76
De aanslag op de presidentiële familie had bijna een oorlog ontketend tussen de twee landen, maar er werd een diplomatieke patstelling bereikt, waarbij de Noord-Koreanen hun gezicht niet verloren en de Amerikaanse regering niet verplicht was potentieel gênante en politiek schadelijke feiten over de geplande coup op de Noord-Koreaanse regering bekend te maken. De aanslag werd toegeschreven aan solitaire elementen binnen Noord-Korea wier acties door de leiding werden afgekeurd.
De zaak werd gesust. Voorlopig althans.
Het Noord-Koreaanse team was het stadhuis binnengekomen dankzij hun Halloween-kostuums. Ze hadden vlak bij de achterdeur een bewaker gedood, waren daar naar binnen gegaan en hadden vervolgens het gebouw afgesloten door het binnenste kordon beveiligers te doden. De ene politieagent die Chung-Cha had doodgeschoten, was er uiteindelijk in geslaagd het stadhuis binnen te komen, had gezien wat er was gebeurd en was op het geluid in de kelder afgegaan waar zijn beverige schot dodelijk bleek, helaas voor Chung-Cha.
Robie en Reel werden hartelijk bedankt door de president en zijn vrouw en hun kinderen. Ze kregen te horen dat zij de status van onofficiële leden van de presidentiële familie hadden verdiend. Tommy’s heldenverering kende geen grenzen. Hij en zijn zus kregen hulp bij het verwerken van alles wat ze hadden gezien en meegemaakt. Claire was duidelijk niet zichzelf, haar vrijpostigheid was verdwenen en het leek erop dat haar broertje haar steunde, wat misschien wel positief was voor hen allebei.
Eleanor had Robie en Reel hartelijk omhelsd toen ze het Witte Huis verlieten. ‘Mijn kinderen en ik hebben ons leven aan jullie te danken,’ zei ze.
‘Nee hoor,’ zei Reel vastbesloten. ‘Wij hebben ons leven aan Yie Chung-Cha te danken.’
*
Na de bespreking in het Witte Huis zaten Robie en Reel in Robies appartement. Ze waren heel veel over Yie Chung-Cha te weten gekomen, via de informatiepijplijn van de cia. Door alles wat ze te horen hadden gekregen, was Reel zelfs nog gedeprimeerder dan ze al was.
‘Ze heeft dat allemaal overleefd. Al die jaren in Yodok, nadat ze haar eigen familie moest vermoorden om uit die hel te kunnen ontsnappen? Uithongering, marteling, doden namens dat afschuwelijke land. En toen redde ze ons leven. Waarom? Om te worden doodgeschoten door een overijverige politieagent?’
‘Hij wist het niet, Jess,’ zei Robie. ‘Hij dacht dat zij de vijand was.’
‘Nou, dat was ze dus niet,’ snauwde Reel.
‘Je weet zeker wel dat Pyongyang haar lichaam terug wilde,’ zei Robie.
Ze knikte. ‘Maar dat doen we dus niet. Ze wordt hier begraven.’
‘Waarom heeft ze het gedaan, denk je?’ vroeg Robie. ‘Ik bedoel, de echte reden?’
‘Ik geloof haar. Ze wilde het niet meer, Robie. Net als ik.’
‘Dat kan.’
‘Ze was beter dan wij, dat weet je toch?’
‘Dat is waarschijnlijk zo,’ beaamde Robie. ‘Ik heb echt nog nooit gezien dat iemand op die manier vijf tegenstanders uitschakelde.’
‘Toen ze haar messen pakte en naar ons keek, dacht ik dat ze ons zou aanvallen,’ zei Reel.
‘Waarom? Ik bedoel, ik vond dat ze eruitzag alsof ze in tweestrijd verkeerde, maar toen zei ze tegen ons dat het haar speet.’
‘Heb je ooit sorry tegen iemand gezegd voordat je hem vermoordde?’
Robie leunde achterover in zijn stoel en dacht hierover na. Ten slotte schudde hij zijn hoofd. ‘Nee.’
‘Ze heeft het voor Min gedaan.’
Robie knikte weer. ‘Voor Min.’
‘Best wel slim hoe ze dat meisje het land uit heeft gekregen.’
‘Nou, als ze net zo dacht als ze vocht, dan was ze een fantastische schaakspeler.’
‘Zes zetten vooruit,’ zei Reel bedachtzaam.
‘Juist.’
‘Blauwe Man schijnt te denken dat de spanningen tussen ons en Noord-Korea zullen afnemen.’
Robie zei: ‘Tot het weer begint.’
‘Ik ga nu even rust nemen.’
‘Wij allemaal, hoop ik.’
‘Wat ons op Min brengt.’
‘Ja, dat is zo.’
‘Denk je dat ze het goed vinden?’ vroeg Reel.
‘Tja, nu alles geregeld is, kunnen we het wel vragen, Jess.’
‘Dan moeten we dat maar doen.’
‘Weet je het zeker?’ vroeg hij.
‘Zo zeker als ik ergens maar zeker van kan zijn.’
Robie pakte zijn autosleutels en ze vertrokken.
*
Ze moesten heel veel hordes nemen en via verschillende diensten werken, maar toen hadden ze een kans gekregen. Ze hadden Sook gevraagd hen te helpen en hij was daar graag op ingegaan.
Onderweg stopten ze twee keer en reden vervolgens naar het grote huis in het noorden van Virginia. Robie had eerst gebeld en er werd al op hen gewacht.
Julie deed de deur open. Buiten stonden Robie, Reel en Sook.
En Min.
Het meisje droeg een maillot, een lange trui en sneakers. Ze had een lint in haar haar. Ze was schoongeboend, maar er was een andere reden voor dat haar gezicht rood was.
Ze had gehuild.
Omdat ze Chung-Cha kwijt was.
En omdat ze bang was.
‘Hallo jongens, kom binnen,’ zei Julie hartelijk.
Haar voogd, Jerome Cassidy, was helemaal hersteld van de verwondingen die Leon Dikes’ mannen hem hadden toegebracht en zat in de zitkamer op hen te wachten. Hij was van middelbare leeftijd en mager, met lang grijs haar dat hij in een keurige paardenstaart droeg. Hij begroette Robie, die hij kende, en werd voorgesteld aan Reel.
‘Julie heeft me al heel veel over je verteld,’ zei Jerome.
‘Alleen alles wat niet geheim was,’ zei Julie glimlachend.
Julie ging naast Min zitten en zei: ‘Ik ben Julie, Min.’ Daarna zei ze een paar woorden in het Koreaans, waar Min een beetje van verstond.
Sook lachte. ‘Niet slecht. Maar je moet nog wel wat oefenen.’
‘Dat weet ik,’ zei Julie met een grijns.
Min zei: ‘Ik ben Min. Ik ben tien.’
‘Ik ben vijftien, vijf jaar ouder dan jij,’ antwoordde Julie.
Min glimlachte, maar had het kennelijk niet verstaan.
Julie pakte een van haar handen en telde de vingers af. ‘Vijf, zoveel.’
Min knikte en telde tot vijf in het Koreaans.
‘Dat klopt,’ zei Sook. ‘Heel goed.’
Jerome zei: ‘Dus Robie, je hebt me al een beetje verteld, maar ik wil graag meer horen.’
Robie vertelde alles wat hij kon over waar Min vandaan kwam. Daarna dat ze hier naartoe waren gekomen om iets te vragen: mocht Min bij hen wonen?
‘Ze kan niet terug naar Noord-Korea,’ zei Reel.
‘En de traditionele pleegzorg kan een beetje tricky zijn in haar situatie,’ zei Robie. ‘Ik weet dat het heel veel gevraagd is, maar jullie waren de eersten aan wie ik dacht. Min begrijpt geen Engels. Verdomme, ze begrijpt heel veel niet. Dus als jullie het niet kunnen doen, zal ze nooit weten dat we het jullie hebben gevraagd.’
Julie zei: ‘Ik heb altijd al een zusje of broertje willen hebben. En het lijkt me heel cool om iemands grote zus te zijn.’ Ze keek naar Jerome. ‘Wat vind jij?’
‘Ik denk dat dit meisje na alles wat ze heeft meegemaakt wel een paar vrienden kan gebruiken. En misschien zijn wij wel een goed begin.’
Reel keek opgelucht naar Robie en zei toen tegen Jerome: ‘Ik kan je niet zeggen hoeveel dit voor me betekent.’
‘Ik denk dat ik dat wel weet. Nog niet eens zo lang geleden had ik hulp nodig, en zonder die hulp zou ik hier nu niet zijn.’
Voordat ze vertrokken, moesten ze Min vertellen dat ze bij Jerome en Julie zou gaan wonen. Sook had beloofd te helpen tot Mins Engels voldoende was. Eerst klampte Min zich vast aan Sook, maar Julie maakte Min steeds voorzichtig van hem los tot het meisje uiteindelijk Julies hand vastpakte en samen met haar wegliep.
Ze vertelden Jerome dat al het papierwerk zou worden geregeld en dat hij dan officieel Mins voogd zou zijn.
‘Het verbaast me eigenlijk dat de regering dit zo gemakkelijk maakt,’ zei Jerome. ‘Ik dacht dat hun motto was: hoe meer papierwerk hoe beter.’
‘Ach, de regering wil dit allemaal zo snel mogelijk geregeld hebben,’ zei Robie.
*
Op de terugweg zat Reel achter het stuur, en toen ze niet naar Robies appartement reed maar de tegenovergestelde richting op reed, wist hij meteen waar ze naartoe ging.
Ze wilde naar het platteland van Virginia. De plaats was klein en lag afgelegen. Maar het had een prachtig uitzicht op de uitlopers van de Blue Ridge. Het was maar honderd kilometer van D.C., maar het hadden er net zo goed duizend kunnen zijn.
Reel parkeerde de auto en zij en Robie stapten uit. De zon ging al onder en doopte de lucht in een rood licht. Het ging harder waaien en het werd koeler. Er zat regen aan te komen en algauw zou het nat en naar zijn. Maar toch, op dit moment, was het hier gewoon heel mooi, intens en onmiskenbaar.
Ze openden het verroeste gietijzeren hek en liepen over het oneffen pad in het gras. Ze kwamen langs overwegend oude grafzerken en grafstenen. Sommige stonden scheef, andere keurig rechtop.
Vlak bij het einde van het pad, aan de linkerkant, was de nieuwste grafsteen. Hij was wit en leek op de grafstenen op de Arlington National Cemetery.
Het was een eenvoudig ontwerp, maar het had een krachtige uitstraling.
De inscriptie paste bij de eenvoud van de steen: Yie Chung-Cha, die tot het einde een goed gevecht leverde.
Niemand wist wanneer of waar ze was geboren. En niemand wist hoe oud ze was. En hoewel ze precies wisten op welke datum ze was gestorven, leek er geen goede reden voor te zijn om dat gewelddadige feit op haar grafsteen te vermelden.
Reel keek naar de witte steen en de hoop aarde. ‘Dat hadden wij kunnen zijn.’
‘Zonder haar was dat ook zo.’
‘Wij zijn net als zij, dat weet je.’
‘Er zijn overeenkomsten,’ erkende Robie.
‘Hoe voelt ze zich, denk je, zo ver van huis?’
‘Ik betwijfel of de doden zich daar echt mee bezighouden. En voor haar was Noord-Korea niet echt een thuis, wel?’
‘Ik ben blij dat ze haar lichaam niet hebben teruggestuurd. Ze hoort, nou ja, ik denk dat ze hier thuishoort. Op een bepaalde manier is dit... goed.’
‘Het is hier vredig genoeg. En na alles wat ze heeft meegemaakt, had deze vrouw wel recht op een beetje vredigheid.’
‘Net als jij en ik.’
‘Ja,’ zei Robie.
‘Ik kende haar niet, maar ik wilde dat ik die kans had gekregen. Maar ik weet heel zeker dat ik haar nooit zal vergeten.’
‘Ze heeft hier een stukje van zichzelf achtergelaten. In Min.’
‘Nu heeft ze Min de kans gegeven op een leven, en daar kunnen wij haar mee helpen.’
‘We hébben haar al geholpen.’
‘Ik bedoel meer dan door haar aan Jerome en Julie te geven.’
Robie keek verbaasd. ‘Wil je dat echt doen?’
‘Ja. En niet alleen omdat we dat aan Chung-Cha verschuldigd zijn.’
Reel knielde naast het gras en veegde een paar blaadjes van het vers gedolven graf. ‘Ja, omdat... nou ja...’ Ze stond op en legde haar hand op die van Robie. ‘Omdat het iets is wat mensen zouden moeten doen.’ Ze zweeg even. ‘Zelfs mensen zoals wij.’
‘Zelfs mensen zoals wij,’ beaamde Robie.
Ze draaiden zich om en liepen samen weg, terwijl het licht plaatsmaakte voor de duisternis.