108
Joona is net het ziekenhuisterrein af gereden en heeft vaart gemaakt op de oude provinciale weg als Anja weer belt.
‘Baldersvägen 3 in Upplands Väsby,’ zegt ze. ‘Daar woont die Anders Rönn.’
‘Dat vind ik wel,’ zegt hij en hij geeft gas.
‘Zou je je om mij bekeren?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Als we trouwen dan... ik dacht alleen, als ik nou katholiek of moslim zou zijn of...’
‘Maar dat ben je niet.’
‘Nee, daar heb je gelijk in... er is niets wat ons tegenhoudt, we zouden een echte zomerbruiloft kunnen houden.’
‘Ik ben nog niet helemaal toe aan die stap,’ glimlacht Joona.
‘Ik ook niet, maar ik voel dat ik dat wel aan het worden ben,’ fluistert Anja in de hoorn.
Daarna schraapt ze haar keel, verandert van toon en zegt stijfjes dat ze Susanne Hjälm zal natrekken.
Joona rijdt terug naar verkeersplein Glädjen en is net de Sandavägen richting het huis van Anders Rönn ingeslagen, als Anja weer belt.
‘Dit is een beetje raar,’ zegt ze ernstig. ‘Maar de telefoon van Susanne Hjälm staat uit. Die van haar man ook. Hij is al drie maanden niet op zijn werk bij een verzekeringsmaatschappij verschenen en beide kinderen zijn niet op school geweest. De meisjes zijn ziek gemeld, met doktersverklaring, maar de school heeft toch contact met jeugdzorg opgenomen...’
‘Waar wonen ze?’
‘Biskop Nilsväg 23 in Stäket, richting Kungsängen.’
Joona rijdt naar de kant van de weg en laat de vrachtwagen achter zich passeren. Er stuift sneeuw van de lading.
‘Stuur een surveillancewagen naar het adres,’ zegt Joona en hij maakt een U-bocht.
Zijn rechtervoorwiel rijdt de stoep op, de schokbreker van de auto dreunt en de klep van het dashboardkastje valt open van de klap.
Hij probeert niet te ver vooruit te denken, maar gaat toch steeds harder rijden. Hij negeert de rode stoplichten, rijdt domweg de kruising over en de rotonde op. Op de oprit naar de snelweg rijdt hij al honderdzestig kilometer per uur.