44
Reidar hoort wat Mikael zegt, maar de inhoud dringt maar moeilijk tot hem door. Hij staat aan het bed van zijn zoon, antwoordt troostend en kijkt hem aan.
Maar zijn gedachten zitten vast in een draaikolk. Ze cirkelen om slechts één punt. Hij moet Felicia ophalen. Ze mag niet alleen zijn.
Hij staart voor zich uit en loopt dan met zware stappen naar het raam. Ver onder hem zitten een paar huismussen in de kale rozenbottelstruiken. Honden hebben in de sneeuw onder een lantaarnpaal gepist. Onder het bankje bij de bushalte ligt een want.
Ergens achter zich hoort hij Joona Linna een poging doen om meer van Mikael te weten te komen. De donkere stem vermengt zich met Reidars bonzende hartslag.
Pas achteraf zie je je vergissingen, en sommige ervan zijn zo pijnlijk dat je jezelf niet meer kunt verdragen.
Reidar weet dat hij een onrechtvaardige vader was. Dat is nooit zijn bedoeling geweest, maar toch gebeurde het.
Er wordt vaak gezegd dat je van al je kinderen evenveel houdt, denkt hij. Toch behandel je ze verschillend.
Mikael was zijn lieveling.
Felicia irriteerde hem voortdurend en maakte hem soms zo kwaad dat hij haar bang maakte. Achteraf bezien onbegrijpelijk. Hij was immers volwassen en zij een klein kind.
Ik had niet tegen haar moeten schreeuwen, denkt hij. Hij staart naar de bewolkte lucht en voelt een flinke pijn opkomen in zijn linkeroksel.
‘Ik voel haar de hele tijd,’ zegt Mikael tegen Joona. ‘Nu ligt ze alleen maar op de grond... ze is zo verschrikkelijk bang.’
Reidar slaakt een zucht vanwege de hevige pijn in zijn borst. Zweet stroomt langs zijn hals. Joona is bij hem, pakt zijn bovenarm vast en zegt iets.
‘Niks aan de hand,’ zegt Reidar.
‘Heb je pijn op de borst?’ vraagt Joona.
‘Ik ben gewoon moe,’ antwoordt hij haastig.
‘Je lijkt...’
‘Ik moet Felicia vinden,’ zegt hij.
Een brandende pijn vlamt door zijn kaken en dan schrijnt zijn borst weer. Hij valt en klapt met zijn wang op de verwarming, maar kan er alleen maar aan denken dat hij op de dag dat Felicia verdween tegen haar heeft geschreeuwd dat ze waardeloos was.
Hij komt overeind op zijn knieën, probeert te kruipen en hoort Joona terugkomen met een arts.