7
Howie was kort na acht uur aan de auto begonnen te werken. Hij wilde ermee klaar zijn voordat het te warm werd. Dit was de vijfde smoor- hete zomer die ze in Illinois meemaakten en hij zou zorgen dat het de laatste was. Hij had gedacht dat het in tijden van onzekerheid wel goed voor hem zou zijn om naar de deelstaat terug te keren waar hij was geboren en getogen. Nou, mooi niet. Illinois had hem er alleen maar aan herinnerd hoe radicaal zijn leven de afgelopen vijf jaar was veranderd, en dat maar weinig van die veranderingen gunstig waren geweest.
Maar altijd wanneer hij zich ellendig voelde, iets wat vaak gebeurde sinds hij in maart zijn baan was kwijtgeraakt, hoefde hij alleen maar naar Jo-Beth te kijken, met Amy in haar armen, en dan voelde hij zich meteen weer beter.
Het was nu vijf jaar geleden dat hij Jo-Beth voor het eerst in Palomo Grove had gezien, vijf jaar sinds hun vaders oorlog hadden gevoerd in de straten om hen uit elkaar te houden. Jaren waarin ze onder een andere naam hadden geleefd, in een nieuwbouwwijk waar niemand iets om je leven gaf omdat de mensen waren opgehouden nog iets om hun eigen leven te geven. Waar de trottoirs bezaaid lagen met zwerfvuil en de auto's vuil waren en je lang moest zoeken voor je iemand zag glimlachen.
Het was niet het leven dat hij zijn vrouw en dochter had willen geven, maar D'Amour had het hem duidelijk uitgelegd: wanneer ze openlijk als meneer en mevrouw Katz door het leven gingen, zouden ze binnen enkele maanden worden gevonden en vermoord. Ze wisten te veel van het geheime leven van de wereld om in leven te mogen blijven. Machten die gezworen hadden dat leven te beschermen zouden hen tot zwijgen brengen en zich helden noemen omdat ze dat hadden gedaan. Dat stond vast.
Daarom hadden ze zich in Illinois verstopt en elkaar alleen Howie en Jo-Beth genoemd als de deuren op slot zaten en de ramen vergrendeld waren. En tot nu toe had die truc hen in leven gehouden. Maar ze hadden er wel een prijs voor moeten betalen. Het viel niet mee om zo teruggetrokken te leven, om niet te veel plannen te durven maken, niet te veel hoop te durven koesteren. Elke paar maanden sprak Howie met D'Amour en dan vroeg hij hem hoe de zaken ervoor stonden. Hoe lang, vroeg hij dan ook, duurt het voordat ze zijn vergeten wie wij zijn en we
weer te voorschijn kunnen komen? D'Amour was geen groot diplomaat, maar telkens weer kon Howie horen dat hij zijn best deed om de waarheid een beetje te verfraaien, om hen voor de totale wanhoop te behoeden.
Maar Howies geduld was op. Dit was de laatste zomer die ze in dit godverlaten gat doorbrachten, zei hij tegen zichzelf, zwetend onder de motorkap, de laatste zomer dat hij vanwege D'Amours paranoia zou doen alsof hij iemand anders was. Misschien hadden hij en Jo-Beth ooit een rol gespeeld in het drama waarvan ze vijf jaar geleden een glimp hadden opgevangen, maar dat was nu toch zeker allang voorbij? De machten die D'Amour te voorschijn geroepen had, de moorddadige helden die hen in hun bed zouden doden, hadden wel wat belangrijkers aan hun hoofd dan het vervolgen van twee mensen die ooit eens bij toeval in Quiddity hadden rondgezwommen.
Binnen ging de telefoon. Howie onderbrak zijn werk en pakte een lap om zijn handen af te vegen. Hij had zijn knokkels opengehaald en ze prikten. Hij stond op de pijnlijkste knokkels te zuigen, toen Jo-Beth in de deuropening verscheen. Ze tuurde net lang genoeg in de zon om te zeggen:
'Het is voor jou,' waarna ze meteen weer in de duisternis van het huis verdween.
Het was Grillo.
'Wat is er?' vroeg Howie.
'Niet veel bijzonders,' was het antwoord, ik belde om te vragen of het goed met jullie ging.'
'Amy houdt ons 's nachts uit onze slaap, maar verder...'
'Nog geen baan?'
'Geen baan. Ik blijf zoeken, maar...'
'Het valt niet mee.'
'We moeten verhuizen, Nathan. We moeten hier weg en ergens een normaal leven leiden.'
'Dit... is daar misschien niet het beste tijdstip voor.'
'Het begint weer wat beter te gaan.'
ik heb het niet over de economie.'
'Over wat dan?' Stilte. 'Nathan?'
ik wil je niet ongerust maken...'
'Maar?'
'Het stelt waarschijnlijk niets voor...'
'Wil je het nou eens vertellen?'
'Het gaat om Tommy-Ray.'
'Die is dood, Grillo.'
'Ik weet dat we daarvan uitgingen...'
Howie dempte zijn stem en begon heftig te fluisteren: 'Waar heb je het nou over?'
'We weten het niet helemaal zeker.'
'We?'
'Tesla en ik.'
ik dacht dat ze verdwenen was.'
'Dat was ze ook een tijdje. Ze is nu op weg naar Oregon...'
'Ga verder.'
'Ze zegt dat jouw vader daar is.' Het scheelde niet veel of Howie gooide de hoorn op de haak. ik weet hoe dat overkomt...' zei Grillo vlug.
'Het komt over als gezeik,' zei Howie.
'Ik wilde het ook niet meteen geloven. Maar dit zijn vreemde tijden, Howie.'
'Voor ons niet,' zei Howie. 'Wij zitten hier onze tijd te verspillen. De jaren glippen ons door de vingers, terwijl we zitten te wachten tot iemand ons iets zinnigs komt vertellen, en het enige dat jij kunt...' Hij fluisterde niet meer, hij schreeuwde. 'Het enige dat jij kunt doen, is me vertellen dat mijn vader, die dood is, Grillo, hij is dóód, ergens in Oregon is, en dat Tommy-Ray...' Hij hoorde Jo-Beth achter hem snikken. 'Verdomme!' zei hij. 'Wil jij wel eens voorgoed opsodemieteren, Grillo? En zeg tegen D'Amour dat hij hetzelfde doet, ja? Dat gelul komt ons de strot uit!' Hij gooide de hoorn op de haak en draaide zich om naar Jo-Beth. Ze stond in de deuropening, met die sombere uitdrukking op haar gezicht die ze de laatste tijd zo vaak had. 'Waar zien ze ons verdomme voor aan?' zei hij, en hij hield zijn hand voor zijn ogen. Ze brandden.
'Je zei Tommy-Ray.'
'Het was maar...'
'Wat is er met Tommy-Ray?'
'... gezeik. Meer was het niet. Grillo's lullige gezeik.' Hij keek naar haar op. 'Het is niets, schat,' zei hij.
'Ik wil weten wat Grillo je heeft verteld,' zei Jo-Beth hardnekkig.
Als hij het niet vertelde, zou ze zich nog meer zorgen maken, vermoedde hij. Daarom gaf hij haar een samenvatting van wat Grillo had gezegd.
'Dat is het?' vroeg ze hem toen hij klaar was.
'Dat is het,' zei hij. 'Ik zei toch dat het niets was?' Ze knikte, haalde haar schouders op en wendde zich af. 'Het gaat allemaal veranderen, liefste,' zei hij. 'Dat zweer ik je.'
Hij wilde opstaan en naar haar toe gaan. Haar in zijn armen nemen en wiegen tot ze zich tegen hem aandrukte. Hoe vaak hadden ze elkaar
in de loop van de jaren na harde woorden niet innig omhelsd? Maar nu niet meer. Ze wendde zich van hem af en hij bleef bij haar vandaan, bang als hij was dat ze hem zou afwijzen. Hij wist niet waar zijn twijfel vandaan was gekomen. Zag hij soms een subtiele blik in haar ogen, een blik die hem vertelde op een afstand te blijven? In ieder geval was het zo sterk dat hij het niet kon overwinnen; of misschien was hij te zwak.
'Naar de kloten...' mompelde hij in zichzelf, en hij hield zijn handen weer voor zijn gezicht.
Grillo's woorden gingen rond en rond in de duisternis.
Dit zijn vreemde tijden...
Howie had het tegengesproken, maar het was waar. Of Fletcher nu in Oregon was of niet, of Tommy-Ray nu leefde of niet, als een man zijn armen niet meer om zijn vrouw heen kon slaan, waren het inderdaad vreemde tijden.
Voordat hij weer aan de auto ging werken, ging hij naar boven om even bij Amy te kijken. De laatste paar dagen was ze ziek geweest - in haar eerste zomer op de planeet had ze kou gevat - en nu lag ze uitgeput in haar bedje, haar armen gespreid, haar hoofd opzij. Hij nam een papieren zakdoekje uit de doos naast het bed en veegde een beetje spuug van haar kin, zo voorzichtig dat ze er niet wakker van werd. Maar ergens in haar slaap wist ze dat haar papa er was, tenminste, dat geloofde hij. Op haar lippen verscheen een vaag glimlachje en in haar wang kwam een kuiltje.
Hij boog zich over het zijhek van het bedje en keek in volkomen gelukzaligheid naar haar. Het vaderschap was onverwachts gekomen. Hoewel ze vaak over kinderen hadden gepraat, hadden ze besloten te wachten tot er verbetering in hun situatie zou komen. Toch had hij geen moment spijt van het ongelukje dat Amy in hun leven had gebracht. Ze was een geschenk, een eenvoudig teken van de goedheid in de Schepping. Alle magie van de wereld, van zijn vader of van de Jaff of van een van de geheime machten waar D'Amour het over had, was geen stuiver waard in vergelijking met dit eenvoudige wonder.
Het beetje tijd dat hij bij zijn slapende schoonheid doorbracht, gaf hem nieuwe kracht. Toen hij weer naar buiten stapte, de hitte in, leken de problemen van de ziekelijke auto hem onbenullig en ging hij ze met nieuwe energie te lijf.
Na een paar minuten stak er een zacht windje op: verkoelende vlagen tegen zijn bezwete gezicht. Hij ging even van de motorkap vandaan staan en haalde diep adem. De wind rook naar het groen voorbij de grauwe straten. Binnenkort zouden ze hier weg zijn, zei hij tegen zichzelf, en dan zou het leven weer goed zijn.
Jo-Beth, die in de keuken wortelen in plakjes sneed, keek naar de wind die de onverzorgde struiken in de achtertuin heen en weer liet gaan. Ze dacht aan een andere tuin in een ander jaar en hoorde Tommy-Ray's stem haar naam weer roepen. Die avond in de Grove was het donker geweest, maar ze herinnerde zich dat alles een heel bijzonder licht uitstraalde: het zand, de bomen, de sterrenhemel, alles was vervuld van betekenis.
'Jo-Beth!' riep Tommy-Ray. 'Iets geweldigs!'
' Wat?' had ze gezegd.
'Buiten. Kom mee'
Ze had eerst weerstand aan hem geboden. Tommy-Ray was soms nogal wild, en zoals hij stond te schudden, werd ze bang.
'Ik zal je geen kwaad doen,' had hij gezegd. 'Dat weet je'
Inderdaad, hoe onvoorspelbaar hij ook was, hij had alleen maar liefde voor haar gevoeld.
'Wij voelen samen dingen,' had hij tegen haar gezegd. Dat was waar, ze hadden van het begin af gevoelens met elkaar gedeeld. 'Kom nou,' had hij gezegd, en hij had haar hand vastgepakt.
En ze was gegaan, door de tuin naar de plaats waar de boomkruinen ruisten in de wind. En in haar hoofd had ze een fluisterstem gehoord, een stem waarop ze zonder het te weten zeventien jaar had gewacht.
Jo-Beth, had die stem gezegd. Ik ben de Jaff. Je Vader.
Op dat moment was hij verschenen, uit de bomen, en ze herinnerde zich dat hij op een plaat uit de bijbel van haar moeder leek. Een profeet uit het Oude Testament, met een baard en met een volkomen gezag. Ongetwijfeld was hij wijs geweest, op zijn verschrikkelijke manier. Ongetwijfeld zou ze, als ze met hem had kunnen spreken en van hem had kunnen leren, nu niet hier in deze uithoek leven, waar ze nauwelijks adem durfde te halen uit angst het beetje gezond verstand dat ze nog had helemaal te verbruiken.
Maar ze was van hem vandaan gegaan, zoals ze van Tommy-Ray vandaan was gegaan, en ze was in de armen van de vijand gevallen.
Hij was een goed mens, die vijand, die Howie Katz: een goede, liefhebbende man. En toen ze voor het eerst met elkaar hadden geslapen, hadden ze elk van Quiddity gedroomd, en dat betekende dat hij haar grote liefde was. Er zou nooit een betere komen. Maar er waren gevoelens die dieper gingen dan liefde. Er waren machten die de ziel al vormde voordat die zelfs maar in de wereld was geboren, en die lieten zich niet verdrijven. Hoe liefhebbend de vijand ook was, en hoe goed, hij zou altijd de vijand blijven.
Ze had zich dat in het begin niet gerealiseerd. Ze had gedacht dat haar onbehagen vanzelf zou verdwijnen als de trauma's van de Grove
zich terugtrokken, en dat ze dan weer een normaal leven zou leiden. Maar in plaats daarvan werd het steeds erger. Ze begon van Tommy-Ray te dromen en in die dromen liep het licht als stroop over zijn stralende gezicht. En soms in de loop van de middag, als haar vermoeidheid het grootst was, was het net of ze haar vader tegen haar hoorde spreken, en dan stelde ze hem zachtjes de vraag die ze hem ook in mama's achtertuin had gesteld:
' Waarom ben jij nu hier? Na al die tijd?"
'Kom dichterbij,'zou hij zeggen. 'Dan vertel ik het je...'
Maar ze had niet geweten hoe ze dichterbij moest komen, hoe ze de afgrond kon oversteken, de afgrond van dood en tijd die tussen hen lag.
En toen had ze uit het niets weer hoop gekregen. Soms kon ze zich goed herinneren hoe die hoop was ontstaan, en op die dagen moest ze zich voor Howie verborgen houden, bang als ze was dat hij aan haar gezicht zou zien dat ze iets wist. Op andere momenten, zoals nu, als ze wist dat hij verdriet had en haar hart naar hem uitging zoals in het begin, raakte die herinnering in het ongerede. Haar gedachten hadden geen richting meer en ze staarde urenlang uit het raam, of naar de lucht, in een poging vat te krijgen op een nagenoeg ongrijpbare mogelijkheid.
Het gaf niet, zei ze tegen zichzelf. Het kwam wel terug. Intussen zou ze de wortelen in plakjes snijden en de afwas doen en de baby verzorgen en...
De wind gooide een stuk papier tegen het raam en hield het daar een ogenblik vast. Het flapperde als een vogel met één vleugel. Toen voerde een volgende windvlaag het mee.
Binnenkort zou zij ook weggaan, met evenveel gemak. Dat hoorde bij de belofte. Ze zou worden meegevoerd, weg van hier, naar een plaats waar de geheimen die haar vader haar bijna had verteld lagen te wachten tot ze gefluisterd werden, een plaats waar haar liefhebbende vijand haar nooit zou vinden.