11

I

'Er is iemand buiten,' zei Seth.

Ze waren in de keuken. Tesla zat aan de tafel en probeerde Amy een paar lepels pap te voeren, terwijl Seth koude bonen uit een blikje zat te eten terwijl hij naar de donkere tuin keek. 'Denk je dat het de avatars zijn?'

'Zou best kunnen,' zei Tesla. Ze keek op en tuurde in het halfduis­ter. Ze kon ze niet zien, maar voelde hun blik.

'Owen heeft me verteld...' zei Seth.

'Owen?'

'Buddenbaum. Hij zegt dat wij voor hen een soort apen zijn. Als ze naar ons kijken, is dat net zoiets als wanneer wij naar de dierentuin gaan.'

'O ja?' zei Tesla. 'Nou, ik voor mij heb in mijn tijd een aap gekend van wie ik heel wat kon leren.'

'Je bedoelt Raul.'

Ze keek de jongen aan. 'Hoe weet jij van Raul?'

'Owen heeft me alles over je verteld. Hij weet precies wie jij bent, waar je bent geweest, met wie je omging...'

'Waarom zou hij zich voor mij interesseren?'

'Hij zei dat je... dat je...'

'Vat het maar samen.'

'Hij heeft eens tegen me gezegd dat je een significante irrelevantie was.' Seth straalde. 'Zo zei hij het precies. Ik vroeg hem wat dat bete­kende en hij zei dat het puur toeval was dat jij hier bent, omdat je niet in dit verhaal thuishoort...'

'We hebben niks met een verhaal te maken.'

'Dat weet ik zo net nog niet,' zei Seth. 'Wat we ook doen, waar we ook heen gaan, we vertellen altijd een verhaal.'

'Weer Buddenbaum.'

'Nee. Seth Lundy.' Hij zette zijn blikje bonen neer. 'Hé,' zei hij. 'Laat mij eens proberen haar te voeren.'

Tesla sprak hem niet tegen. Ze gaf de baby, die geen hap van haar had willen aannemen, aan Seth en ging de tuin in, want ze dacht dat ze daar de Hoogten kon zien. Dat had ze goed gedacht. Ze moest twintig, vijfentwintig meter van het huis vandaan gaan voordat de top boven het dak uitkwam, maar toen dat gebeurde, was er veel te zien. De mist die rond de top hing, was onregelmatig geworden, en toen ze de gaten bestudeerde, zag ze daar grote, klonterige vormen bewegen.

'De Iad is er,' zei ze.

'Dat weten we nu pas,' zei een stem uit de duisternis.

Ze keek niet eens om. De stem behoorde toe aan een van het trio; het deed er niet toe welke van de drie het was.

'Heeft Buddenbaum het jullie niet verteld?' zei Tesla.

'Nee.'

'Vreemd.'

'We zijn er niet zeker van dat hij het wist,' zei een andere stem. De­ze stem herkende ze; die was van het kleine meisje, Rara Utu.

'Dat lijkt me stug,' zei Tesla, haar ogen nog op de berg gericht. Wat deden ze daarboven toch? Nestelen? 'Jullie zijn hier. De Iad is hier. Dat is geen toeval.'

'Je hebt gelijk,' was het antwoord. 'Maar dat betekent niet dat het zo gepland was. De geschiedenis van Sapas Humana zit vol met gelijktij­digheden.'

Ze draaide zich nu naar hen om. Ze stonden zo'n tien meter van haar vandaan in het donker, nauwelijks afstekend tegen het licht uit de keu­kenramen. Nu ze naar hen keek, besefte ze dat ze beter van elkaar te onderscheiden waren dan ze had gedacht. Rara Utu stond een eindje naar rechts. Haar gezicht vertoonde nog maar een zweem van de meis­jesachtigheid die ze had voorgewend. Op enige afstand van haar stond het individu dat zich als de komiek met de grote oren had voorgedaan, Haheh. Ook bij hem waren de trekken van het gezicht dat hij in het openbaar had nog net te zien. En het dichtst bij Tesla stond het idiote kind, Yie, wiens gelaatstrekken het duidelijkst door zijn aangenomen persoonlijkheid waren beïnvloed. Van het drietal was hij degene die Tes­la met de meeste achterdocht aankeek.

'Jullie schijnen de mensen erg goed te kennen,' zei ze.

'Jazeker,' zei Haheh. 'Wij krijgen er nooit genoeg van om naar de Grote en Geheime Show te kijken.'

'Allemachtig...' verzuchtte ze. 'Waren jullie ook in Palomo Grove?'

'Helaas niet,' antwoordde Rara Utu. 'Dat hebben we gemist.'

'Om je de waarheid te zeggen, was dat het begin van onze ontevre­denheid over Owen,' zei Haheh. 'We kregen er genoeg van om steeds weer dezelfde slachtpartijen te zien. We hadden zin in iets dat meer... hoe zal ik het zeggen?'

'... apocalyptisch was,' hielp Yie.

'Dus hij heeft dit geregeld?' zei Tesla.

'Daar lijkt het wel op,' antwoordde Haheh. 'Maar zijn genie is niet meer wat het geweest is. Vanmiddag bijvoorbeeld. Dat had een triomf moeten zijn, maar het zakte als een pudding in elkaar. We waren erg teleurgesteld. Daarom zijn we achter jou aangegaan. We willen weer een Palomo Grove. Mensen die gek worden van hun eigen nachtmer­ries.'

'Hebben jullie geen medegevoel?' vroeg Tesla.

'Natuurlijk wel,' antwoordde Rara Utu. 'Wij lijden erg als we men­sen zien lijden. Is dat niet precies waarom we er zo gek op zijn?'

'Kun je dat uitleggen?' vroeg Tesla.

'We kunnen het haar laten zien,' zei Haheh.

'Is dat wel verstandig?' zei Yie. Zijn kraaloogjes waren half dichtge­knepen.

'Ik vertrouw haar,' antwoordde Haheh. Hij kwam uit de schaduwen en liep Yie voorbij om een paar meter van Tesla vandaan te blijven staan. Toen hij dat deed, gingen de gewaden open waarin hij gehuld was. Ze waren aan de binnenkant nog prachtiger dan aan de buitenkant, bela­den met edelstenen waarvan ze de kleuren niet zou kunnen benoemen. Sommige waren zo groot als vruchten, als perziken en peren, allemaal overrijp en allemaal een vloeibaar licht uitstralend.

'Dit,' zei Haheh, en hij wees met zijn rudimentaire arm naar een ju­weel ter grootte van een ei. 'Dit heb ik in Des Moines gekregen toen ik naar een verschrikkelijke tragedie keek. Drie generaties, of waren het er vier...?'

'Vier,' zei Rara Utu.

'... vier generaties in één nacht omgekomen door een gasexplosie. Een hele familienaam verdwenen. O, het was erbarmelijk. En deze...' Hij wees naar een edelsteen die meer nuances van amber vertoonde dan een zonsondergang in Key West. 'Deze kreeg ik in Arkansas, bij de execu­tie van een man die ten onrechte wegens moord was veroordeeld. We zagen hoe hij geroosterd werd, in de wetenschap dat de ware schuldi­ge op datzelfde moment kleine kinderen aan het wurgen was. Dat was zwaar, erg zwaar. Er zitten luchtbelletjes in de steen en soms zie ik daar iets melkachtigs in, en dan moet ik aan de baby's denken...' Terwijl hij al die dingen vertelde, realiseerde Tesla zich dat wat hij liet zien hele­maal geen kledingstuk was: het was zijn lichaam. De edelstenen waren een soort vruchten die uit het verdriet en uit zijn vlees waren gegroeid. Voor een deel waren ze souvenir, voor een deel decoratie, voor een deel trofee. Het waren in feite prachtige littekens, die de plaatsen aangaven waar hij getroffen was door gevoel.

'Ik zie dat je verbaasd bent,' zei Rara Utu.

'En ook dat je ervan walgt,' zei Yie.

'Een beetje,' zei Tesla.

'Nou,' merkte Rara Utu waarderend op, 'dat is iets om van te genie­ten.' Ze keek Tesla strak aan. 'Buddenbaum lette er altijd goed op dat hij ons niet liet blijken wat hij voelde. Dat hoort bij zijn introverte aard, denk ik, het gemak waarmee hij zijn gevoelens verborgen kan houden.'

'Terwijl jij...' zei Haheh.

'Jij bent zo naakt, Tesla,' zei Utu. 'Je bent op zichzelf al een show, ook als je niets bijzonders doet.'

'We zouden geweldige tijden kunnen beleven,' viel Haheh haar en­thousiast bij.

'Vergeten jullie niet iets?' vroeg Tesla.

'Wat dan?'

'Toen jullie me voor het eerst ontmoetten, zeiden jullie dat jullie wis­ten dat ik ging sterven. En toevallig weet ik zeker dat het waar is.'

'Details, details,' vond Rara Utu. 'Wij hebben de gave van het leven, Tesla. Je hebt zelf gezien hoe Buddenbaum de dood te vlug af was. Hij kreeg vanmiddag een kogel in zijn hoofd en inmiddels zal hij al wel bij­na genezen zijn.'

'We kunnen jou geen onsterfelijkheid geven,' zei Haheh.

'En dat zouden we ook niet willen,' merkte Yie op.

'Maar we kunnen wel je leven verlengen. Aanzienlijk verlengen, als we vinden dat onze relatie produktief is.'

'Dus... als ik ja zeg, mag ik blijven leven, zolang ik maar ervaringen voor jullie creëer?'

'Precies. Laat ons voelen, Tesla Bombeck. Geef ons verhalen die ons diep treffen.'

Terwijl Rara Utu sprak, riepen in Tesla's hoofd twee stemmen tegen elkaar in. 'Neem hun aanbod aan!' riep er een. 'Hiervoor ben je in de wieg gelegd. Dit is iets anders dan films bedenken voor popcorn kau­wende imbecielen! Nu kun je het leven zelf schrijven!' De andere stem sprak met evenveel nadruk. 'Het is absurd. Dit zijn emotionele bloed­zuigers. Als je voor ze gaat werken, verlies je op den duur je mense­lijkheid!'

'We moeten een antwoord hebben, Tesla,' zei Haheh.

'Leg me één ding uit,' zei ze. 'Waarom doen jullie dit niet gewoon zelf?'

'Omdat wij er niet bij betrokken mogen raken,' antwoordde Rara Utu. 'Dat zou ons vuil maken. Dat zou ons bezoedelen.'

'Het zou ons ruïneren,' zei Yie.

'Ik begrijp het.'

'Nou?' zei Haheh. 'Heb je een antwoord?'

Tesla dacht een ogenblik na. Toen zei ze: 'Ja, ik heb een antwoord.'

'Wat?' zei Rara Utu.

Ze dacht nog even na. 'Misschien,' antwoordde ze.

Toen ze weer binnen was, zag ze dat Seth met Amy naar de huiskamer was gegaan. Hij zat met haar op de bank en wiegde haar in zijn armen.

'Heeft ze iets gegeten?'

'Ja,' zei hij zachtjes. 'Het gaat goed met haar.' Hij keek vol genegen­heid op Amy neer. 'Lief gezichtje,' zei hij. 'Ik hoorde je met ze praten. Wat willen ze?'

'Mijn diensten,' zei Tesla.

'In plaats van Owen?' Tesla knikte. 'Hij dacht al dat ze daarop aan zouden sturen.'

'Waar is hij nu?'

'Hij zei dat hij in de Nook op je zou wachten. Dat is een lunchroom in een zijstraat van Main Street.'

'Dan moet ik hem niet langer laten wachten,' zei Tesla.

Seth kwam langzaam overeind om Amy niet te storen. 'Ik ga met je mee. Ik pas op de baby terwijl jij met Owen praat.'

'Ik moet je iets over Amy vertellen...'

'Ze is niet van jou, hè?'

'Nee. Haar moeder en de man van wie ik dacht dat hij haar vader was, zijn dood. En degene die waarschijnlijk haar echte vader is, zal naar haar gaan zoeken.'

'Wie is dat dan?'

'Hij heet Tommy-Ray McGuire, maar hij wordt liever de Doodsjon­gen genoemd.' Terwijl ze dat uitlegde, keek ze naar de kaarten die op de salontafel lagen uitgespreid. 'Zijn die van jou?' vroeg ze.

'Nee. Ik dacht dat ze van jou waren.' Ze wist natuurlijk meteen wat die kaarten voorstelden. Bliksem, wolk, aap, cel: allemaal staties van Quiddity's kruis. 'Ze moeten van Harry zijn,' zei ze, en ze maakte er een pakje van en stopte ze in haar zak. Vervolgens liep ze naar de deur.

2

Toen ze twee derde van de terugweg over de berghelling hadden afge­legd en tussen bomen door liepen die verder uit elkaar stonden dan op andere plaatsen, zei de vrouw op Harry's rug: 'Wil je even stoppen?' Ze keek om zich heen. 'Ik zou zweren... Dit is de plaats waar mijn vader is vermoord.'

'Is hij ook gelyncht?' antwoordde Raul.

'Nee,' zei ze. 'Doodgeschoten door een man die dacht dat mijn vader een dienaar van de duivel was.'

'Waarom dacht hij dat?'

'Dat is een lang en gruwelijk verhaal,' zei Maeve O'Connell. 'Maar ik heb een manier ontdekt om zijn nagedachtenis levend te houden.'

'Hoe dan?' zei Harry.

'Hij heette Harmon,' antwoordde ze, en toen ze doorliepen, vertelde ze het hele verhaal aan Harry en Raul. Ze vertelde het zonder melo­drama en zonder rancune. Het was gewoon een verdrietig relaas van haar vaders laatste uren, en hoe hij zijn visioen van Everville op zijn dochter had overgedragen.

'Ik wist dat het mijn plicht was een stad te bouwen en hem Evervil­le te noemen, maar het viel niet mee. Steden schieten niet zomaar uit de grond omdat mensen ze dromen - nou, tenminste niet in deze wereld. Er moest een reden zijn. Een goede reden. Er is bijvoorbeeld een door­waadbare plaats in een rivier. Er zit bijvoorbeeld goud in de grond. Maar mijn dal had alleen een armzalig klein kreekje en niemand heeft er ooit goud gevonden. Daarom moest ik een andere reden vinden om de men­sen zover te krijgen dat ze hierheen kwamen en huizen bouwden en ge­zinnen stichtten. Dat is ook in gunstige tijden niet gemakkelijk, en het waren bepaald geen gunstige tijden. Jullie moeten namelijk weten: de man die mijn vader doodde, werd predikant in Silverton, en hij gebruikte zijn preekstoel om allerlei geruchten te verspreiden, bijvoorbeeld dat er hier op Harmons Hoogten een gat naar de hel was en dat daar 's nachts duivels uit vlogen.

Dus, nadat ik hier een paar jaar bijna alleen was geweest, besloot ik naar Salem te gaan, waar ik misschien wat mensen zou vinden die niet hadden gehoord wat dominee Whitney vertelde. En op een dag praat ik met een man in een kruidenierszaak. Ik vertel hem over mijn dal, mijn mooie dal, en dat hij zelf eens moet komen kijken, en plotseling haalt hij een zilveren dollar te voorschijn en gooit die op de toonbank en zegt tegen mij: Laat het me zien. En ik zeg tegen hem: Het is hier een heel eind vandaan. En hij legt zijn hand op mijn been en begint mijn rok omhoog te trekken en hij zegt: Nee, het is heel dichtbij.

Op dat moment besefte ik waar hij het over had, en ik maakte hem uit voor alles wat lelijk was en liep woedend weg. Maar onderweg naar huis dacht ik na over wat hij had gezegd, en toen besefte ik dat ik mis­schien mannen naar mijn dal kon krijgen als ik er eerst vrouwen heen bracht...'

'Slim,' zei Raul.

'Mannen laten zich niet altijd door godsdienst leiden. Ze laten zich niet altijd door gezond verstand leiden. Maar vrouwen, daar lopen ze

achteraan. Voor vrouwen willen ze alle beproevingen doorstaan. Dat is keer op keer bewezen.' Ze tikte Harry op zijn schouder. 'Jij hebt ook stomme dingen gedaan voor vrouwen, hè?'

'Soms,' zei Harry.

'Dus nu had ik mijn methode. Ik wist hoe ik mannen naar mijn dal kon krijgen. En als ze er eenmaal waren, zouden ze de droomstad van mijn vader voor me bouwen.'

'Ik begrijp de theorie,' zei Raul. 'Maar hoe lukte het?'

'Nou, mijn vader had een kruis gekregen van een zekere Budden­baum...'

'Buddenbaum?' zei Harry. 'Dat kan niet dezelfde man zijn geweest...'

'Je hebt van hem gehoord?'

'Van hem gehóórd? Ik heb hem vanmiddag neergeschoten.'

'Dood?'

'Nee. Hij was nog springlevend toen ik hem voor het laatst zag. Maar zoals ik al zei, dat kan niet dezelfde Buddenbaum zijn geweest.'

'O, ik denk van wel,' zei Maeve. 'En als hij het is - o, als hij het is - heb ik die ellendeling een paar vragen te stellen.'

3

Larry Glodoski en zijn soldaten waren Hamrick's bar uitgewankeld en voelden zich sterk genoeg om het tegen alles op te nemen wat hun pad kruiste. Ze hadden pistolen, ze hadden God en ze konden allemaal de Stars and Stripes fluiten: wat had een leger nog meer nodig?

Maar de burgerbevolking was minder bloeddorstig. Veel mensen, vooral de toeristen, hadden besloten dat ze datgene wat er op de berg gebeurde, wat het ook was, liever de volgende dag op het journaal wil­den zien dan persoonlijk meemaken. Ze trokken haastig en chaotisch uit het stadje weg. Toen de mannen door Main Street liepen, moesten ze meer dan eens opzij springen voor een auto vol toeristen.

'Lafaards!' riep Waits zo'n auto na, die bijna op het trottoir terecht was gekomen om hen te ontwijken.

'Laat ze toch gaan,' lalde Glodoski. 'We hebben geen toeschouwers nodig. Die staan alleen maar in de weg.'

'Weet je wat?' zei Reidlinger, toen hij een snikkende vrouw met haar kinderen in een auto zag stappen. 'Ik ga toch maar niet met jullie mee. Het spijt me, Larry, maar ik heb kinderen thuis, en als hun iets over­komt...'

Glodoski wierp hem een koele blik toe. 'Goed,' zei hij. 'Waar wacht je nog op?' Reidlinger wilde zich nogmaals verontschuldigen, maar Glo-

doski liet hem niet aan het woord komen. 'Ga nou maar,' zei hij. 'We hebben je niet nodig.' Reidlinger liep beschaamd weg. 'Nog iemand die wil vertrekken zolang het nog kan?' vroeg Larry.

Alstead schraapte zijn keel en zei: 'Weet je, Larry, we hebben alle­maal onze verantwoordelijkheden. Ik bedoel, misschien kunnen we dit beter aan de autoriteiten overlaten.'

'Wou jij er ook vandoor gaan?' vroeg Glodoski.

'Nee, Larry, ik wil alleen maar zeggen...'

Bosley onderbrak hem. 'Kijk eens aan...' zei hij, en hij wees naar twee mensen die in hun richting kwamen. Hij kende en verachtte hen alle­bei. De vrouw om haar vuilbekkerij, de jongen die naast haar liep om zijn sodomitische praktijken.

'Die twee zijn gevaarlijk,' zei hij. 'Het zijn medeplichtigen van Bud­denbaum.'

'Ze zijn niet met zijn tweeën,' merkte Bill Waits op. 'Het zijn er drie. Lundy draagt een baby.'

'Dus ze stelen ook al kinderen,' zei Bosley. 'Hoe diep kunnen ze nog zinken?'

'Was zij niet die vrouw op het kruispunt?' vroeg Larry.

'Dat was ze.'

'Heren, we hebben werk te doen,' zei Larry, en hij liep Bosley voor­bij. 'Ik regel dit wel. Houden jullie je ogen open.'

Tesla en Seth hadden het viertal nu ook gezien en staken de straat over om ze te ontwijken. Glodoski stapte van het trottoir af om ze te onderscheppen en liep op hen af met de vraag: 'Van wie is dat kind?' Hij kreeg geen antwoord. 'Ik ga het niet nog een keer vragen,' zei hij. 'Wiens baby hebben jullie daar?'

'Dat gaat je geen bliksem aan,' zei Tesla.

'Wat gaan jullie met die baby doen?' vroeg Bosley met schelle stem.

'Hou je stil, Bosley,' zei Larry.

'Ze gaan die baby vermoorden!'

'Je hebt hem gehoord, Bosley,' zei Tesla. 'Hou je bek, godverdomme.'

Nu nam Bosley het van Larry over. Hij trok zijn pistool. 'Leg die ba­by neer,' krijste hij.

'Ik zei dat ik dit zou regelen,' snauwde Glodoski.

Bosley negeerde hem. Hij ging met grote stappen op Tesla af en richt­te zijn pistool op haar.

'Jezus,' zei Tesla. 'Heb jij niks beters te doen?' Ze wees naar de Hoog­ten. 'Er komt iets van die berg af, en jullie kunnen beter maken dat jul­lie wegkomen voordat het hier is.'

Alsof ze haar waarschuwing kracht wilden bijzetten, begonnen de straatlantaarns te flikkeren, en bijna meteen daarop gingen ze uit. Er

gingen overal kreten van schrik op. 'Rennen?' mompelde Seth tegen Tes­la.

'Te riskant,' zei ze. 'Niet met Amy.'

Een paar lichten gingen weer aan, maar ze waren zwak en flikkerend. Intussen was Bosley naar voren gekomen om de baby van Seth over te nemen.

'Jullie hebben niet het recht dit te doen,' protesteerde Seth.

'Jij bent een pikzuiger, Lundy,' zei Alstead. 'Dat geeft ons al het recht dat we nodig hebben.'

Bosley had de baby nu te pakken, maar Seth weigerde haar los te la­ten.

'Alstead!' brulde Bosley. 'Help me eens even.'

Dat hoefde Alstead geen twee keer gevraagd te worden. Hij ging ach­ter Seth staan en pakte zijn armen vast. Intussen had Larry zijn eigen pistool te voorschijn gehaald en richtte dat op Tesla om te voorkomen dat ze tussenbeide kwam.

'Wat gebeurt er daarboven?' zei hij tegen haar, knikkend in de rich­ting van de Hoogten.

'Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat we allemaal in de grootste problemen komen als het hier aankomt. Als jullie iets goeds willen doen, kunnen jullie beter de mensen evacueren die hulp nodig hebben, in plaats van baby's af te pakken.'

'Daar zit wat in, Larry,' zei Waits. 'Er zijn een hoop oude mensen...'

'Daar komen we nog aan toe!' bulderde Glodoski. 'Ik heb alle plan­nen al klaar.'

Amy zette nu een keel op, omdat Bosley haar uit Seths armen pro­beerde te trekken. 'Ze mist je tieten, Lundy,' spotte Alstead, die over de borst van zijn gevangene begon te graaien.

Seth stootte met zijn elleboog in Alsteads buik, hard genoeg om de lucht uit zijn longen te drijven. Vloekend draaide Alstead de jongen naar zich toe en stompte hem twee, drie keer in zijn gezicht, harde vuistsla­gen tegen neus en mond. Seths benen bezweken onder hem. Hij wan­kelde achterover en viel op de grond. Alstead wilde de jongen schop­pen, maar Waits hield hem tegen.

'Kom op. Genoeg!'

'Die kleine reetkever!'

'Laat hem met rust, verdomme!' schreeuwde Waits. 'We zijn niet de straat opgegaan om kinderen in elkaar te slaan. Larry...?'

Glodoski keek om naar Waits, en op dat moment dook Tesla onder zijn arm door en vloog ze op hem af om hem te ontwapenen. Het luk­te haar niet. Er volgde een korte, chaotische worsteling - het pistool ging twee keer af zonder schade aan te richten - en toen zag hij kans

haar een harde klap met de rug van zijn hand te geven. Ze wankelde achterover.

Intussen trok Waits de bloedende Seth naar zich toe en schreeuwde hij naar Alstead dat hij niet dichterbij moest komen, en tastte Bosley naar zijn eigen pistool, dat hij in zijn zak had gestoken om het kind te grijpen.

Tesla...' brulde Seth. 'Kijk uit!'

Ze schudde de vlekken voor haar ogen weg, nog net op tijd om te zien dat er niet één maar twee wapens op haar gericht waren.

'Rennen!' riep Seth.

Ze had maar een fractie van een seconde om te beslissen en ging op haar instinct af. Voordat Glodoski of Bosley haar op de korrel kon ne­men, rende ze de straat door. Ze hoorde Glodoski achter haar schreeu­wen. Toen schoot hij. De kogel trok een groef door het trottoir, een me­ter rechts van haar.

'Larry, hou op!' schreeuwde Waits. 'Ben je gek geworden?'

Glodoski schoot nog een keer. Ditmaal verbrijzelde de kogel een etalageruit achter haar. Ze haalde de hoek zonder dat er een derde schot werd gelost, en toen ze een blik achterom wierp, zag ze dat Waits de orkestleider had vastgegrepen en pogingen deed hem het wapen af te pakken. Ze wachtte niet op het resultaat, maar sprong uit het zicht.

Ze vond het verschrikkelijk dat ze Seth en Amy was kwijtgeraakt, maar Glodoski en zijn zware jongens zouden er nog grote spijt van krij­gen dat ze haar lastig hadden gevallen. Als ze kans zou zien om macht van Buddenbaum te krijgen, te stelen of te lenen, zou ze geen pardon meer kennen.

4

Toen Harry, Maeve en Raul de kreek overstaken, gingen de lichten in de stad, die al een kwartier of zo hadden geflikkerd, voorgoed uit. Het drietal bleef even staan om zich op de plotselinge duisternis in te stel­len. Uit wat tot hen doordrong, was geen enkele troost te putten. Uit de stad kwamen alleen maar kreten van paniek, en uit het bos kwam niets dan stilte, alsof alle nachtvogels en insecten wisten wat Sapas Hu­mana niet wist: dat de dood naderbij kwam en dat de luidruchtigsten het eerst gevonden zouden worden. Wat de andere zintuigen betrof, was het nieuws niet beter. Ondanks de mildheid van de zomeravondlucht was er iets scherps te bespeuren, iets dat Harry ook had geroken toen hij het gebouw aan Ninth en Thirteenth Avenue was binnengegaan: rot-

te vis en rokerige kruiden. Het lag ook op hun tong en probeerde hun maag in opstand te brengen.

'Ze komen,' zei Raul.

'Het kon niet uitblijven.'

'Willen jullie nou opschieten?' zei Maeve. ik wil mijn stad zien voor­dat we allemaal naar de hel gaan.'

'Wil je nog iets in het bijzonder zien?' vroeg Harry.

'Ja, nu je het vraagt,' antwoordde Maeve. 'Er is een kruispunt...'

'Wat is er toch met die verrekte kruispunten?' wilde Harry weten.

'Daar woonde ik. Daar bouwden we ons huis, mijn man en ik. En neem maar van mij aan dat het een schitterend huis was. Schitterend. Totdat die schoften het platbrandden.'

'Waarom deden ze dat?'

'O, om de gebruikelijke reden. Te veel rechtschapenheid en te weinig hartstocht. Wat zou ik niet geven voor een glimp, een glimp maar, van wat het in het begin was, toen we nog hoop hadden...'

Ze zweeg enkele ogenblikken. Toen wond ze zich weer op. 'Breng me daarheen!' riep ze uit. 'Breng me daarheen! Laat me de grond zien waar het allemaal begon!'