137
Saga glimlacht naar de arts en blijft hem aankijken tot ze het plastic bekertje krijgt. Hij doet het luik dicht en op slot, maar blijft toch bij de deur staan. Ze loopt de kamer in, doet alsof ze de pil in haar mond stopt, neemt water in haar hand en slikt met haar hoofd in haar nek. Ze kijkt zijn kant niet op, weet niet of hij er nog staat, maar ze gaat even op het bed zitten en doet dan het licht uit. In de bescherming van het donker verbergt ze de pil onder de binnenzool van haar schoen en gaat dan in bed liggen.
Voor ze in slaap valt, ziet ze Bernies gezicht weer, ziet ze hoe de tranen opwelden in zijn ogen toen hij de strop om zijn nek legde.
Zijn stille, worstelende bewegingen, de korte bonzen van zijn hielen tegen de deur, volgen haar de slaap in.
Saga zinkt loodrecht heel diep weg, de helende, vallende slaap in.
Maar op een gegeven moment keert de zandloper om.
En als warme lucht beweegt ze zich omhoog naar waken en opent ze haar ogen plotseling in het donker. Ze weet niet wat haar heeft gewekt. In haar droom waren het Bernies hulpeloos trappende voeten.
Misschien een verafgelegen gerinkel, denkt ze.
Maar het enige wat ze hoort is haar eigen hartslag in haar gehoorgangen.
Ze knippert en luistert.
Het pantserglas van de deur doemt langzaam op als een vierkant van bevroren zeewater.
Ze sluit haar ogen en probeert weer in slaap te vallen. Haar ogen branden van vermoeidheid, maar ze kan niet ontspannen. Iets maakt dat ze haar zintuigen scherpt.
Er tikt iets in de metalen wanden en ze opent haar ogen weer en staart naar het grijze raam.
Plotseling tekent zich een zwarte schaduw af op de ruit.
Ze is klaarwakker, ijzend.
Door het pantserglas kijkt een man bij haar naar binnen. Het is de jonge arts. Heeft hij daar al die tijd gestaan?
Hij kan niets zien in het donker.
Toch staat hij daar, midden in de nacht.
Ze hoort een zwak ruisen.
Zijn hoofd schommelt licht.
Nu beseft ze dat het rinkelende geluid dat haar wekte de sleutel was die in het slot gleed.
Lucht suist naar binnen, de toon wordt sterker, lager en verstomt dan.
De zware deur gaat open en ze begrijpt dat ze doodstil moet blijven liggen. Ze zou heel diep moeten slapen op die tablet. De nachtverlichting op de gang valt als fonkelend poeder om het hoofd en de schouders van de jonge arts.
Ze denkt dat hij misschien heeft gezien dat ze maar deed alsof ze de pil innam, dat hij binnenkomt om hem uit haar schoen te halen. Maar het personeel mag niet alleen bij de patiënten naar binnen gaan, denkt ze.
Daarna begrijpt ze dat de arts bij haar binnen komt omdat hij denkt dat ze de pil wél heeft genomen en diep in slaap is.