109
Weg 267 is bedekt met sneeuw en achter de auto stuift een witte wolk omhoog. Joona haalt een oude Volvo in en de banden rollen zacht door de strook sneeuw tussen de rijbanen. Hij zet zijn grote licht aan en de lege weg verandert in een tunnel met een zwarte overkapping boven een witte vloer. Eerst passeert hij akkers waar de sneeuw een blauwe tint heeft aangenomen in de toenemende duisternis en daarna loopt de weg door dichte bossen, waarna de verlichting van Stäket flikkerend opdoemt en het landschap zich opent richting het meer Mälaren.
Wat is er met het gezin van de psychiater gebeurd?
Joona matigt zijn snelheid, slaat rechts af en rijdt een kleine villawijk in met besneeuwde fruitbomen en konijnenhokken op de gazons.
Het weer is verslechterd en er waait sneeuw vanaf het water het land op, schuin en dicht.
Biskop Nilsväg nummer 23 is een van de laatste huizen in de wijk, daarachter ligt slechts bos en gemeenschappelijke grond.
Het huis van Susanne Hjälm is een grote, witte villa met lichtblauwe luiken en een rood pannendak.
Alle ramen zijn donker en de oprit is bedekt met ongerepte sneeuw.
Joona parkeert even voorbij het huis en heeft de handrem nog maar net omhooggetrokken als de auto van de districtspolitie van Upplands-Bro afremt en even verderop blijft staan.
Joona stapt uit, pakt zijn jas en sjaal van de achterbank en terwijl hij zijn jas dichtknoopt loopt hij naar zijn geüniformeerde collega’s toe.
‘Joona Linna, rijksrecherche,’ zegt hij, en hij steekt zijn hand uit.
‘Eliot Sörenstam.’
Eliot heeft een geschoren schedel, een verticaal baardstreepje op zijn kin en zwaarmoedige bruine ogen.
De andere agent drukt zijn hand stevig en stelt zich voor als Marie Franzén. Ze heeft een opgewekt, sproetig gezicht, blonde wenkbrauwen en een hoge paardenstaart.
‘Leuk om je eens in het echt te zien,’ glimlacht ze.
‘Fijn dat jullie zo snel konden komen,’ zegt Joona.
‘Dat is gewoon omdat ik op tijd thuis moet zijn om Elsa’s haar te vlechten,’ zegt ze vriendelijk. ‘Ze moet morgen absoluut met krullen naar de crèche.’
‘Dan moeten we maar voortmaken,’ antwoordt Joona en hij loopt naar de donkere tuin.
‘Ik maak maar een grapje... ik heb een krultang achter de hand.’
‘Marie zorgt al vijf jaar alleen voor haar dochter,’ licht Eliot toe. ‘Maar ze heeft zich nog nooit ziek gemeld en ze is nog nooit eerder naar huis gegaan.’
‘Het is aardig dat je dat zegt... voor een Steenbok,’ voegt ze er met genegenheid in haar stem aan toe.
Het bos achter het huis breekt de wind van het meer en de sneeuw rolt op de een of andere manier over de boomtoppen en dwarrelt dan neer op het villawijkje. In de meeste huizen brandt licht achter de ramen, maar het huis met nummer 23 is onheilspellend donker.
‘Er is ongetwijfeld een goede verklaring voor,’ zegt Joona tegen de twee agenten. ‘Maar de ouders zijn afgelopen maanden geen van beiden op hun werk geweest en de kinderen zijn ziek gemeld.’
De lage heg aan de straatkant is bedekt met sneeuw en de groene plastic brievenbus naast de elektriciteitskast zit bomvol post en reclame.
‘Is jeugdzorg ingeschakeld?’ vraagt Marie ernstig.
‘Ze zijn hier geweest, maar zeggen dat het gezin niet thuis is,’ antwoordt Joona. ‘We bellen aan, maar waarschijnlijk moeten we gaan informeren bij de buren.’
‘Bestaan er verdenkingen van een misdrijf?’ vraagt Eliot en hij kijkt naar het gladde sneeuwdek op de oprit.
Joona kan niet anders dan aan Samuel Mendel denken. Zijn hele gezin verdween. De Zandman heeft ze precies volgens Walters voorspelling meegenomen. Maar hier klopt iets niet. Susanne Hjälm heeft haar kinderen ziek gemeld en zelf de doktersverklaring ondertekend die ze naar de school heeft verstuurd.