128
Nathan, Joona en Corinne buigen zich over de tafel en vatten de situatie samen. Kortgeleden hadden ze niets. Maar dankzij Saga’s infiltratie hebben ze een plaatsnaam gekregen. Jurek Walter had zich versproken toen hij ‘Leninsk’ fluisterde. Hij was opgegroeid in Kazachstan, maar aangezien Susanne Hjälm hem verzorgd Russisch had horen spreken, kwam zijn familie hoogstwaarschijnlijk uit Rusland.
‘Al wist hun veiligheidspolitie niets,’ herhaalt Corinne.
Joona pakt zijn mobiele telefoon en gaat op zoek naar een contact dat hij al jaren niet gebeld heeft. Hij voelt hoe hij vanbinnen begint te gloeien als hij beseft dat hij de oplossing van het raadsel Jurek Walter wellicht op het spoor is.
‘Wat ga je doen?’ vraagt Corinne.
‘Met een oude bekende praten.’
‘Je belt Nikita Karpin!’ roept Nathan uit. ‘Ja toch?’
Joona trekt zich terug met zijn mobiel tegen zijn oor. De telefoon gaat met suizende echo’s over en na een hele tijd kraakt het.
‘Heb ik je niet bedankt voor de hulp met Pitsjoesjkin?’ vraagt Karpin bruusk.
‘Jawel, je hebt wat zeepjes gestuurd die...’
‘Is dat niet genoeg?’ kapt hij hem af. ‘Je bent de koppigste jongen die ik ooit heb ontmoet, dus ik had kunnen bedenken dat je me zou storen met een telefoontje.’
‘We hebben hier een ingewikkelde zaak die...’
‘Ik spreek nooit over de telefoon,’ onderbreekt Nikita hem.
‘Als ik een versleutelde lijn regel?’
‘Er bestaan geen lijnen die we niet binnen twintig seconden weten te kraken,’ lacht de Rus. ‘Maar dat doet er niet toe... Ik heb me immers teruggetrokken en kan je niet helpen.’
‘Je hebt vast wel contacten,’ probeert Joona.
‘Zijn er niet meer... en ze weten toch niets over Leninsk, en als ze wat wisten zouden ze het niet vertellen.’
‘Je bent dus al op de hoogte van onze vraag,’ zucht Joona.
‘Natuurlijk, het is een klein land...’
‘Met wie zou ik moeten praten als ik een antwoord zou willen hebben?’
‘Probeer het over een maand weer bij de fsb... het spijt me,’ gaapt Karpin. ‘Maar ik moet Zean uitlaten, we wandelen altijd over het ijs van de Kljazma, naar de zwemsteigers en terug.’
‘Ik begrijp het,’ zegt Joona.
Hij hangt op en glimlacht om de overdreven voorzichtigheid van de oude man. De voormalig kgb-agent lijkt er niet op te vertrouwen dat Rusland veranderd is. Maar misschien heeft hij gelijk. Misschien heeft men alleen de buitenwereld doen geloven dat het de goede kant op gaat.
Het is geen echte uitnodiging, maar voor Karpins doen was dit haast gastvrij te noemen.
Nikita’s samojeed Zean was oud en stierf toen Joona acht jaar geleden op bezoek was. Joona was uitgenodigd om drie lezingen te houden over het werk dat tot de arrestatie van Jurek Walter had geleid. De politie van Moskou zat op dat moment midden in de jacht op de seriemoordenaar Aleksandr Pitsjoesjkin.
Nikita Karpin weet dat Joona weet dat de hond niet meer leeft. En hij weet dat Joona weet waar hij verblijft als hij over het ijs van de Kljazma wandelt.