38
Robie reed naar de stoeprand, zette de motor af en draaide zich half om in zijn stoel zodat hij haar kon aankijken. ‘Jouw kínd? Heb jij een kind?’
‘Ze is nu volwassen. Ik was nog maar zeventien toen ik haar kreeg.’
‘Dat wist ik niet.’
‘Dat maakt ook geen deel uit van mijn “officiële” leven. Maar de arts die me in de Burner onderzocht, wist het.’
‘Hoe dan?’
‘Ik moest een keizersnee ondergaan. Ze zag het aan het litteken.’
‘Maar hoe wisten die zogenaamde nazi’s dit dan?’
Reel veegde over haar ogen. ‘Omdat hun leider de vader van mijn kind is.’
Robie keek haar stomverbaasd aan.
Ze keek naar hem en zag dat. ‘Hij verkrachtte me, Robie. Ik wilde het niet. Ik was nog maar zestien! Ik kreeg het kind drie dagen nadat de fbi de groep oppakte. Zij gingen naar de gevangenis. Ik kwam in het witsec.’
‘En de baby?’
‘Ik moest haar afstaan. Ze zeiden dat ik dat moest doen.’
‘Wie zijn zij?’
‘De autoriteiten, Robie. Ik was net zeventien. Ik zat in het getuigenbeschermingsprogramma. Ik ben in nog geen jaar zes keer verplaatst. Ik moest tegen dat uitschot getuigen. Dat heb ik ook gedaan.’ Ze snauwde: ‘Je kunt geen kind opvoeden als dat allemaal gebeurt, wel? Ik kon wel voor mezelf zorgen, maar niet voor een kind.’
‘Dus het was je eigen keus het af te staan?’
‘Ik zei toch net dat ik geen keus had.’
‘En als je die wel had gehad?’
‘Wat maakt dat nou uit? Ik heb het afgestaan.’
‘Je zei dat de leider van die nazigroep de vader is. Hij heeft je verkracht.’
Ze knikte. ‘Leon Dikes.’
‘Je zei dat hij een goede advocaat had en niet eens zo lang in de gevangenis heeft gezeten.’
‘Terwijl ik wist dat hij minstens zes mensen had vermoord.’
‘Maar hij heeft nooit geweten waar je was?’
‘Nee, niet tot ik die verdomde gevangenis in Alabama binnenliep. Ze moeten ons hebben opgewacht, en ons zijn gevolgd. En nu hebben ze Julie.’
‘Weet je eigenlijk wel waar je dochter nu is?’
Reel gaf geen antwoord.
Robie zei: ‘Weet je waar...’
‘Ik hoorde je wel! Maar denk je nu echt dat ik haar bij zoiets als dit wil betrekken? Waarom denk je dat Dykes haar wil, Robie? Om haar te vertellen hoeveel hij van haar houdt? Om haar met geld te overladen en haar een prachtig leven te geven?’
‘Ik weet niet wat hij met haar wil doen. Ik kan me wel voorstellen dat hij je wil doden.’
‘Niet half zo graag als ik hém wil doden.’
‘Toch weet hij waarschijnlijk niet wat je bent.’
Ze keek hem aan. ‘Wat?’
‘Hij weet dat je in het witsec zat, maar hij weet niet wie je nu bent. Anders had hij dit nooit gedaan.’
Ze knikte langzaam. ‘Maar wat heeft Julie hier aan?’
‘Dat weet ik niet. En als ze ons zijn gevolgd, waarom hebben ze dan niet geprobeerd jou te ontvoeren? Waarom hebben ze Julie opgewacht?’
‘Omdat hij misschien wel weet waar ik ben, maar niet waar mijn dochter is. En hij weet dat ik hem dat nooit zou vertellen.’
‘Dus is Julie het aas. Lever je dochter uit want anders doden we Julie.’
Reel sloeg haar handen voor haar gezicht en begon te huilen, haar lichaam schokte heftig.
Robie sloeg zijn arm om haar schouders.
Na een tijdje kalmeerde ze en veegde ze haar ogen af. ‘Er is geen manier om hier onderuit te komen, Robie. Het enige wat ik kan doen, is mezelf aanbieden in ruil voor Julie. Dat is alles.’
‘En als hij Julie niet wil laten gaan?’
‘Ik weet het niet. Ik weet het gewoon niet!’ Ze sloot haar ogen.
Hij zei: ‘Ze moeten een manier hebben bedacht waarop hij contact met hen kan opnemen.’
Reel ging rechtop zitten. ‘Dat stond ook in de code. Een telefoonnummer dat ik moet bellen.’
‘Er staan geen cijfers op dat papier,’ zei Robie.
‘We gebruikten geen cijfers in die code. Te duidelijk. We hadden letters die voor cijfers stonden.’
‘Hoe weet je dan dat die letters cijfers zijn of letters?’
Reel wees naar het papier. ‘Als een zin begint met dnv. Dat betekent “de nummers volgen”. Zo deden we dat.’
‘Dat telefoonnummer is waarschijnlijk een burner phone, niet te traceren.’
‘Dat weet ik wel zeker.’
‘Dus ze willen dat jij hen belt? Wanneer?’
Reel hield haar telefoon omhoog. ‘Nu.’
‘Wat ga je dan zeggen?’
‘Dat ik mezelf aanbied in ruil voor Julie.’
‘En als ze daar niet mee akkoord gaan? Want dat doen ze vast niet.’
‘Wat moet ik anders doen, Robie? Het feit is dat ik niet weet waar mijn dochter nu is. Het is al meer dan twintig jaar geleden. Ik weet niet eens hoe ze eruitziet,’ zei ze verdrietig.
‘Zou je die Leon Dikes wel herkennen?’
‘Hem vergeet ik nooit,’ zei ze op kille toon. ‘Hij is zelfs nog erger dan mijn vader, als dat al mogelijk is.’
‘Ja, dat zegt wel iets.’
Reel streek met haar vingers over de rand van het dashboard. ‘Wat moeten we doen, Robie? We móéten Julie zien terug te krijgen. Daar wil ik mijn leven voor geven.’
‘Dat weet ik,’ zei hij rustig. ‘Ik ook. Maar misschien hoeft het niet zover te komen.’
Ze keek naar hem. ‘Heb je een plan?’
‘Ik heb iets. Ik weet niet zeker of je het al een plan kunt noemen.’
‘We moeten haar zien terug te krijgen!’ zei Reel. ‘Dat moet! Zij is onschuldig.’
‘Zij is onschuldig. Dat weet ik al heel lang. En we halen haar terug. We gaan naar mijn appartement, jij belt dat nummer en dan horen we wel wat die klootzakken zeggen.’