131
Joona staart naar het medaillonbehang en herhaalt in zichzelf dat de Zandman Walters tweelingbroer is.
Hij is de man die Felicia gevangen houdt.
Hij is de man die Lumi in de tuin zag toen ze naar de kat wilde zwaaien.
En dat is de reden waarom Susanne Hjälm Jurek Walter in het donker op de parkeerplaats bij het ziekenhuis heeft kunnen zien.
De warme projector maakt tikkende geluidjes.
Joona pakt het glas sap, staat op, trekt de gordijnen open en gaat bij het raam staan. Hij kijkt recht op het met ijs bedekte oppervlak van de Kljazma.
‘Hoe heb je dit allemaal kunnen vinden?’ vraagt hij als hij het gevoel heeft dat zijn stem niet zal breken. ‘Hoeveel mappen en films heb je moeten doorkijken? Ik bedoel, jullie moeten materiaal over miljoenen mensen hebben.’
‘Ja, maar we hebben maar één overloper van Leninsk naar Zweden,’ antwoordt Karpin rustig.
‘Is hun vader naar Zweden gevlucht?’
‘Augustus 1957 was een moeilijke maand in Leninsk,’ antwoordt Nikita cryptisch en hij steekt een sigaret op.
‘Wat is er gebeurd?’
‘We hadden twee pogingen gedaan om de Semjorka de lucht in te krijgen. De eerste keer verbrandde de hulpraket en stortte de raket zelf na vierhonderd kilometer neer. De tweede keer – hetzelfde fiasco. Ik moest erheen om de verantwoordelijken weg te halen. Ze een kopstoot te geven. Vergeet niet dat vijf procent van het bnp van de hele Sovjet-Unie naar het complex in Leninsk ging. De derde poging ging goed en de ingenieurs konden opgelucht ademhalen, tot de Nedelin-ramp drie jaar later.
‘Daar heb ik over gelezen,’ zegt Joona.
‘Mitrofan Nedelin joeg zijn mensen op om een intercontinentale raket te bouwen,’ zegt Nikita en hij bekijkt de gloeiende punt van de sigaret. ‘Die is midden op de kosmodroom ontploft en er zijn meer dan honderd mensen verbrand. Vadim Levanov en de tweeling waren verdwenen. Een paar maanden lang dachten we echt dat ze samen met alle anderen waren omgekomen.’
‘Maar dat was niet zo,’ zegt Joona.
‘Nee,’ zegt Nikita. ‘Hij was gevlucht omdat hij bang was voor represailles en hij had ongetwijfeld naar de goelag gemoeten, waarschijnlijk het werkkamp Siblag... maar in plaats daarvan dook hij op in Zweden.’
Nikita Karpin zwijgt en drukt zijn sigaret langzaam uit in een porseleinen asbakje.
‘We hielden Vadim Levanov en de tweeling vierentwintig uur per dag in de gaten en waren uiteraard bereid hem te liquideren,’ gaat Karpin zachtjes door. ‘Maar dat was niet nodig... want Zweden behandelde hem als een stuk vuil, organiseerde een eigen goelag... Het enige werk dat hij kreeg was een baantje als arbeider in een grindgroeve.’
Karpins ogen glinsteren ondeugend.
‘Als jullie in plaats daarvan belangstelling voor zijn kennis hadden gehad, had Zweden het eerste land in de ruimte kunnen zijn,’ lacht hij.
‘Misschien,’ antwoordt Joona rustig.
‘Ja.’
‘Dus Walter en zijn broer zijn al op tienjarige leeftijd naar Zweden gekomen?’
‘Maar ze zijn maar een paar jaar gebleven,’ glimlacht Nikita.
‘Waarom?’
‘Je wordt niet voor niets seriemoordenaar.’
‘Weet je wat er gebeurd is?’ vraagt Joona.
‘Ja.’
Nikita kijkt door het raam naar buiten en likt aan zijn lippen. Het lage winterlicht valt door het bobbelige glas naar binnen.