12
'Leeft ze nog?'
Erwin ging op zijn hurken naast de vrouw zitten die languit op zijn drempel lag. Haar voorhoofd bloedde en er liep een straaltje braaksel uit haar mond, maar ze ademde nog.
'Ze leeft nog,' zei hij. 'Ze heet Phoebe Cobb.'
De voordeur stond open. De lucht die uit het huis kwam, rook naar uitwerpselen en vlees. Hoewel Erwin in zijn huidige staat weinig te verliezen had, was hij banger dan hij ooit in zijn leven was geweest. Hij keek achterom naar het trio dat hem had vergezeld, Nordhoff, Dolan en Dickerson, en zag dat zij zich ook niet op hun gemak voelden.
'Hij kan ons toch niets doen?' zei Erwin. 'Nu niet meer.'
Nordhoff haalde zijn schouders op. 'Dat kunnen we nooit zeker weten,' zei hij.
'Als hij ons nu eens kan zien?' zei Dickerson.
'Daar komen we nooit achter als we hier blijven,' zei Dolan ongeduldig, en hij stapte over Phoebe Cobb heen en ging naar binnen.
Erwin vond plotseling dat hij de leiding zou moeten nemen. Dit was nog steeds zijn huis. Als er iemand voorop moest gaan, moest hij dat zijn.
'Wacht,' zei hij tegen Dolan, en hij ging vlug achter hem aan door de gang.
De Lix waren niet geïnteresseerd in haar vlees (misschien was het te taai na zoveel jaren in de zon). Ze zochten haar mond en neusgaten op en ze gingen naar haar neus en ogen, om toegang te krijgen tot de zachte materie binnen in haar.
Ze spartelde en kronkelde, haar mond stijf dicht om ze buiten te houden, maar haar neus zat nu vol met Lix, en binnen enkele seconden zou ze geen adem meer kunnen halen. Zodra ze haar lippen opendeed, zouden ze in haar binnendringen, en dat zou het einde zijn.
Tesla...
'Niet nu.'
Het is voorbij, Tesla.
'Nee.'
Je moet weten...
'Nee, zei ik: nee!'
Ze hoorde hem jengelen in haar hoofd; het geluid was niet helemaal menselijk meer.
'Geef het niet op,' zei ze tegen hem. 'Het is... nog... niet... voorbij.'
Hij smoorde zijn gekreun, maar ze voelde zijn angst in haar botten, alsof hij op het eind niet alleen haar geest met haar deelde maar ook haar lichaam.
En dit was het einde, al haar protesten ten spijt. Ze moest ademhalen: nu, of anders nooit meer. Hoewel de Lix op haar lippen zaten te wachten, had ze geen keus. Ze deed haar mond open, met de tanden op elkaar geklemd, en haalde adem tussen de spleetjes door. Maar waar adem kon komen, konden ook de dunste Lix komen. Ze voelde dat ze tussen haar tanden door gleden, onder haar tong en door haar keel.
Haar lichaam kwam in opstand. Ze begon te kokhalzen en die reflex was sterker dan haar wil. Haar tanden kwamen van elkaar. Daar hadden de Lix op gewacht. Ze zaten meteen in haar mond, vulden hem helemaal op. Ze beet op ze, proefde hun stront en rottende materie en spuwde er zoveel mogelijk uit. Maar voor iedere Lix die ze uit haar mond werkte, waren er twee andere die haar van binnenuit opvraten, ook al liepen ze gevaar te worden stukgebeten.
Kokhalzend, spugend en om zich heen slaand, vocht ze met alle kracht die ze nog in zich had, maar het was een hopeloze strijd. Haar keel zat dicht, haar neusgaten waren verstopt en haar lichaam kraakte in de kronkels van die ene reusachtige Lix.
Op het laatst, toen ze aan de laatste flarden van haar bewustzijn hing, meende ze Raul te horen zeggen:
Luister.
Ze luisterde. Er kwamen stemmen van buiten de kamer.
'Godallemachtig!' zei een van hen.
'Kijk daar! In het vuur!'
Toen volgde er een kreet van afschuw, en toen ze die hoorde, gebruikte ze haar laatste druppel energie om haar hoofd in die richting te draaien. De dood had haar bijna overmeesterd, en haar ogen - die getuige waren geweest van zoveel vreemde dingen maar altijd met de realiteit verbonden waren gebleven - waren nu in extremis en waren in staat subtiele verschijningen te signaleren. Het waren er vier, vier mannen, van afgrijzen vervuld, en ze kwamen door de deuropening.
Een van hen ging naar de haard. Twee bleven een paar meter van haar vandaan. De vierde en oudste, god zegene hem, zakte op zijn knieën bij haar neer en raakte haar gezicht aan. Ongetwijfeld was hij van plan haar overgang van leven naar dood te vergemakkelijken, maar zijn fantoomaanraking bewerkstelligde veel meer dan dat. Zodra hij haar aanraakte, voelde ze dat de Lix als stukgesneden wormen op haar gezicht
begonnen te kronkelen, en daarna zacht en vloeibaar werden en van haar wangen en hals wegstroomden. Ze gingen ook door haar keel, alsof hun oplossing besmettelijk was.
Op het gezicht van haar bevrijder kwam een verbaasde uitdrukking, maar hij had blijkbaar meteen door welke macht hij bezat, want zodra ze ademhaalde, richtte hij zijn aandacht op de Lix die zich om haar heen had gekronkeld. Ze bracht haar hoofd nog net op tijd omhoog om te zien hoe het wezen zich als een geschrokken cobra van haar lichaam verhief en een waarschuwing uitspuwde. Het fantoom bleef onverstoorbaar. Hij stak zijn hand uit en streek over de kop van de Lix, bijna alsof hij hem streelde. Er voer een huivering door het glanzende beest, en het liet zijn kop zakken. Zijn smerige anatomie zakte ineen. De onderkaak werd zacht en vloeibaar als honing, de bovenkaak volgde enkele ogenblikken later, en dat was het begin van het wegvloeien van het hele beest. Ze trok zich los uit zijn kleverige greep, en toen ze zich omdraaide, kwam haar lichaam weer in opstand en kotste ze de smerigheid uit die door haar keel naar binnen was gegleden. Toen ze opkeek en met de rug van haar hand over haar mond streek, waren de fantomen al vaag geworden, en ze werden vager naarmate Tesla verder af kwam te staan van de staat waarin ze verkeerden.
Ze wist dat ze vlug moest zijn.
'Hoe heten jullie?'
Toen de oude man sprak, was zijn stem vederlicht. 'Hubert Nordhoff,' zei hij, 'en hij...' Hij wees naar de man bij de haard. '... hij is Erwin Toothaker.'
Ze keek in Erwins richting, maar toen hoorde ze een andere stem, ditmaal achter haar.
'Wanneer heb jij geleerd geesten op te roepen?'
In haar opluchting was ze Kissoon vergeten. Maar hij haar niet. Toen ze naar hem omkeek, was hij nog zo verbaasd dat hij vergat haar blik van hem weg te houden. Ze kreeg nu dus een tweede kans om hem in zijn overgangsfase te bestuderen. Hij was naakter dan enkele minuten geleden, veel naakter. Iedere gelijkenis met Raul was verdwenen. Eigenlijk was er niets meer over dat menselijk was. De vage vorm van een hoofd, gevormd uit een kolkende duisternis, de laatste resten van een ribbenkast en enkele fragmenten van been- en armbotten; dat was alles. De rest - de spieren, de zenuwen, de aderen en het bloed dat daar doorheen had gestroomd - was weggerot.
Ik denk... misschien is hij bang voor je, zei Raul. Hij klonk verbaasd.
Ze durfde dat niet te geloven. Niet Kissoon. Hij was te gek om bang te kunnen zijn.
Kijk naar hem, zei Raul tegen haar.
'Wat zou ik moeten zien?'
Kijk voorbij de details.
Terwijl ze keek, begon Kissoon weer te spreken.
'Jij speelde met mij,' zei hij, bijna bewonderend. 'Jij hebt de Lix ondergaan om te bewijzen dat ze je niets konden doen.'
'Je hebt het wel zo ongeveer begrepen,' zei ze. Ze probeerde nog steeds te doen wat Raul had gezegd. Wat bedoelde hij toch?
'Waar heb jij geleerd geesten op te roepen?' wilde Kissoon weten.
in Detroit,' zei ze.
'Neem je me in de maling?'
'Nee. In Detroit heb ik geleerd geesten op te roepen. Is daar iets mis mee?'
Op dat moment vielen de laatste restjes van Kissoons gestolen anatomie weg, en nu ving ze een glimp op van wat Raul al had gezien. In het midden van Kissoons schaduw-zelf zag ze een andere vorm, die vaag glansde. Een spiraal die zich als een tunnel van haar terugtrok, met steeds strakkere windingen. En helemaal aan het eind, waar haar blik onverbiddelijk door werd aangetrokken, glinsterde iets.
'Jij weet niet wat je hebt gedaan,' mompelde Kissoon.
Zijn stem haalde haar uit haar gepeins, en daar was ze blij om. De spiraal had een enorme aantrekkingskracht op haar uitgeoefend. Ze wist niet wat Kissoon met die opmerking had bedoeld (waarschuwde hij haar tegen het oproepen van geesten of tegen het kijken in spiralen?), en ze kon hem er nu ook niet naar vragen. Zolang hij geloofde dat ze geesten kon oproepen en hem kwaad kon doen terwijl hij kwetsbaar was, maakte ze een kans levend uit deze kamer te komen.
'Pas op...' zei Kissoon nu.
'Waarvoor?' zei ze, en ze keek achterom naar de deur. Die was een stap of zes, zeven van haar vandaan. Als ze hem in de waan wilde laten dat ze macht had, zou ze de kamer moeten verlaten zonder op haar gezicht te vallen, en dat zou niet meevallen, want ze beefde van top tot teen.
'... als je me nu aanvalt...' Hij is inderdaad kwetsbaar, dacht ze. '... laat ik iedereen in deze stad afslachten. Al doe je mij maar een heel klein beetje kwaad.' Dus zo ging macht met macht om. Het was een les waar ze profijt van kon hebben als ze nog eens in de gelegenheid kwam blufpoker met hem te spelen.
Ze zei echter niets en deed alsof ze over zijn woorden nadacht.
'Je weet dat ik dat kan,' zei Kissoon.
Dat was waar. Ze twijfelde niet aan zijn wreedheid. Maar als dit nu eens bluf van zijn kant was? Als hij in zijn huidige toestand nu eens zo kwetsbaar was dat ze alleen in die donkere spiraal, midden in zijn ge-
daante, hoefde te graaien om het leven uit hem te knijpen?
Niet eens aan denken, zei Raul.
Wijze woorden, ongetwijfeld. Maar o, wat kwam ze in de verleiding om het te proberen!
Laten we maken dat we wegkomen zolang het nog kan, zei Raul. Tesla? Luister je naar me?
'Ja...' antwoordde ze met tegenzin. Er zou nooit meer zo'n gelegenheid komen, dat wist ze. Maar ze moest zich door Rauls instincten laten leiden. Ga nu weg, dan kun je later nog wel eens tegen hem vechten.
Maar voordat ze ging, zou ze nog één sterk staaltje van theater laten zien. Ze ging op haar bevende hurken zitten en floot zachtjes, alsof ze onzichtbare honden riep. Ze wachtte even en glimlachte toen om haar geesten weer welkom te heten, en stond op.
'Bedenk eens...' zei Kissoon, toen ze aanstalten maakte om weg te gaan.
'Wat?'
'Dat wij niet zoveel van elkaar verschillen. Jij wil de openbaring. Die wil ik ook. Jij wil je soort wakker schudden. Dat wil ik ook. Jij wil macht - je hebt al een beetje, maar een beetje is nooit genoeg - en dat wil ik ook. We zijn verschillende wegen ingeslagen, maar komen we niet op hetzelfde punt uit?'
'Nee.'
ik denk van wel. Misschien kun je het niet opbrengen dat nu meteen toe te geven, maar je zult inzien dat ik gelijk heb. En als je dat inziet...'
'Dat zal niet gebeuren.'
'... als je dat inziet, moet je weten dat er een plekje voor je is in mijn hart...' Formuleerde hij dat met opzet zo, vroeg ze zich af, om haar weer naar die spiraal in het midden van hem te lokken? '... en ik denk dat er ook een plekje voor mij in het jouwe is.'
Niets zeggen, mompelde Raul.
'Ik wil tegen hem zeggen dat hij moet oprotten.'
Dat weet ik, maar laat hem in het ongewisse.
Ze slikte een venijnig antwoord in en liep naar de deur. Ze stond stevig genoeg op haar benen. Die verrieden haar niet.
'Laat me nou iets gevats zeggen,' smeekte Tesla.
Je moet niet eens naar hem kijken, antwoordde Raul.
Ze volgde zijn raad op. Zonder een woord aan hem vuil te maken of een blik op hem te werpen deed ze de deur een beetje verder open en glipte ze de koelere lucht van de gang in.
Phoebe zat met haar hoofd in haar handen op de stoep. Tesla ging
naar haar toe, troostte haar en haalde haar over om op te staan. Toen strompelden ze samen over het pad en vervolgens de straat uit, onder bomen die zuchtten in een milde bries van de berg.