17
Sneeuw wervelt door de lucht als Joona naar zijn auto rent en gaat zitten. Hij rijdt dwars over het grote, met grind verharde plein waar hij als achttienjarige exerceerde, keert met knerpende banden en verlaat het garnizoensterrein.
Zijn hart bonst hevig en hij vindt het nog steeds moeilijk te geloven wat Nathan vertelde. Zweet parelt op zijn voorhoofd en zijn handen willen niet ophouden met trillen.
Hij haalt een karavaan vrachtwagens in op de E20 even voor Arboga. Hij moet het stuur met beide handen vasthouden omdat de zuiging van de zware voertuigen zijn auto doet slingeren.
Hij denkt continu aan het telefoontje dat hij midden onder de training met de Bijzondere Operatiegroep kreeg.
Nathan Pollocks stem was volkomen kalm toen hij vertelde dat Mikael Kohler-Frost leefde.
Joona was er altijd van overtuigd geweest dat de jongen en zijn zusje twee van de vele slachtoffers van Jurek Walter waren. En nu vertelde Nathan dat Mikael door de politie was gevonden op een spoorbrug in Södertälje en was overgebracht naar het Söder-ziekenhuis.
Pollock vertelde dat de toestand van de jongen ernstig was, maar niet levensbedreigend. Hij was nog niet verhoord.
‘Is Jurek Walter nog altijd opgesloten?’ was Joona’s eerste vraag.
‘Ja, hij zit nog altijd op de isoleerafdeling,’ antwoordde Pollock.
‘Weet je het zeker?’
‘Ja.’
‘En de jongen? Hoe weten jullie dat het Mikael Kohler-Frost is?’ vroeg Joona.
‘Hij schijnt zijn naam meerdere malen te hebben gezegd. Dat is het enige wat we weten... en dat zijn leeftijd klopt,’ antwoordde Pollock. ‘We hebben natuurlijk een speekselmonster naar het gerechtelijk lab gestuurd...’
‘Maar jullie hebben zijn vader niet op de hoogte gesteld?’
‘We moeten proberen uitsluitsel te krijgen over zijn dna voor we dat doen, ik bedoel, we mogen ons niet vergissen...’
‘Ik kom eraan.’