161
Joona wordt bruusk wakker gebeld. Hij was niet langzaam weggedommeld maar meteen weggezakt in een diepe slaap terwijl Disa haar werkkleding aantrok. Het is donker in de slaapkamer, maar het schijnsel van het mobieltje verlicht de muur met een bleke ellips.
‘Joona Linna,’ antwoordt hij zuchtend.
‘Jurek Walter is ontsnapt, hij is uit de...’
‘Saga?’ vraagt Joona en hij komt in bed overeind.
‘Hij heeft een heleboel mensen gedood,’ zegt ze met hysterie in haar stem.
‘Ben je gewond?’
Joona loopt door het appartement en naarmate hij begrijpt wat Saga zegt begint de adrenaline in hem te stromen.
‘Ik weet niet waar hij is, hij zei dat hij jou iets zou aandoen, hij zei...’
‘Disa!’ roept Joona.
Hij ziet dat haar laarzen weg zijn, doet de voordeur open en roept haar naam in het trappenhuis zodat zijn stem echoot in het donker. Hij probeert zich te herinneren wat ze precies zei voor hij in slaap viel.
‘Disa is naar Loudden gereden,’ zegt hij.
‘Sorry dat...’
Joona drukt het gesprek weg, trekt vlug kleren aan, pakt zijn schouderholster met het pistool en verlaat het appartement zonder de deur achter zich op slot te doen.
Hij rent de trappen af, de straat op naar de Dalagatan waar Carlos zijn auto heeft geparkeerd. Terwijl hij rent, belt hij Disa. Ze neemt niet op. Het sneeuwt stevig en als hij de hoge sneeuwwallen op de stoepen ziet vreest hij dat hij zijn auto misschien moet uitgraven.
Hij moet inhouden voor een bus die zo dicht langs hem rijdt dat de grond schudt. De zuiging voert verse sneeuw van een lage, brede muur mee.
Joona holt naar zijn auto, stapt in en rijdt dwars over de sneeuwwal, schraapt met de zijkant langs een geparkeerde auto en geeft gas.
Als hij snelheid maakt langs het park Tegnérlunden richting de Sveavägen, vliegt de losse sneeuw in zachte brokken van de auto.
Joona weet ineens dat alles waar hij bang voor is vannacht als een vuurstorm zal oplaaien.
Dat gebeurt van het ene moment op het andere.
Disa is alleen in haar auto onderweg naar het haventerrein Frihamnen.
Joona voelt zijn hart tegen de holster bonzen. De sneeuw slaat tegen de autoruit.
Hij rijdt nu heel snel en denkt eraan dat Disa’s baas belde met het verzoek naar een vondst te komen kijken. Samuels vrouw Rebecka kreeg een telefoontje van de timmerman om eerder naar het zomerhuisje te komen dan was afgesproken.
In de brief die Susanne Hjälm aan Jurek Walter heeft gegeven moet de Zandman over Disa hebben verteld. Zijn handen trillen als hij Disa’s naam in zijn mobiel markeert en haar nogmaals belt. Hij hoort het signaal overgaan en voelt het zweet over zijn rug lopen.
Ze neemt niet op. Joona draait scherp de Karlavägen in en rijdt zo hard hij maar kan.
Het heeft vast niks te betekenen, probeert hij zichzelf voor te houden. Hij moet Disa gewoon zien te bereiken en tegen haar zeggen dat ze om moet keren. Hij moet haar ergens verborgen houden tot Walter weer opgepakt is.
De auto glijdt weg in de bruine smurrie op het asfalt en een vrachtwagen moet abrupt voor hem uitwijken. Hij belt weer, maar krijgt geen gehoor.
Zo snel als mogelijk rijdt hij langs het park Humlegården. De weg is omzoomd door vuile sneeuwwallen en de straatverlichting glanst in het natte asfalt.
Weer belt hij Disa.
De verkeerslichten springen op rood, maar Joona slaat rechts af de Valhallavägen in. Een betonwagen wijkt voor hem uit en een rode personenauto remt met gierende banden. Er klinkt een langgerekt getoeter als Disa plotseling opneemt.