Geloofde hij echt dat ze hem kon helpen, of wilde hij niet werkeloos toekijken hoe ze werd verbrand?

Toen hij bijna bij haar was, lieten de mannen die haar hadden vastgehouden haar los. Ze probeerde niet te ontsnappen, maar viel hem aan en haalde met haar roodgelakte nagels uit naar Rapps bont en blauw geslagen gezicht. Hij greep haar bij haar keel en hield haar met een harde ruk tegen. Ze bleef vechten en sloeg en schopte tevergeefs naar hem terwijl hij harder in haar nek ging knijpen. Uiteindelijk raakte ze bewusteloos en viel ze op de grond.

Rapp gooide haar in de brandweergreep over zijn schouder en liep onder luid gejuich van zijn publiek met haar de trap af.