51

Chung-Cha vulde geduldig de papieren in die noodzakelijk waren om Min vrij te laten en aan haar over te dragen. Ze reden in de Sungri terug naar Pyongyang. Chung-Cha deed de raampjes naar beneden en zei maar niet tegen Min dat ze dit deed omdat ze geen zin had om honderd kilometer lang de stank van het meisje te moeten ruiken. Ze zei dat het goed was om vrije lucht in te ademen.

En Min leek te genieten van elke ademteug.

Eerst had ze niet in de Sungri willen stappen. Chung-Cha wist meteen waarom niet. Het meisje had nog nooit in een auto gezeten. Ze had waarschijnlijk nog nooit een auto gezien, op de oude vrachtwagens na die in het kamp werden gebruikt. Maar zodra Chung-Cha Min had gezegd dat dit de snelste manier was om het kamp te verlaten, was ze ingestapt. Even later stak ze haar hand uit en raakte ze alle metertjes en andere dingen aan die haar interesseerden.

Dat was goed, dacht Chung-Cha. Min was nog steeds nieuwsgierig, verbaasd. Dat betekende dat ze nog steeds een gezonde geest had.

Terwijl ze wegreed, keek Chung-Cha twee keer in de achteruitkijkspiegel naar het kamp. Ze zag gevangenen die door het hek naar hen keken en zich waarschijnlijk afvroegen waarom zij niet ook vrijkwamen.

Ze keek even opzij naar Min en zag dat het meisje voor zich uit keek. Ze keek niet één keer achterom.

Chung-Cha had precies hetzelfde gedaan toen ze haar uit het kamp hadden gehaald. Ze was bang geweest dat ze haar, als ze achteromkeek, terug zouden brengen. Of, en die kans was groter, dat ze wakker werd uit haar droom.

Ze kwamen laat in de avond in Pyongyang aan. Chung-Cha parkeerde de auto en nam Min mee naar haar appartement. Tijdens de rit had het meisje vol aandacht naar van alles gekeken, naar de geasfalteerde straten, naar de hoge gebouwen, naar zoiets eenvoudigs als een verkeerslicht, naar de neonverlichting, naar een bus, naar iemand die op de stoep liep − ze bekeek alles met uiterste verbazing. Het was alsof ze na tien jaar opnieuw werd geboren.

Toen Min omhoogkeek naar het flatgebouw wilde ze weten wat dit voor plaats was.

‘Hier woon ik,’ zei Chung-Cha.

‘Hoeveel mensen wonen er bij je?’

‘Ik woon alleen. En nu woon jij bij mij.’

‘Mag dat?’ vroeg Min.

‘Dat mag overal, behalve in de kampen,’ vertelde Chung-Cha.

Allereerst maakte ze iets te eten voor Min klaar. Niet te veel en niet te luxe, hoewel Chung-Cha natuurlijk geen luxe eten in huis had. Maar Min zou zelfs van te veel witte rijst ziek kunnen worden. Chung-Cha wist dat allemaal omdat degenen die haar hadden bevrijd haar te luxe eten hadden gegeven. Dus zou ze Min in het begin eenvoudige maaltijden geven, en kleine porties.

Daarna moest Min douchen, een heel lange, warme douche met heel veel zeep. Chung-Cha liet Min dit niet alleen doen, want het meisje wist absoluut niet hoe ze zichzelf moest wassen en dus boende Chung-Cha haar schoon.

De meeste mensen zouden misselijk worden van de viezigheid die van haar huid en uit haar haar en poriën kwam, maar Chung-Cha werd er niet anders van, want ze had dit wel verwacht. En Min schaamde zich absoluut niet toen ze naar het vuile water keek dat in het putje stroomde. Zij wist niet beter. Ze wilde alleen maar weten waar dat water naartoe ging.

‘Het stroomt in de rivier,’ antwoordde Chung-Cha, want dat was voor dit moment voldoende informatie. Het meisje zou nog veel vaker moeten douchen om het vuil van jaren van haar lijf te wassen.

Ze legde lakens en een kussen op de kleine bank, waar Min voorlopig zou slapen. Chung-Cha had al kleren en schoenen voor haar gekocht; ze was er terecht van uitgegaan dat een meisje uit het kamp tenger zou zijn. Ze pasten haar uitstekend, veel beter dan de vodden die ze had gedragen. Die werden weggegooid.

Chung-Cha liet Min zien hoe ze haar tanden moest poetsen en waarschuwde haar dat ze de pasta niet moest doorslikken. Daarna maakte ze haar nagels schoon die vol zaten met vuil en opgedroogde koek van jaren. Daarna borstelde ze Mins lange haar, haalde de knopen eruit en knipte de klitten af. Ondertussen zat Min geduldig in de badkamerspiegel te kijken.

Chung-Cha wist heel goed waarom het meisje zichzelf zo aandachtig bekeek: ze had nog nooit in een spiegel kunnen kijken en had dus geen idee hoe ze eruitzag. Chung-Cha herinnerde zich dat zij zelf ’s nachts uit bed was gestapt en naar de badkamer was gelopen. Niet om te plassen, maar omdat ze wilde zien hoe ze er ook al weer uitzag.

Ze gaf Min weer een kleine maaltijd. Daarna behandelde ze vele sneden en korsten met peroxide, zalf en verband. Vervolgens stopte ze Min in haar bed onder haar schone lakens en gekleed in een nieuwe broek en een topje. Ook al had Chung-Cha Mins vele wonden, genezende sneden en opengekrabde oude wonden zo goed mogelijk behandeld, had ze voor de volgende dag toch een afspraak met de dokter gemaakt. Ze wilde dat de arts Min helemaal onderzocht. Infecties kwamen heel veel voor in de kampen en hadden ontzettend veel gevangenen gedood. Ze had Min niet bevrijd om te sterven. En voordat een gevangene werd vrijgelaten, werd gecontroleerd of ze geen infecties of ziektes hadden. Omdat dit bijna onmogelijk was, werd er dus bijna nooit iemand vrijgelaten. Dus had Chung-Cha in de door haar ondertekende papieren toegezegd dat Min uiterlijk één dag na haar vrijlating grondig door een arts zou worden onderzocht en behandeld.

Nadat ze Min op de bank had geïnstalleerd, deed Chung-Cha het licht uit.

Ze hoorde dat Min naar adem hapte en toen vroeg: ‘Kun je het weer licht maken, Chung-Cha?’

Ze draaide het lichtknopje weer om en liep daarna naar Min die op de rand van de bank zat. ‘Ben je bang in het donker?’ Ze wist dat er geen elektriciteit was in de hutten in de gevangenis en dat Min, hoewel ze waarschijnlijk wel elektrische lampen had gezien, er niet aan was gewend.

Min zei: ‘Ik ben niet bang.’

‘Waarom wil je dan dat het licht brandt?’

‘Zodat ik kan zien waar ik nu woon.’

Chung-Cha liet het licht aan en liep naar haar slaapkamer. Ze liet de deur op een kier staan en zei tegen Min dat ze haar wakker moest maken als ze iets nodig had.

Chung-Cha stapte in bed, maar ging niet slapen. Er was niet veel meer wat haar angst aanjoeg; dat kon ook niet na alles wat ze had meegemaakt. Maar wat ze vandaag had gedaan, joeg haar meer angst aan dan alle slaag ooit had kunnen doen. Ze was haar hele leven op zichzelf aangewezen geweest en nu had ze de verantwoordelijkheid voor een ander op zich genomen.

Ze luisterde naar Mins regelmatige ademhaling, slechts enkele meters verderop. Ze vroeg zich af of het meisje sliep of alleen maar om zich heen lag te kijken naar een wereld waarvan ze gewoon niet kon geloven dat ie zelfs maar bestond en die voor haar tot een paar uur terug niet eens had bestaan.

Chung-Cha wist nog goed hoe zij zich had gevoeld. Zij had precies dezelfde emoties ervaren. Maar de dingen die ze voor en na haar vrijlating had meegemaakt, waren volkomen anders geweest.

Op een ochtend kwamen de bewakers haar halen. Eerst dacht ze dat ze zou worden gestraft omdat iemand haar had verraden. Maar dat was niet de reden geweest. Ze brachten haar naar de beheerder, Doh, dezelfde man die ze vandaag had gesproken. Ze hadden een aanbod voor haar. Dit aanbod was afkomstig van de regering. Chung-Cha had geen idee waarom dit was gebeurd.

Zou ze graag vrij willen zijn, hadden ze haar gevraagd.

Eerst begreep ze niet wat ze bedoelden. Ze dacht instinctief dat dit een trucje was en ze wist niet wat ze moest zeggen, omdat ze bang was dat ze iets zou zeggen waardoor ze nog meer pijn moest verdragen of zelfs zou sterven.

Maar ze was naar een ander vertrek gebracht. Daar zat een groep mannen en, heel griezelig, een andere vrouw die geen gevangene was. Chung-Cha had nog nooit een vrouw gezien die geen gevangene was. De vrouw vertelde Chung-Cha dat zij voor de regering werkte en dat de leiding op zoek was naar kinderen van wetsovertreders die hun land wilden dienen. Eerst zouden ze moeten bewijzen dat ze loyaal waren, zei ze. Daarna zouden ze naar een andere plaats worden gebracht en eten, kleren en een opleiding krijgen. Vervolgens zouden ze een jarenlange training krijgen om Noord-Korea te dienen.

Wilde Chung-Cha dat, had de vrouw gevraagd.

Chung-Cha herinnerde zich dat ze naar de mannen keek die naar haar keken. Ze droegen een uniform, niet van de gevangenis, maar van iets anders. Ze hadden glanzende dingen op hun borst, in allerlei kleuren.

Ze was verbijsterd geweest, verlamd, niet in staat te antwoorden.

Toen zei een van de mannen die meer glanzende dingen droeg dan ieder ander: ‘Haal een andere voor ons op en breng deze bitch terug naar waar ze vandaan komt. En hoe hard jullie haar ook laten werken, verdriedubbel dat. En zet haar op rantsoen. Ze heeft onze tijd verspild.’

Handen grepen naar Chung-Cha, maar toen had ze opeens haar stem teruggevonden. ‘Wat moet ik doen?’ schreeuwde ze zo luid dat een van de bewakers zijn wapen trok, misschien omdat hij bang was dat ze woedend werd en hen wilde aanvallen.

Even bleef het stil. Iedereen in het vertrek keek naar haar. De man die haar een bitch had genoemd, keek nu op een andere manier naar haar.

Hij zei: ‘Ze zeiden dat je een keiharde kleine bitch was. Hoe keihard ben je?’

Hij gaf haar een harde klap in haar gezicht, waardoor ze op de grond viel. Chung-Cha, nog maar tien jaar oud, stond snel op en veegde het bloed van haar mond.

‘Dat is nog niets,’ zei de man. ‘Denk maar niet dat dit betekent dat je keihard bent, want dat is niet zo.’

Chung-Cha vatte moed en keek hem strak aan. ‘Vertel me wat ik moet doen om hier vandaan te komen en ik doe het.’

De generaal keek haar geamuseerd aan. Toen zei hij op kille toon: ‘Ik praat niet met uitschot. Anderen zullen je dat vertellen. Als je faalt, zul je deze plaats nooit verlaten. Dan zal ik hun opdracht geven je maar net in leven te houden, zodat je hier nog tientallen jaren zult zijn. Begrijp je dat?’

Chung-Cha bleef de man aankijken en kon opeens heel helder nadenken. Ze had het gevoel dat een leven vol duisternis opeens was gevuld met licht. Ze wist dat dit de enige kans was die ze ooit zou krijgen om hier weg te komen. En die wilde ze grijpen. ‘Als u dat niet met uitschot zoals ik wilt bespreken, wie kan me dan wél vertellen wat ik moet doen om hier vandaan te komen?’ vroeg ze op vaste toon.

De man leek verbaasd over haar brutaliteit. Hij wendde zich tot de vrouw en zei: ‘Zij.’ Daarna draaide hij zich om en vertrok.

Dat was de eerste en de laatste keer dat Chung-Cha generaal Pak had gezien.

 

*

 

Chung-Cha werd in haar overpeinzingen gestoord doordat de deur langzaam openging. Min stond in de deuropening, beschenen door het maanlicht dat door een van de ramen naar binnen viel.

Chung-Cha ging rechtop in bed zitten en keek naar haar.

De twee vrouwen zeiden niets.

Chung-Cha wenkte haar.

Min liep snel haar haar toe en stapte bij haar in bed. Ze ging liggen en viel meteen in slaap.

Maar Chung-Cha sliep niet. Ze lag gewoon naar Min te kijken en dacht aan gebeurtenissen uit wat een ander leven leek.

Naar wat ooit haar eigen leven was geweest.

Doelwit
537e3c4656c646.html
537e3c4656c647.html
537e3c4656c648.html
537e3c4656c649.html
537e3c4656c6410.html
537e3c4656c6411.html
537e3c4656c6412.html
537e3c4656c6413.html
537e3c4656c6414.html
537e3c4656c6415.html
537e3c4656c6416.html
537e3c4656c6417.html
537e3c4656c6418.html
537e3c4656c6419.html
537e3c4656c6420.html
537e3c4656c6421.html
537e3c4656c6422.html
537e3c4656c6423.html
537e3c4656c6424.html
537e3c4656c6425.html
537e3c4656c6426.html
537e3c4656c6427.html
537e3c4656c6428.html
537e3c4656c6429.html
537e3c4656c6430.html
537e3c4656c6431.html
537e3c4656c6432.html
537e3c4656c6433.html
537e3c4656c6434.html
537e3c4656c6435.html
537e3c4656c6436.html
537e3c4656c6437.html
537e3c4656c6438.html
537e3c4656c6439.html
537e3c4656c6440.html
537e3c4656c6441.html
537e3c4656c6442.html
537e3c4656c6443.html
537e3c4656c6444.html
537e3c4656c6445.html
537e3c4656c6446.html
537e3c4656c6447.html
537e3c4656c6448.html
537e3c4656c6449.html
537e3c4656c6450.html
537e3c4656c6451.html
537e3c4656c6452.html
537e3c4656c6453.html
537e3c4656c6454.html
537e3c4656c6455.html
537e3c4656c6456.html
537e3c4656c6457.html
537e3c4656c6458.html
537e3c4656c6459.html
537e3c4656c6460.html
537e3c4656c6461.html
537e3c4656c6462.html
537e3c4656c6463.html
537e3c4656c6464.html
537e3c4656c6465.html
537e3c4656c6466.html
537e3c4656c6467.html
537e3c4656c6468.html
537e3c4656c6469.html
537e3c4656c6470.html
537e3c4656c6471.html
537e3c4656c6472.html
537e3c4656c6473.html
537e3c4656c6474.html
537e3c4656c6475.html
537e3c4656c6476.html
537e3c4656c6477.html
537e3c4656c6478.html
537e3c4656c6479.html
537e3c4656c6480.html
537e3c4656c6481.html
537e3c4656c6482.html
537e3c4656c6483.html
537e3c4656c6484.html
537e3c4656c6485.html
537e3c4656c6486.html
537e3c4656c6487.html
537e3c4656c6488.html
537e3c4656c6489.html
537e3c4656c6490.xhtml