7
I
Grillo was geen grote deskundige als het op baby's aankwam, maar hij was er heel zeker van dat het geluid dat uit het kind in Jo-Beth's armen kwam niet gezond was.
'Wat mankeert haar?' zei hij.
'Ik weet het niet.'
'Het klinkt alsof ze stikt.'
'Misschien kun je beter stoppen.'
De baby had zo te zien nu allerlei stuiptrekkingen, en die werden erger na iedere hobbel in de weg. Grillo ging een beetje langzamer rijden, maar Jo-Beth was niet tevreden. 'Stop!' zei ze. 'Eventjes maar.'
Hij keek naar de kleine Amy, die een erbarmelijk snikkend geluid maakte. Met tegenzin zette hij de auto aan de kant.
'Ze wil haar papa,' zei Jo-Beth.
'Die haalt ons wel in.'
'Ik weet het,' ging het meisje verder. Het gesnik van het kind werd nu wat minder. 'Waarom laat je ons hier niet achter?' zei ze. 'Als hij ons eenmaal heeft gevonden, gaat hij niet meer achter jou aan.'
'Waar heb je het over?'
ik weet dat jij denkt dat je het goede hebt gedaan. Maar toch was het niet goed. Amy weet dat en ik weet het ook.'
'Je hebt het over Tommy-Ray...' zei Grillo zachtjes.
'We moeten bij elkaar zijn,' zei ze, 'anders gaan we dood, gaan we allemaal dood.'
Grillo keek weer naar het kind in haar armen. 'Ik weet niet of je in de war bent of gewoon gek, maar ik vertrouw jou niet meer met Amy.' Hij stak zijn handen uit om de baby van haar weg te pakken. Ze drukte het kind meteen dicht tegen zich aan, maar daar legde Grillo zich niet bij neer. Hij sloeg zijn arm om de baby heen en trok Amy uit de armen van haar moeder.
Tot zijn verbazing probeerde Jo-Beth haar niet terug te pakken. In plaats daarvan keek ze achterom naar de weg.
'Hij komt,' zei ze, met haar hand al op de deurkruk.
'Blijf zitten.'
'Maar hij komt...'
'Ik zei...'
Te laat. Ze had de hendel omlaag gedrukt en duwde het portier open. Hij greep naar haar arm en kreeg haar even te pakken, maar ze ontglipte hem en strompelde de weg op.
'Kom terug!' riep hij.
Een windvlaag bracht de auto aan het schommelen. Toen kwam er een tweede vlaag, nog heftiger dan de eerste. Jo-Beth stond nu midden op de weg. Ze draaide op haar hakken en streek over haar borsten. Opnieuw schommelde de auto. Ditmaal wist Grillo dat hij niet op haar kon wachten. Als hij uitstapte om haar te halen, zou ze van hem wegrennen, en al die tijd zou haar geliefde Doodsjongen steeds dichterbij komen.
Hij legde het kind voorzichtig naast zich op de passagiersstoel en stak zijn arm uit om de deur dicht te trekken, toen er opeens een vlaag bittere, vuile lucht in zijn gezicht sloeg en hem languit over de stoel wierp. Zijn achterhoofd sloeg hard tegen het raampje, maar hij greep het stuur en begon zich weer overeind te hijsen, waarbij hij zijn andere hand naar de baby uitstak. Het stof vulde de hele auto, vormde vingers die naar zijn ogen graaiden en kneep in zijn keel om hem te verstikken.
Verblind bleef hij naar het kind graaien, terwijl de auto steeds heviger begon te schudden. Hij vond de deken en begon hem naar zich toe te trekken, maar toen hij dat deed, zetten de geesten de auto op twee wielen. Het voertuig bleef aarzelend hangen, krakend in al zijn metalen geledingen. Grillo trok de deken voorzichtig naar zich toe, bang dat de stoffige doden ieder moment de baby ertussenuit konden plukken, en intussen gooide het legioen zijn wil en wind tegen de auto, vastbesloten hem op zijn kop te zetten. Misschien waren sommige van zijn kwellers teruggeroepen, want de vingers die naar zijn ogen en keel grepen waren er opeens niet meer. Grillo veegde met zijn gezicht over zijn schouder om weer een helder zicht te krijgen en toen hij zijn ogen opendeed, zag hij dat de deken in zijn hand leeg was. Hij hees zich aan het dashboard op om bij de open deur te komen, want hij was vastbesloten Amy terug te krijgen. Op dat moment werd de voorruit verbrijzeld, en in het stof zag hij de gezichten van de ontvoerders, vier of vijf stuks, als het ware uitgesneden in de vuile lucht. Ze keken spottend naar hem in zijn wanhoop.
'Schoften!' riep hij naar hen. 'Schoften!'
Het geluid van zijn stem riep een snikgeluid op, niet bij de geesten maar bij Amy. Ze hadden haar dus toch niet meegenomen. Ze was tussen de twee voorstoelen gegleden en lag, voorlopig nog ongedeerd, op de vloer achter hem.
'Rustig maar,' zei hij tegen haar, en hij liet het dashboard los om zijn hand naar haar uit te steken. Op dat moment was de auto zo ver overgeheld dat hij niet meer terug kon. Hij smakte op zijn zij. In het lawaai van brekend glas en samendrukkend metaal hoorde hij de Doodsjongen brullen:
'Stop!'
Het bevel kwam te laat. De auto werd op zijn dak gegooid, en het dak bezweek. De overgebleven ruiten sprongen naar binnen en de inhoud van het handschoenenkastje viel eruit. Buitelend in een hagel van losse voorwerpen trok Grillo instinctief de baby in zijn armen. Zijn zwakke lichaam knapte en scheurde. Hij voelde iets in zijn buik en borst, als een plotseling opgekomen maagklacht.
Toen kwam het voertuig schommelend tot bedaren en trad er zowaar een soort van stilte in. Een ogenblik dacht hij dat het kind dood was, maar blijkbaar was ze alleen maar stil van de schrik, want hij hoorde haar onregelmatige ademhaling dicht bij zich in de duisternis.
Hij hing ondersteboven in kleermakerszit, en vanuit zijn kruis liep er iets warms over zijn lichaam omlaag. Hij rook het nu, een scherpe vertrouwde lucht. Hij piste in zijn broek. Heel voorzichtig probeerde hij zich te bewegen, maar er was iets dat hem tegenhield. Hij greep naar zijn borst en zijn vingers vonden een scherp stuk nat metaal dat een centimeter of vijf achter zijn linker sleutelbeen uit zijn lichaam stak. Het deed geen pijn, al leed het nauwelijks twijfel dat hij van voor tot achter doorstoken was.
'O God...' zei hij heel zachtjes tegen zichzelf, en toen stak hij zwakjes zijn hand uit naar de bron van Amy's ademhaling. Die beweging leek een eeuwigheid te duren. Terwijl hij reikte en reikte, had hij de tijd om aan Tesla te denken en te hopen dat ze hem nooit zo te zien zou krijgen. Ze had al zoveel te verduren gehad en had ondanks al haar inspanningen en al haar lijden nog maar zo weinig bereikt.
Zijn vingers hadden Amy's gezicht gevonden, en centimeter voor centimeter liet hij zijn hand over haar kleine lichaam gaan. Zijn hand raakte verdoofd, maar voor zover hij kon nagaan, bloedde ze niet, en dat stelde hem enigszins gerust. En toen hij naar haar gezicht tastte, greep ze zijn vinger vast. Hij verbaasde zich over haar kracht. Het deed hem goed, want het betekende dat ze niet veel mankeerde. Hij eiste van zijn lichaam dat het nog een beetje extra adem inzoog, en zijn spieren deden dat voor hem. Hij nam een teugje lucht in zijn bijna verdronken longen, genoeg voor een paar woorden.
Hij maakte er een verstandig gebruik van.
'Ik ben hier,' zei hij tegen Amy, en daarna stierf hij zo stilletjes dat ze niet wist dat hij weg was.
2
Al voordat ze de hoek omgingen, hoorde Tesla de kakofonie van de geesten: een aanzwellende jammerklacht. Ze reed naar de kant van de weg en parkeerde op het trottoir, net uit het zicht.
'Wat het ook is dat we om de hoek vinden,' zei ze tegen Howie toen ze afstapten, 'beheers je.'
'Ik wil alleen mijn vrouw en baby terug.'
'En we zullen ze krijgen,' zei Tesla. 'Maar Howie, met bruut geweld schieten we niets op. Eén woord en we zijn allebei dood. Vergeet dat niet. Als je dood bent, hebben Jo-Beth en Amy niets aan je.'
Na deze woorden ging Tesla de hoek om. Er stonden hier geen straatlantaarns, maar de maan en de sterren gaven genoeg licht. Grillo's auto was zwaar gehavend en lag op zijn kop. Jo-Beth stond ernaast, zo te zien ongedeerd. Er was geen teken van Grillo of de baby.
Wat Tommy-Ray betrof: die las zijn trawanten de les, de geesten die zich als een troep geslagen straathonden aan zijn voeten verzamelden.
'Stomme idioten!' riep hij hen toe. 'Slampampers!'
Hij graaide in hun ijle substantie en trok twee armzalige handenvol naar zijn gezicht. Wat hij vasthield, hing in flarden aan zijn vingers.
'Waarom leren jullie het nou nooit?' ging hij tekeer.
Het gemurmel van de geesten werd steeds paniekeriger. Sommigen wendden hem smekend hun erbarmelijke gezicht toe. Anderen verborgen hun hoofd; die wisten blijkbaar al wat er komen ging.
Tommy-Ray opende zijn mond, wijder dan de natuurlijke anatomie toestond, en bracht de bevuilde lucht tussen zijn tanden. Toen zoog hij die lucht letterlijk in. Tesla zag twee fantoomgezichten, snikkend en hijgend, door het keelgat van de Doodsjongen verdwijnen, terwijl de volgende wild spartelde om hen niet achterna te gaan. Maar de les was blijkbaar voorbij, want hij greep nu de flarden van materie die uit zijn mondhoeken hingen en beet ze stuk, vermaalde ze tussen zijn tanden. De ether druppelde aan weerskanten van zijn kin. Hij liet de afgebeten eindjes vallen.
De overlevenden spraken mompelend hun dankbaarheid uit en deinsden terug.
Dit alles had misschien vijftien seconden geduurd en in die tijd hadden Tesla en Howie de afstand tussen henzelf en het autowrak gehalveerd. Ze waren nu niet meer dan vijfentwintig meter van de auto vandaan en liepen het risico gezien te worden als Tommy-Ray toevallig in hun richting keek. Gelukkig werd hij door nog iets anders afgeleid: Jo-Beth. Hij was naar haar toe gegaan en sprak nu met haar. Ze trok zich niet van hem terug. Zelfs toen zijn handen naar haar gezicht gingen - haar wang, haar haar, haar lippen streelden - bleef ze roerloos tegenover hem staan.
'Christus...' mompelde Howie.
Tesla keek over haar schouder. 'Er leeft daar iets,' zei ze, knikkend naar Grillo's auto.
Howie keek. 'Ik zie niets,' zei hij, en hij keek meteen weer naar de twee geliefden.
'Dat kan hij niet doen,' gromde hij, en hij duwde Tesla opzij en begon naar het tweetal toe te lopen. Hij was zo vlug weggelopen dat Tesla niets anders kon doen dan tegelijk met hem in beweging komen. Ze ging op de auto af en tuurde in het duister van het verwrongen metaal of ze nog tekenen van leven zag. En die zag ze; een heel kleine beweging. Ze was nu een meter of tien bij de auto vandaan en de benzinestank prikte in haar hoofd. Laag voorovergebogen rende ze naar de andere kant van de auto, zodat het wrak zich nu tussen haar en Tommy-Ray bevond. Hoewel ze haar best deed zijn stem te negeren, drongen flarden van wat hij tegen Jo-Beth zei tot haar door.
'... er komt nog veel meer...' mompelde hij. 'Nog veel meer...'
Ze knielde in de plas benzine neer en tuurde in het wrak. Omdat ze toch door Tommy-Ray's woorden werd overstemd, kon ze zachtjes roepen: 'Grillo...?'
Intussen begonnen haar ogen iets in de wirwar van het wrak te onderscheiden. Ze zag een stoel die op zijn kop hing, een berg wegenkaarten. En daar, o god, daar was Grillo's arm. Ze raakte hem aan, fluisterde Grillo's naam weer. Er kwam geen antwoord. Ze stak haar hoofd door het gebroken raam en begon aan de wrakstukken te trekken die in de weg zaten. Een regen van olie viel in haar haar en liep over haar gezicht. Ze veegde het met de rug van haar hand van haar ogen weg en ging de wrakstukken opnieuw te lijf. Nu kreeg ze een stuk van de stoel te pakken. Ze duwde het opzij en kon Grillo nu beter zien. Zijn gezicht was half naar haar toegekeerd en toen ze hem zag sprak ze zijn naam weer uit, al wist ze op hetzelfde moment dat het verspilde moeite was. Hij was dood, doorboord door een scherp stuk metaal. Hoe gruwelijk het ook was, ze meende aan zijn gezicht te kunnen zien dat hij geen pijnlijke dood was gestorven. Zijn vermoeide gezicht, dat ze nu kon aanraken, was bijna sereen.
Toen ze met haar vingers over zijn wang streek, bewoog er iets in de duisternis achter hem. Amy; het was Amy! Tesla schoof het krakende wrak in, tot haar gezicht nog maar een paar centimeter van Grillo's doorboorde borst vandaan was, en tuurde over hem heen. Daar lag de baby, haar ogen nat en wijd open in de duisternis, haar handje stevig om de wijsvinger van Grillo's linkerhand geklemd.
Het zou nooit lukken de dode man te verplaatsen, daar was Tesla zeker van; hij en de auto waren onverbrekelijk met elkaar verbonden. Haar - en Amy's - enige hoop was dat ze over het lichaam heen kon reiken, langs het scherpe metaal dat Grillo had doorstoken, en het kind voorzichtig naar zich toe kon trekken, over het lijk heen en onder de scherpe randen van het verwrongen metaal door. Ze kroop zo ver in het wrak als de beperkte ruimte haar toestond en strekte haar armen over Grillo's lichaam uit - haar borsten drukten tegen zijn kleverige borst - om het kind te pakken te krijgen.
Terwijl ze dat deed, hoorde ze de stem van Tommy-Ray.
'... dood...' zei hij.
Ditmaal was er een antwoord te horen, niet van Jo-Beth, maar van Howie. Tesla ving maar een paar woorden op, genoeg om te weten dat hij het tegen Jo-Beth had en niet tegen haar broer.
'Blijf praten,' mompelde Tesla. Hoe langer Tommy-Ray door Howie werd afgeleid, des te meer kans had zij om het kind eruit te krijgen.
Met zachte drang lukte het haar Amy's handje van Grillo's vinger los te krijgen, en nu begon ze haar over Grillo's lichaam heen te tillen, zelf achteruit wriemelend, met haar buik over het dak van de omgekeerde auto. De baby was al die tijd griezelig stil. Van de schrik, nam Tesla aan.
'Het is al goed,' suste ze en ze probeerde geruststellend te glimlachen. Amy keek met een onbewogen gezicht naar haar terug.
Ze waren nu bijna uit het wrak. Omdat ze zeker wist dat ze Grillo nooit meer zou zien, nam ze even de tijd om naar zijn gezicht te kijken.
'Gauw,' beloofde ze hem. 'Heel gauw.'
Toen richtte ze zich op haar knieën op, de baby tegen zich aangedrukt, en begon overeind te komen.
Aan de andere kant van het wrak stond Tommy-Ray te schreeuwen. Er was een complexiteit in zijn stem die Tesla nooit eerder had gehoord, alsof hij een koor had samengesteld uit de doden die hij had verslonden en zijn stem nu met hun stemmen verweven was.
'Zeg hem...' zeiden de stemmen tegen Jo-Beth, '... zeg hem de waarheid...'
Tesla was nu uit het wrak en waagde het te gaan staan. Terecht veronderstelde ze dat de Doodsjongen te veel werd afgeleid om in haar richting te kijken. Hij stond een eindje achter zijn zuster, met zijn handen op haar schouders.
'Vertel hem wat er tussen ons is,' zeiden de stemmen uit hem.
Jo-Beth's gezicht was niet meer onbewogen. Het deed haar toch wel iets om oog in oog te staan met haar man, wiens verdriet maar al te zichtbaar was. Tommy-Ray schudde haar een beetje heen en weer. 'Nou, zeg het dan!' zei hij.
Ten slotte sprak ze. 'Ik weet het niet meer,' zei ze.
Op het horen van haar stem begon de baby in Tesla's armen te huilen. Tesla verstijfde en drie paar ogen waren meteen op haar gericht.
'Amy!' snikte Jo-Beth, en ze rende tussen de twee mannen vandaan op Tesla af, haar armen uitgestoken.
'Geef haar aan mij!'
Ze was een meter of twee van het wrak vandaan, toen Tommy-Ray riep:
'Wacht!'
Er zat zo'n heftigheid in zijn stem dat ze instinctief gehoorzaamde.
'Voordat je dat kind aanraakt,' eiste Tommy-Ray, 'moet je hem vertellen van wie het is.'
Tesla kon Jo-Beth's gezicht zien, dat voor de mannen verborgen was. Ze kon de tweestrijd zien die daarop geschreven stond. 'W-w-w-aar h-h-heb je h-h-het over?' zei Howie.
'Ik denk dat ze het je niet wil vertellen,' zei Tommy-Ray. 'Maar ik wel. Ik wil het je eens en voor al vertellen. Een tijd geleden ben ik bij jullie geweest, alleen om te zien hoe het met mijn zusje ging, en toen... toen hebben we het gedaan. Dat kind is van mij, Katz.'
Howie keek meteen Jo-Beth aan. 'Zeg tegen hem dat hij liegt,' zei hij. Het meisje verroerde zich niet. 'Jo-Beth? Zeg tegen hem d-d-dat h-h-hij liegt!'
Howie had het pistool uit zijn jasje gehaald - Tesla had gezien dat hij het op het parkeerterrein liet vallen; blijkbaar had hij het weer opgeraapt voordat hij achter op de motor ging zitten - en zwaaide daar nu mee in Jo-Beth's richting.
'Je m-m-moet het hem z-z-zeggen,' schreeuwde hij haar toe. 'Hij l-l-liegt!'
Tesla keek achtereenvolgens naar zijn gezicht, het pistool, Jo-Beth en de natte grond, en moest toen meteen weer aan het winkelcentrum in Palomo Grove denken. Fletcher, druipend van de benzine en hunkerend naar de verbrandingsdood. Het pistool in haar eigen hand, klaar om een vonk over te laten springen...
Niet opnieuw, bad ze. Alsjeblieft, God, niet opnieuw.
Tommy-Ray ging nog steeds tekeer.
'Ze is nooit van jou geweest, Katz. Jij dacht dat wel, maar zij gaat dieper dan jij ooit zou kunnen komen.' Hij tuitte zijn lippen. 'Héél diep.'
Howie keek naar de benzine bij de voeten van zijn vijand en loste zonder aarzeling een schot. Die hele opeenvolging van gebeurtenissen - het kijken en het schieten - kon niet meer dan drie of vier seconden hebben geduurd, maar dat was voor Tesla lang genoeg om zich af te vragen welke rol synchroniciteit in de verhalenboom speelde...
Toen kwam de vonk, en de vlam volgde meteen, en de lucht om Tommy-Ray heen kreeg een gouden schittering.
Howie liet een juichkreet van triomf horen. Toen richtte hij zijn blik op Jo-Beth.
'Wil je hem nog steeds?' schreeuwde hij.
Jo-Beth snikte. 'Hij houdt van me,' zei ze.
'Nee!' riep Howie, terwijl hij met grote passen op haar afkwam. 'Nee! Nee! Nee! Ik ben degene die van jou houdt...' Hij prikte met zijn vinger naar haar borst. 'Ik heb altijd van je gehouden. Al voordat ik je ontmoette, hield ik van je...'
Terwijl hij naar haar toe kwam, bewoog het vuur dat rondom de Doodsjongen was opgelaaid zich over de grond in haar richting. Ze zag het niet. Ze had het te druk met schreeuwen naar Howie: 'Stop! Alsjeblieft, stop...'
'Howie!' riep Tesla uit. Hij keek haar kant op. 'Het vuur, Howie...'
Hij zag het nu. Hij liet zijn pistool vallen en rende schreeuwend op Jo-Beth af. Voordat hij de helft van de afstand had afgelegd, gingen de vlammen die de Doodsjongen aan het oog hadden onttrokken als een gordijn uiteen en stapte Tommy-Ray te voorschijn. Hij brandde van top tot teen; de vlammen schoten uit zijn mond en oogkassen, uit zijn buik, uit zijn kruis. Toch scheen het vuur hem niet erg te deren. Hij liep bijna nonchalant naar zijn zuster toe.
Ze had hem zien komen en zou vast en zeker van hem zijn weggevlucht, maar de grond bij haar voeten stond in brand, en toen ze zich terugtrok, vatte haar jurk vlam. Ze begon te gillen en met haar handen naar het vuur te slaan, maar dat verteerde het lichte weefsel in een ommezien, zodat ze bijna naakt in de vlammen stond.
Howie stond nu een paar meter van de vlammen vandaan en stortte zich zonder aarzeling in het vuur, zijn armen uitgestrekt om zijn vrouw weer op te eisen. Maar de Doodsjongen stond maar een meter van hem vandaan en nam de kraag van zijn jasje in zijn brandende vuist. Howie draaide zich naar hem toe om hem terug te slaan en greep met zijn andere hand de gillende Jo-Beth vast. Het vuur had haar lange haar bereikt en dat vatte plotseling vlam, zodat zich een zuil van vuur van haar hoofdhuid verhief. Howie greep naar haar om haar uit het vuur te dragen. Toen hij haar vastpakte, sloeg ze haar armen om hem heen.
Tesla had op de weg die haar uiteindelijk naar dit moment had geleid al veel verschrikkelijks gezien, maar niets - niet in de Lus, niet in Point Zero - zo verschrikkelijk als dit. Jo-Beth gilde nu niet meer. Haar lichaam maakte krampachtige bewegingen, alsof ze door het vuur verteerd werd. Die bewegingen waren zo heftig dat Howie haar niet uit het vuur kon dragen. Evenmin kon hij zich van haar losmaken. Haar zwartgeblakerde armen zaten onlosmakelijk om hem heen en hielden hem midden in de brandstapel gevangen.
Tommy-Ray was nu begonnen te schreeuwen: een schel, waanzinnig gekrijs. Hij begon Howie van Jo-Beth weg te trekken, of probeerde dat tenminste, maar het vuur was van haar op haar man overgeslagen en hun lichamen waren één zuil van vuur en vlees geworden. Aan Jo-Beth's krampachtige bewegingen was een eind gekomen. Ze was ongetwijfeld dood. Maar in Howie zat nog leven, in ieder geval genoeg om zijn hand achter het hoofd van zijn vrouw omhoog te brengen en hem op haar schouder te laten rusten, alsof de hitte niets te betekenen had en ze langzaam aan het dansen waren in de vlammen.
Dat tedere gebaar was zijn laatste. Zijn benen bezweken onder hem en hij zakte op zijn knieën, Jo-Beth met zich meetrekkend. Hij maakte geen geluid, tot op het laatst niet. Het leek of het paar oog in oog neerknielde in de vlammen, met Howies hand nog om Jo-Beth's hoofd heen, en Jo-Beth's hoofd nog op Howies schouder.
Tommy-Ray trok zich nu van de lichamen terug naar de andere kant van de weg, waar zijn geesten nog rondhingen na hun bestraffing. Al dan niet op zijn bevel kwamen ze naar hem toe en verhieven zich om hem heen. Ze omgaven hem als een deken. De vlammen werden gesmoord en hij zakte te midden van zijn gevolg ineen, onder het maken van snikgeluiden. Hij sprak de naam van zijn zuster uit, keer op keer.
Tesla keek weer naar het vuur rondom Howie en Jo-Beth. Nu de benzine bijna verslonden was, doofde het snel. De lichamen waren verschrompeld, maar het was nog mogelijk hun armen te zien, die ze om elkaar heen geslagen hadden.
Achter haar hoorde Tesla iemand snikken. Ze nam niet de moeite achterom te kijken, want ze wist wie het was.
'Ben je nu tevreden?' zei ze tegen het kleine meisje. 'Ga je nu naar huis?'
'Straks...' was het antwoord.
Ditmaal was het niet de ijle stem van het kind die antwoord gaf. Verbaasd draaide Tesla zich om. Achter haar bevond zich een met gras begroeide heuvel, waarop een stuk of vijf grote struiken geplant waren die allemaal dood waren. De drie getuigen zaten op de bovenste takken, maar het was of ze zweefden, of ze helemaal geen gewicht hadden. In plaats van hun eerdere verschijningsvorm hadden ze nu gezichten waarvan Tesla veronderstelde dat het hun eigen gezichten waren. Ze deden haar denken aan porseleinen poppen, het hoofd klein, de trekken simpel, de huid bijna wit. Het bijzondere was dat ze gehuld waren in engelenhaar, de ene glanzende laag over de andere. Ze leken bijna sprekend op
elkaar, maar op grond van de manier waarop ze werd aangesproken, nam ze aan dat het individu dat het dichtst bij haar was Juffertje Volmaakt was geweest.
'Ik wist dat we goed gekozen hadden,' zei zij, hij of het. 'Jij bent alles wat we hoopten dat je zou zijn.'
Tesla keek weer naar Tommy-Ray. Hij was nog gehuld in nevel; hij rouwde nog. Maar vroeg of laat zou hij het kind komen halen. Dit was niet het moment om haar ongewenste opdrachtgevers allerlei indringende vragen te stellen. Een paar vragen maar, en dan moest ze gaan.
'Wie zijn jullie toch?'
'Wij zijn de Jai-Wai,' antwoordde het wezen. 'En ik ben Rara Utu. Yie en Haheh ken je al.'
'Dat zegt me niks,' zei Tesla. 'Ik wil weten wie jullie zijn.'
'Dat verhaal is te lang om het je nu te vertellen,' antwoordde Rara Utu.
'Dan zal ik het nooit horen,' zei Tesla.
'Misschien is dat ook wel beter,' merkte Yie op. 'Misschien is het beter dat je nu gaat.'
'Ja, ga verder,' zei de derde van het trio. 'We willen weten wat er nu gaat gebeuren...'
'Hebben jullie nog niet genoeg gezien?' zei Tesla.
'Nooit,' zei Rara Utu, bijna bedroefd. 'Buddenbaum heeft ons zoveel laten zien. Zoveel.'
'Maar nooit genoeg,' zei Yie.
'Misschien moeten jullie je er zelf mee gaan bemoeien,' zei Tesla.
Rara Utu huiverde. 'Dat zouden we nóóit kunnen doen,' zei ze. 'Nooit.'
'Dan zullen jullie nooit helemaal bevredigd worden,' zei Tesla. Ze wendde zich van hen af en begon naar haar motor te lopen, waarbij ze zo nu en dan een blik op Tommy-Ray wierp. Ze had zich geen zorgen hoeven maken. Hij was nog helemaal in de nevelen van zijn legioen van geesten gehuld.
Ze haalde een paar snelbinders uit haar gereedschapskist en zette de baby secuur op het achterzadel vast. Toen startte ze de motor, bang dat de geesten het zouden horen en meteen op haar af zouden komen. Maar nee. Toen ze de hoek omging, hadden de Doodsjongen en zijn geesten zich niet bewogen. Ze reed hen voorbij en keek nog even over haar schouder om te zien of de Jai-Wai de helling hadden verlaten. Dat hadden ze. Ze hadden hier het genoegen van een drievoudige tragedie meegemaakt, de misbaksels, en waren nu elders hun vertier gaan zoeken. Ze kon alleen maar minachting voor hen opbrengen. Het was duidelijk dat ze tot een hogere orde behoorden, maar ze walgde van hun zieke-
lijke belangstelling voor taferelen van menselijk leed. Tommy-Ray kon het niet helpen dat hij zo was. Zij wel.
Maar hoe woedend ze ook op hen was: de woorden die ze keer op keer hadden herhaald, bleven terugkomen en zouden dat, zo nam ze aan, blijven doen tot de dood haar doof zou maken.
Wat nu? Dat was de eeuwige vraag. Wat nu? Wat nu? Wat nu?