129

Het is tien voor zeven ’s avonds en Joona Linna zit in het laatste vliegtuig naar Moskou. Als het vliegtuig landt is het al middernacht in Rusland. Er ligt een knisperige kou over het binnenland en door de lage temperatuur is de sneeuw uitermate droog.

Joona rijdt met de taxi door de immense, eentonige buitenwijken. Hij heeft het gevoel dat hij vast is komen te zitten in een rondgang door duistere, grootschalige woningbouwprojecten als de stad eindelijk verandert. Hij vangt nog een glimp op van de prachtige wolkenkrabbers – de zeven zusters van Stalin – als de taxi een achterafstraat in rijdt en halt houdt voor het hotel.

Zijn kamer is zeer eenvoudig en donker. Het plafond is hoog, de wanden zijn vergeeld van de sigarettenrook. Op het bureau staat een elektrische samowar van bruin plastic. Op het kaartje met de vluchtroute aan de binnenkant van de deur zit een ronde brandplek op de nooduitgang.

Als Joona bij het enige raam naar de steeg staat, voelt hij de winterkoude door het glas heen. Hij gaat op de stugge bruine sprei op het bed liggen, kijkt naar het plafond en hoort in de kamer ernaast gedempt praten en lachen. Hij denkt dat het te laat is om Disa te bellen om welterusten te zeggen.

Zijn gedachten wervelen voort, de beelden voeren hem mee de slaap in. Een meisje wacht tot haar moeder haar haar vlecht, Saga Bauer kijkt hem met een hoofd vol snijwonden aan en Disa ligt met halfgesloten ogen te neuriën in zijn badkuip.

 

Om half zes ’s ochtends trilt de telefoon op Joona’s nachtkastje. Hij heeft met zijn kleren aan geslapen, met alle dekens en dekbedden over zich heen. Zijn neuspuntje is ijskoud en hij blaast op zijn vingers voor hij de wekkerfunctie uit kan zetten.

De lucht aan de andere kant van het raam is nog steeds donker.

Joona loopt naar de foyer en vraagt de jonge vrouw achter de balie een auto voor hem te huren. Hij gaat aan een sierlijk gedekte tafel zitten, drinkt thee en eet warm brood met gesmolten boter en dikke plakken kaas.

Een uur later rijdt hij in een gloednieuwe bmw X3 op de M2 Moskou uit. Zwart, glanzend asfalt raast onder de auto door, het verkeer in Vidnoje is druk en het is al acht uur als hij de snelweg verruilt voor de kronkelende witte wegen.

De stammen van het berkenbos staan als slanke, jonge engelen in het besneeuwde landschap. De schoonheid van Rusland is bijna beangstigend.

Het is koud en helder en Ljoebimova baadt in winters zonlicht als Joona binnenrijdt en de auto op een sneeuwvrij gemaakt erf voor een landhuis neerzet. Hij heeft gehoord dat de plaats ooit de zomerresidentie van de theaterlegende Stanislavski was.

Nikita Karpin komt de veranda op.

‘Je herinnert je mijn vuile beestje nog,’ glimlacht hij en hij drukt Joona de hand.

Nikita Karpin is een kleine, breedgebouwde man met een mooi verouderd gezicht, een bikkelharde blik en een soldatenkapsel. In zijn tijd als agent was hij een angstaanjagende man.

Formeel gezien maakt Nikita Karpin geen deel meer uit van de veiligheidsdienst, maar hij valt nog steeds onder het ministerie van Justitie. Joona weet dat als er iemand kan achterhalen of Jurek Walter banden met Rusland heeft, het Karpin is.

‘We delen onze belangstelling voor seriemoordenaars,’ zegt Nikita en hij laat Joona binnen. ‘Van mijn kant kun je ze enerzijds beschouwen als putten die je mogelijk kunt vullen met onopgeloste misdrijven... wat praktisch is. Anderzijds moeten we ze ook arresteren om niet incompetent te lijken, wat het geheel compliceert...’

Joona volgt Karpin een grote, mooie kamer in waar het interieur sinds het einde van de negentiende eeuw onveranderd lijkt.

Het oude medaillonbehang glanst als vette room. Boven een zwarte vleugel hangt een ingelijst portret van Stanislavski.

De agent schenkt iets te drinken in uit een grote, beslagen glazen kan. Op tafel staat een grijze kartonnen doos.

‘Vlierbessensap,’ zegt hij, en hij klopt zachtjes op zijn lever.

Op het moment dat Joona het glas met sap heeft gekregen en ze tegenover elkaar zijn gaan zitten, verandert Nikita’s gezicht. De goedmoedige glimlach dooft uit alsof die nooit heeft bestaan.

‘Bij onze vorige ontmoeting... was het meeste nog geheim, maar in die tijd leidde ik een speciaal getrainde groep genaamd “Kopstoot”,’ zegt Nikita zacht. ‘We waren behoorlijk hardhandig... mijn mannen en ik...’

Hij leunt achterover in zijn stoel, waardoor de rugleuning kraakt.

‘Wellicht zal ik ervoor branden in de hel,’ zegt hij ernstig. ‘Tenzij er een engel is die hen die het vaderland verdedigen beschermt.’

Nikita’s geaderde handen liggen op tafel tussen de grijze doos en de karaf met sap.

‘Ik wilde de terroristen in Tsjetsjenië harder aanpakken,’ vertelt hij met ernstige stem. ‘Ik ben trots op onze inzet in Beslan, en wat mij betreft was Anna Politkovskaja een verraadster.’

Hij zet het glas neer en haalt diep adem.

‘Ik heb het materiaal doorgekeken dat jullie veiligheidsdienst naar de fsb heeft gestuurd... Jullie hebben maar bar weinig boven water gekregen, Joona Linna.’

‘Ja,’ antwoordt Joona geduldig.

‘De jonge ingenieurs en constructeurs die naar de kosmodroom Leninsk werden gestuurd noemden we raketbrandstof.’

‘Raketbrandstof?’

‘Alles rondom het ruimteprogramma moest geheim blijven. Alle rapporten waren zorgvuldig gecodeerd. Het idee was dat de ingenieurs nooit uit Leninsk zouden terugkeren. Ze waren de hoogst opgeleide wetenschappers van hun tijd, maar werden behandeld als beesten.’

De kgb-agent zwijgt. Joona schenkt zijn glas bij en neemt een slok.

‘Mijn grootmoeder heeft me geleerd vlierbessensap te maken.’

‘Lekker.’

‘Je hebt er uiteraard goed aan gedaan naar mij toe te komen, Joona Linna,’ zegt Nikita Karpin en hij strijkt over zijn lippen. ‘Ik heb een dossier uit het eigen archief van de Kopstoot geleend.’

Slaap
5143b04e8fcc66.html
5143b04e8fcc67.html
5143b04e8fcc68.html
5143b04e8fcc69.html
5143b04e8fcc610.html
5143b04e8fcc611.html
5143b04e8fcc612.html
5143b04e8fcc613.html
5143b04e8fcc614.html
5143b04e8fcc615.html
5143b04e8fcc616.html
5143b04e8fcc617.html
5143b04e8fcc618.html
5143b04e8fcc619.html
5143b04e8fcc620.html
5143b04e8fcc621.html
5143b04e8fcc622.html
5143b04e8fcc623.html
5143b04e8fcc624.html
5143b04e8fcc625.html
5143b04e8fcc626.html
5143b04e8fcc627.html
5143b04e8fcc628.html
5143b04e8fcc629.html
5143b04e8fcc630.html
5143b04e8fcc631.html
5143b04e8fcc632.html
5143b04e8fcc633.html
5143b04e8fcc634.html
5143b04e8fcc635.html
5143b04e8fcc636.html
5143b04e8fcc637.html
5143b04e8fcc638.html
5143b04e8fcc639.html
5143b04e8fcc640.html
5143b04e8fcc641.html
5143b04e8fcc642.html
5143b04e8fcc643.html
5143b04e8fcc644.html
5143b04e8fcc645.html
5143b04e8fcc646.html
5143b04e8fcc647.html
5143b04e8fcc648.html
5143b04e8fcc649.html
5143b04e8fcc650.html
5143b04e8fcc651.html
5143b04e8fcc652.html
5143b04e8fcc653.html
5143b04e8fcc654.html
5143b04e8fcc655.html
5143b04e8fcc656.html
5143b04e8fcc657.html
5143b04e8fcc658.html
5143b04e8fcc659.html
5143b04e8fcc660.html
5143b04e8fcc661.html
5143b04e8fcc662.html
5143b04e8fcc663.html
5143b04e8fcc664.html
5143b04e8fcc665.html
5143b04e8fcc666.html
5143b04e8fcc667.html
5143b04e8fcc668.html
5143b04e8fcc669.html
5143b04e8fcc670.html
5143b04e8fcc671.html
5143b04e8fcc672.html
5143b04e8fcc673.html
5143b04e8fcc674.html
5143b04e8fcc675.html
5143b04e8fcc676.html
5143b04e8fcc677.html
5143b04e8fcc678.html
5143b04e8fcc679.html
5143b04e8fcc680.html
5143b04e8fcc681.html
5143b04e8fcc682.html
5143b04e8fcc683.html
5143b04e8fcc684.html
5143b04e8fcc685.html
5143b04e8fcc686.html
5143b04e8fcc687.html
5143b04e8fcc688.html
5143b04e8fcc689.html
5143b04e8fcc690.html
5143b04e8fcc691.html
5143b04e8fcc692.html
5143b04e8fcc693.html
5143b04e8fcc694.html
5143b04e8fcc695.html
5143b04e8fcc696.html
5143b04e8fcc697.html
5143b04e8fcc698.html
5143b04e8fcc699.html
5143b04e8fcc6100.html
5143b04e8fcc6101.html
5143b04e8fcc6102.html
5143b04e8fcc6103.html
5143b04e8fcc6104.html
5143b04e8fcc6105.html
5143b04e8fcc6106.html
5143b04e8fcc6107.html
5143b04e8fcc6108.html
5143b04e8fcc6109.html
5143b04e8fcc6110.html
5143b04e8fcc6111.html
5143b04e8fcc6112.html
5143b04e8fcc6113.html
5143b04e8fcc6114.html
5143b04e8fcc6115.html
5143b04e8fcc6116.html
5143b04e8fcc6117.html
5143b04e8fcc6118.html
5143b04e8fcc6119.html
5143b04e8fcc6120.html
5143b04e8fcc6121.html
5143b04e8fcc6122.html
5143b04e8fcc6123.html
5143b04e8fcc6124.html
5143b04e8fcc6125.html
5143b04e8fcc6126.html
5143b04e8fcc6127.html
5143b04e8fcc6128.html
5143b04e8fcc6129.html
5143b04e8fcc6130.html
5143b04e8fcc6131.html
5143b04e8fcc6132.html
5143b04e8fcc6133.html
5143b04e8fcc6134.html
5143b04e8fcc6135.html
5143b04e8fcc6136.html
5143b04e8fcc6137.html
5143b04e8fcc6138.html
5143b04e8fcc6139.html
5143b04e8fcc6140.html
5143b04e8fcc6141.html
5143b04e8fcc6142.html
5143b04e8fcc6143.html
5143b04e8fcc6144.html
5143b04e8fcc6145.html
5143b04e8fcc6146.html
5143b04e8fcc6147.html
5143b04e8fcc6148.html
5143b04e8fcc6149.html
5143b04e8fcc6150.html
5143b04e8fcc6151.html
5143b04e8fcc6152.html
5143b04e8fcc6153.html
5143b04e8fcc6154.html
5143b04e8fcc6155.html
5143b04e8fcc6156.html
5143b04e8fcc6157.html
5143b04e8fcc6158.html
5143b04e8fcc6159.html
5143b04e8fcc6160.html
5143b04e8fcc6161.html
5143b04e8fcc6162.html
5143b04e8fcc6163.html
5143b04e8fcc6164.html
5143b04e8fcc6165.html
5143b04e8fcc6166.html
5143b04e8fcc6167.html
5143b04e8fcc6168.html
5143b04e8fcc6169.html
5143b04e8fcc6170.html
5143b04e8fcc6171.html
5143b04e8fcc6172.html
5143b04e8fcc6173.html
5143b04e8fcc6174.html
5143b04e8fcc6175.html
5143b04e8fcc6176.html
5143b04e8fcc6177.html
5143b04e8fcc6178.html
5143b04e8fcc6179.html
5143b04e8fcc6180.html
5143b04e8fcc6181.html
5143b04e8fcc6182.html
5143b04e8fcc6183.html
5143b04e8fcc6184.html
5143b04e8fcc6185.html
5143b04e8fcc6186.html
5143b04e8fcc6187.html
5143b04e8fcc6188.html
5143b04e8fcc6189.html
5143b04e8fcc6190.html
5143b04e8fcc6191.html
5143b04e8fcc6192.html
5143b04e8fcc6193.html
5143b04e8fcc6194.html
5143b04e8fcc6195.html
5143b04e8fcc6196.html
5143b04e8fcc6197.html
5143b04e8fcc6198.html
5143b04e8fcc6199.html
5143b04e8fcc6200.xhtml