71
Om vijf uur geeft Saga haar pogingen om te slapen op. Nog negentig minuten. Dan komen ze haar ophalen. Met een zwaar lichaam trekt ze haar sportkleren aan en verlaat het appartement.
Ze jogt langs een paar huizenblokken en maakt vaart richting het Söder Mälarstrand.
Zo vroeg is er nog geen verkeer.
Ze rent door de stille straten. De verse sneeuw is zo luchtig dat ze die amper voelt onder haar voeten.
Ze weet dat ze zich nog steeds kan bedenken, maar vandaag is het de bedoeling dat ze haar vrijheid opgeeft.
Södermalm is nog in diepe rust. De hemel is zwart boven het schijnsel van de straatlantaarns.
Saga rent snel en denkt eraan dat ze geen gefingeerde identiteit heeft gekregen, ze wordt ingeschreven onder haar eigen naam en het enige wat ze moet onthouden is haar medicatie. Intraveneuze injecties Risperdal, herhaalt ze stil voor zichzelf. Oxascand tegen de bijwerkingen, Stesolid en Chlomethiazole.
Nathan had uitgelegd dat haar diagnose niet uitmaakte: ‘Als je maar een ijzeren greep op je medicatie houdt,’ zei hij. ‘Die bepaalt jouw leven; de medicijnen zorgen ervoor dat je overleeft.’
Een lege bus draait de verlichte, verlaten terminal van de veerboten naar Finland in.
‘Trilafon, acht milligram drie keer per dag,’ fluistert ze terwijl ze rent. Cipramil dertig milligram, Seroxat twintig milligram...’
Vlak voor het Fotografiska-museum verandert Saga van richting en gaat bij de Stadsgårdsleden de steile trap omhoog. Ze stopt op het hoogste punt van de Katarinavägen, kijkt uit over Stockholm en herhaalt al Joona’s regels nog een keer.
Ik moet me afzijdig houden, weinig praten en in korte zinnen. Ik moet menen wat ik zeg en alleen de waarheid spreken.
Dat is alles, denkt ze, en ze rent verder richting Hornsgatan.
De laatste kilometer verhoogt ze haar snelheid en in de Tavastgatan probeert ze op sprintsnelheid te komen, tot aan haar voordeur.
Saga rent de trappen op, trapt haar schoenen uit op de mat en loopt meteen naar de badkamer om te douchen.
Het is opmerkelijk hoe makkelijk het is je af te drogen zonder dat lange haar. Ze hoeft maar één keer met de handdoek over haar hoofd te wrijven.
Ze trekt het eenvoudigste ondergoed aan dat ze heeft. Een witte sportbeha en een slipje dat ze anders alleen draagt als ze ongesteld is. Een spijkerbroek, een zwart T-shirt en een verwassen trainingsjack.
Ze is zelden nerveus, maar plotseling voelt ze kriebels in haar buik.
Het is bijna twintig over zes. Over elf minuten komen ze haar ophalen. Ze legt haar horloge op het nachtkastje, naast het waterglas. Waar ze naartoe gaat is de tijd dood.
Eerst gaat ze naar het huis van bewaring in Stockholm, daar blijft ze enkele uren en dan zal ze door de penitentiaire transportdienst naar Katrineholm worden overgebracht. Vervolgens blijft ze een dag of wat in het Karsuddens-ziekenhuis, in afwachting van het besluit tot overplaatsing naar de beveiligde eenheid van het Löwenströmska-ziekenhuis.
Ze loopt langzaam door haar appartement, doet lampen uit en trekt wat snoeren uit het stopcontact, gaat dan naar de hal en wurmt zich in haar groene parka.
Het is in feite geen moeilijke opdracht, denkt ze weer.
Jurek Walter is een oude man, waarschijnlijk zwaar onder de medicijnen en afgestompt.
Ze weet dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan afgrijselijke dingen, maar het enige wat ze moet doen is zich gedeisd houden, wachten tot hij toenadering zoekt, wachten tot hij iets zegt dat eventueel bruikbaar is.
Het werkt of het werkt niet.
Nu is het tijd om te gaan.
Saga doet het licht in de hal uit en loopt het trappenhuis in.
Ze heeft al het verse voedsel dat in de koelkast lag weggegooid, maar niet aan iemand gevraagd om een oogje in het zeil te houden, de planten water te geven en voor de post te zorgen.