158
Joona belt aan bij zijn eigen voordeur en glimlacht als hij voetstappen hoort aankomen. Het slot knarst en de deur glijdt open. Joona loopt de schemerige hal in en trekt zijn schoenen uit.
‘Je ziet er compleet gesloopt uit,’ zegt Disa.
‘Valt wel mee.’
‘Wil je iets eten? Er is nog... ik kan het opwarmen...’
Joona schudt zijn hoofd en omhelst haar. Hij bedenkt dat hij nu te moe is om te praten, maar later zal hij tegen haar zeggen dat ze de reis naar Brazilië kan afzeggen. Ze hoeft Zweden niet meer uit.
Ze helpt hem zijn kleren uit te trekken en er valt een heleboel zand op de grond.
‘Heb je in de zandbak gespeeld?’ lacht ze.
‘Even maar,’ antwoordt hij.
Hij loopt naar de badkamer en gaat onder de douche staan. Zijn lichaam doet pijn als het hete water over hem heen spoelt. Hij leunt tegen de tegels en voelt zijn spieren langzaam ontspannen.
De hand die het wapen vasthield toen hij de trekker overhaalde en een ongewapende man doodschoot gloeit.
Als ik ermee leer leven dat ik daar schuldig aan ben, kan ik weer gelukkig worden, denkt hij.
Ook al wist Joona dat de Zandman dood was, ook al had hij de kogels dwars door zijn lichaam zien gaan en hem de groeve in zien rollen als een lijk in een massagraf, toch was hij erachteraan gegaan. Hij liet zich langs de steile helling naar beneden glijden, probeerde zijn snelheid af te remmen, kwam bij het lichaam, richtte zijn pistool op het achterhoofd van de man en voelde met zijn andere hand in diens hals. De Zandman was dood. Hij had het niet verkeerd gezien. De drie kogels waren allemaal dwars door zijn hart gegaan.
De gedachte dat hij niet meer bang hoeft te zijn voor de medeplichtige is zo heerlijk en hartverwarmend dat hij even kreunt.
Joona droogt zich af en poetst zijn tanden, stopt dan plotseling en luistert. Het klinkt alsof Disa aan de telefoon zit.
Als hij de slaapkamer binnenkomt, ziet hij dat Disa bezig is zich aan te kleden.
‘Wat doe je?’ vraagt hij terwijl hij tussen de schone lakens gaat liggen.
‘Mijn baas belde,’ zegt ze met een vermoeide glimlach. ‘Ze schijnen bezig te zijn een kuil in Loudden dicht te gooien. De grond daar moet immers gesaneerd worden, maar nu lijken ze een oud bordspel gevonden te hebben... en ik moet er snel heen om ze tegen te houden, want als dat echt zo is...’
‘Ga niet,’ vraagt Joona dringend, en hij voelt zijn ogen branden van vermoeidheid.
Disa neuriet als ze een opgevouwen trui uit de bovenste la van de commode pakt.
‘Ben je mijn laden aan het vullen geweest?’ mompelt hij en hij sluit zijn ogen.
Disa loopt in de kamer heen en weer. Hij hoort dat ze haar haar borstelt en dan haar jack van het hangertje pakt.
Hij draait zich op zijn zij en voelt herinnering en droom samenklonteren als sneeuwvlokken.
Het lichaam van de Zandman rolt van de steile helling en komt tegen een oud fornuis tot stilstand.
Samuel Mendel krabt aan zijn voorhoofd en zegt: ‘Er is helemaal niets dat erop wijst dat Jurek Walter een handlanger heeft. Maar jij moet een wijsvinger in de lucht steken en
zeggen.’