56
Hij heette Kim Sook en was jaren geleden uit Bukchang ontsnapt. Sook was bijzonder behulpzaam geweest en had Robie en Reel alles verteld over zijn aangrijpende ontsnapping uit het werkkamp. Hij was toen achttien, nu bijna dertig.
Hij was samen met zijn familie als een vijandige gevangengezet in verband met de vermeende misdaden van zijn vader tegen de staat. Hij en een vriend, een jongeman die een jaar ouder was dan hij, maakten al een jaar plannen voor hun ontsnapping. Ze hadden informatie gekregen van twee andere gevangenen die waren ontsnapt, maar nadat ze in China waren opgepakt weer naar het kamp werden gestuurd.
De twee jongens maakten deel uit van een werkploeg die buiten de hekken had gewerkt. Terug in het kamp hadden ze opdracht gekregen terug te gaan naar hun hutten. De bewakers waren laks geweest, zei Sook. Ze hadden niet goed geteld of niet goed genoeg opgelet waar de arbeiders naartoe waren gegaan. Hij en zijn vriend waren snel naar hun respectieve hutten gegaan. Maar het was een druk moment van de dag, er liepen veel mensen rond terwijl er maar heel weinig bewakers op hen letten.
Sook en zijn vriend waren naar een plek gelopen waar ze de afgelopen tijd oude wollen zakken hadden verstopt en wachtten daar tot het donker was. Het zou waanzin zijn om een ontsnappingspoging te doen als het nog licht was, vertelde Sook.
Zodra het donker was, sloegen ze de wollen zakken om zich heen, en vooral om hun hoofd en hun handen. Ze kropen naar een onbewaakt gedeelte van het hek. Ze hadden de patrouilles buiten de hekken geobserveerd en wachtten tot een van de eenheden voorbij was gekomen. Daarna hadden ze een halfuur de tijd om te ontsnappen.
Ze gebruikten een lange plank die ze vlak bij het hek hadden verstopt om de stroomdraden van elkaar te houden. Sook zei dat hij de stroom door de plank en in zijn lichaam voelde stromen, maar de wollen zakken om zijn handen werkten goed. Zijn vriend glipte door de opening in het hek. Daarna kroop Sook over de plank tussen de draden en de vriend maakte een opening voor hem waar hij doorheen glipte. Een van de draden streek langs zijn schouder en hij voelde de schok en rook dat zijn huid verbrandde.
Hij maakte zijn overhemd open en liet Robie en Reel het litteken zien. ‘Ik heb geluk gehad,’ zei hij. ‘Een man die twee jaar eerder op die manier probeerde te ontsnappen, raakte verward in de draden en werd geëlektrocuteerd.’
Daarna waren de twee mannen gaan rennen. Ze bleven kilometers lang rennen, eerst over de weg, daarna over een pad en ten slotte gewoon tussen de bomen van een bos door.
Dat was het begin geweest van hun lange reis, een reis waar ze kleren en eten moesten stelen, grensbewakers moesten omkopen met sigaretten, verschillende keren bijna gevangen werden genomen en net deden alsof ze arbeiders waren die op zoek waren naar een baantje. Gelukkig voor hen waren miljoenen Noord-Koreanen op zoek naar werk en daardoor konden ze in die grote mensenmassa onderduiken.
‘Het was nog steeds heel moeilijk,’ zei Sook. ‘We zijn bijna verhongerd. We zijn bijna doodgeschoten. Maar ten slotte bereikten we China. Ik had allerlei baantjes en trok naar het westen, tot in India. Twee jaar lang heb ik gespaard en toen, met hulp, vloog ik naar Frankrijk. Van daaruit ging ik naar Amerika en sinds die tijd woon ik hier.’
‘En je vriend?’ vroeg Reel.
‘Dat weet ik niet. Toen we in China waren, namen we afscheid van elkaar. We dachten dat we argwaan zouden wekken als we bij elkaar bleven. Ik hoop dat hij erin is geslaagd het westen te bereiken, maar weten doe ik het niet.’
Hij had Robie en Reel aangekeken. ‘Dus jullie zijn van plan die mensen uit Bukchang te halen?’
‘Ja.’
‘Dat gaat jullie niet lukken.’
‘Waarom niet?’ vroeg Robie.
‘Het is misschien inderdaad gemakkelijker dan veel mensen denken om uit het kamp te ontsnappen. Er zijn veel meer gevangenen dan bewakers. Het is alsof een handjevol mannen de inwoners van een kleine stad probeert op te sluiten. Er zijn veel gaten, veel manieren naar buiten. Ze houden de populatie onder controle door angst en door verraad van andere gevangenen. Op die manier hebben ze veel meer ogen die opletten of er problemen dreigen.’
‘Oké,’ zei Reel. ‘Maar wat wil je zeggen?’
‘Het echte probleem begint pas nádat je uit het kamp bent ontsnapt. Je mag niet opvallen. Je moet mensen omkopen. Je moet jezelf blootstellen aan mensen die geen enkele loyaliteit kennen. Als je een Noord-Koreaan bent, kijken ze misschien wel de andere kant op. Je bent immers niet meer dan uitschot dat probeert in leven te blijven, en je kunt niemand echt kwaad doen. Voor een paar pakjes sigaretten laten ze je wel door. Dat gebeurt. Je wordt weer gevangengenomen of niet. Maar de grensbewakers zijn niet van plan daarvoor te boeten.’
‘En als we niet op hen lijken?’ vroeg Robie.
‘Jullie zien eruit als Amerikanen. Zodra jullie je mond opendoen, klinken jullie als Amerikanen. Jullie zijn het kwaad. Jullie zullen ze nooit doorlaten. Het spijt me.’
‘We hoeven niet per se de grens over, Sook,’ zei Reel. ‘Wij hebben andere middelen, middelen die jij niet had.’
‘Maar toch, zelfs met al die middelen zullen ze jullie niet doorlaten. Ze zullen jullie gevangennemen.’
Robie keek naar Reel.
Reel vroeg aan Sook: ‘Kun je een manier bedenken waarop het ons wél kan lukken?’
Sook leunde achterover in zijn stoel en dacht na. ‘Misschien wel als jullie in het gezelschap zijn van een Noord-Koreaan.’
‘Ik weet bijna zeker dat we geen Noord-Koreaan bij onze agency hebben,’ zei Robie.
‘Ik wil het wel doen,’ zei Sook.
Robie en Reel keken elkaar verbaasd aan.
Reel vroeg: ‘Jij zou het risico willen nemen terug te gaan naar een werkkamp in Noord-Korea om mensen te helpen die je niet eens kent?’
‘Ik ken hen misschien niet, maar ik weet wat hen daar zal overkomen. Dat is genoeg. Laat mij jullie helpen.’
‘Dat kunnen wij niet beslissen, Sook, maar we waarderen het wel,’ zei Robie. ‘Dat zullen we met onze superieuren moeten bespreken.’
‘Doe dat dan maar,’ zei Sook. ‘Want zonder iemand als ik maken jullie geen enkele kans.’
*
Blauwe Man was ervoor. Evan Tucker en Josh Potter waren ertegen.
President Cassion keurde het goed. Daardoor hadden de twee tegenstemmen geen enkele waarde meer. De president overtroefde iedereen, behalve de collectieve wil van de stemmers die elke vier jaar naar de stembus gingen.
Analisten van National Geospatial hadden met hun satelliet-ogen een kijkje in Bukchang genomen. Hun rapportage plus de resultaten van andere inlichtingendiensten hadden bevestigd dat de zoon en dochter van generaal Pak daar waren. Ze wisten zelfs in welke hut ze woonden, en dat er vier bewakers bij de hut stonden.
Er was ook sprake van een ander succes. Generaal Pak had machtige vrienden in Noord-Korea. Een van hen was erin geslaagd een gecodeerde boodschap naar de zoon en de dochter in het kamp te sturen. Ze wisten dus dat er hulp op komst was.
Het kostte een week om de missie voor te bereiden. Elk detail werd honderd keer doorgenomen, maar ook elke onvoorziene gebeurtenis voor het geval er iets misging, wat natuurlijk zomaar kon gebeuren.
Noord-Korea was misschien wel de grootste uitdaging die ze ooit waren aangegaan. Het was heel moeilijk het land binnen te komen en het was nog moeilijker het land weer uit te komen. Noord-Korea had miljoenen soldaten en een paranoïde bevolking die elkaar altijd bespioneerde. Het terrein was lastig, de taal- en culturele barrières enorm, en het land was gesitueerd in een deel van de wereld waar de Verenigde Staten, op Zuid-Korea na, weinig trouwe bondgenoten hadden.
Ze gingen een week naar de Burner Box waar ze als voorbereiding intensief veldwerk verrichtten. De ruige bergen in het westen van North Carolina vervingen de bergen bij Bukchang. Op het terrein werd een schaalmodel gebouwd van de gevangenis en de hut. Tijdens de eerste oefeningen werden Robie, Reek en Sook ‘doodgeschoten’. Sindsdien hadden ze grote vooruitgang geboekt, maar niemand wist of dat genoeg was zodra ze dat in het echt moesten doen.
De route in en uit het doelwit zou ongebruikelijk zijn. Zoals Sook hun had verteld, liepen gevangenen die uit Bukchang waren ontsnapt altijd naar het noorden, naar China. De lange grens tussen China en Noord-Korea was niet ver. Zij zouden echter niet naar het noorden gaan, want dan konden er te veel dingen misgaan, vooral met twee opvallende westerlingen op sleeptouw.
Ze hoopten allemaal dat ze het de Noord-Koreanen onmogelijk maakten hen te volgen door hun onorthodoxe plannen.
De avond voordat ze zouden vertrekken, namen Robie en Reel het plan nog eens uitgebreid door.
‘Denk je dat Sook het volhoudt?’ vroeg Robie.
‘Hij heeft het al een keer gedaan, Robie.’
‘Dat is jaren geleden. En misschien heeft hij deels geluk gehad.’
‘Dat kan. Maar wij hebben waarschijnlijk ook wat geluk nodig.’
‘Dat ben ik met je eens. We moeten ons letterlijk bukken en niet opvallen.’
Ze zei: ‘Maar wij zijn hun beschermengelen. Misschien moeten wij ons een weg naar buiten vechten.’
‘Dat weet ik.’
‘Ik vraag me af of de president wel heeft nagedacht over de langetermijngevolgen van deze actie.’
‘Je bedoelt dat we de familie van de verrader uit handen van de Noord-Koreanen bevrijden?’ vroeg Robie.
‘Ja. Als ze eerder al van plan waren ons te pakken te nemen, dan gaan ze dat zeker doen als we dit voor elkaar hebben gekregen.’
‘Hij was hier behoorlijk emotioneel over, dus misschien heeft hij daar niet echt bij stilgestaan. Maar daar hebben wij niets mee te maken, Jessica. We zijn gewoon de spieren in het veld.’
‘Ja, maar misschien zouden de “hersens” het advies van de “spieren” eens een keer moeten opvolgen.’
‘Dat zie ik nog niet gebeuren. Er zijn te veel ego’s bij betrokken.’
‘Maar serieus, Robie, de Noord-Koreanen hebben kernwapens en ze zijn gek genoeg die te gebruiken ook. Als ons dit lukt, hebben zij het gevoel dat ze gezichtsverlies hebben geleden. Ze gaan ons echt niet de andere wang toekeren. Een geslaagde missie is straks misschien alleen maar de katalysator voor een ramp.’
‘Met als gevolg dat een heleboel arme, onschuldige mensen sterven omdat hun leiders zich niet serieus genomen voelen.’
‘Wat zo ongeveer de aanleiding is geweest voor elke oorlog die ooit is gevoerd,’ zei ze.
‘Dit wordt echter geen oorlog, maar totale vernietiging.’
‘Wil je weigeren de missie uit te voeren?’
Robie schudde zijn hoofd. ‘Nee, ik ga dit wel doen. Ik wil alleen dat we allebei goed weten wat de mogelijke gevolgen ervan zijn.’
‘Dat weet ik heel goed. In elk geval probeert de president, ondanks al zijn misplaatste logica, goed te maken wat er met Pak is gebeurd. Daar heb ik bewondering voor.’
‘Dus moeten we maar eens aan de slag,’ zei Robie.