Zeven

           Bladeren van de verhalenboom

                     1

I

Evervilles weekend vol voortekens en manifestaties bleef niet onopge­merkt. In de dagen die onmiddellijk op de gebeurtenissen in het festi­valweekend volgden, kreeg de stad een publiciteit zoals die gewoonlijk alleen ten deel viel aan plaatsen die massamoordenaars of presidents­kandidaten hadden voortgebracht. Er was daar iets vreemds gebeurd - dat werd door niemand betwist. Maar niemand kon zeggen wat het precies was geweest, zelfs niet degenen die er middenin hadden gezeten. In feite waren juist de mensen die in principe de betrouwbaarste getui­gen hadden moeten zijn (degenen die op zaterdagmiddag op het kruis­punt waren geweest; degenen die om twee uur 's nachts in het stadhuis gevangen hadden gezeten) in zekere zin het minst nuttig. Niet alleen spraken ze elkaar tegen, maar ze spraken ook zichzelf van uur tot uur tegen, van herinnering tot herinnering. Hun verhalen over bevingen en branden en lawines raakten vermengd met details die zo vergezocht wa­ren dat het hele verhaal binnen een week voer voor de sensatiepers was.

Zodra die details waren afgedrukt - waarbij natuurlijk een vergelij­king werd gemaakt met andere plaatsen waar een bizar bloedblad had plaatsgevonden, zoals Jonestown en Waco - streek er een heel ander soort onderzoekers op de stad neer, helderzienden, ufologen en New Age-apocalyptici, en hun uitspraken deden de geloofwaardigheid van het verhaal nog meer geweld aan. De televisiestations, die op dinsdag nog meelevend waren geweest, werden aan het eind van de week ach­terdochtig of zelfs cynisch. Time besloot een omslagverhaal over de tra­gedie in te trekken voordat het de persen bereikte en verving het door een verhaal op de binnenpagina's, waarin gesuggereerd werd dat de he­le gebeurtenis een uit de hand gelopen publiciteitsstunt was geweest. Het stuk ging vergezeld van een ongelukkig en absoluut niet flatterend portret van Dorothy Bullard, die zich had laten overhalen om zich in haar nachthemd te laten fotograferen. Ze werd vereeuwigd terwijl ze achter haar hordeur stond, als een arme stakker onder huisarrest. Het stuk had als titel: Verliest Amerika Zijn Verstand?

Het viel natuurlijk niet te ontkennen dat er in het vorige weekend mensen waren omgekomen, velen zelfs op een gruwelijke manier. Het aantal doden bleek uiteindelijk zevenentwintig te bedragen, onder wie

de bedrijfsleider van het Sturgis Motel en drie lijken die op de weg bui­ten de stad waren gevonden en waarvan er twee onherkenbaar verbrand waren terwijl het derde het lichaam van een voormalige journalist, Nathan Grillo, was. Er werden secties verricht, er werd openlijk en geheim onderzoek verricht door de politie en de fbi, er werden bekendmakin­gen gedaan over de verschillende doodsoorzaken. En natuurlijk deden er geruchten de ronde; sommige daarvan haalden de boulevardbladen, maar de meeste niet. Het verhaal dat in het motel twee huiden van een buitenaardse substantie waren gevonden, haalde de pagina's van de Enquirer wèl. Het gerucht dat bij de top van Harmons Hoogten drie krui­sen waren gevonden, met gekruisigde lijken op twee daarvan en het li­chaam van een onaards wezen aan de voet van het derde, haalde de pers niet.

In de tweede week na de catastrofe, toen sommige mensen zulke fan­tastische verhalen begonnen te vertellen dat niemand ze geloofde en de interpretatie van Time met de dag meer aanhangers kreeg, trok het ver­haal nieuwe aandacht door de zelfmoord van een van Evervilles meest geliefde burgers: Bosley Cowhick.

Hij werd op woensdagmorgen om kwart over zes in de keuken van zijn cafetaria gevonden, anderhalve week na het weekend van het fes­tival. Hij had zich door het hoofd geschoten en een briefje naast het kasregister achtergelaten. De inhoud van dat briefje lekte de volgende dag uit naar de pers, ondanks alle moeite die Jed Gilholly deed om Bosley's laatste woorden buiten de publiciteit te houden.

Het briefje was niet aan iemand in het bijzonder gericht. Het bestond uit enkele slordige, wijdlopige zinnen, gekrabbeld op de achterkant van een menukaart.

Ik hoop dat de Heer mij zal vergeven wat ik doe, had hij geschreven, maar ik kan niet verder leven met al die dingen in mijn hoofd. Ik weet dat de mensen zeggen dat ik gek ben, maar ik heb gezien wat ik heb ge­zien en misschien heb ik verkeerd gehandeld, maar dat deed ik omwil­le van de baby. Seth Lundy weet dat dit waar is. Hij zag het ook en hij weet dat ik geen keus had, maar ik denk nog steeds dat God haar in mijn handen legde om me op de proef te stellen en ik was niet sterk ge­noeg om Zijn wil te doen, al waren mijn bedoelingen goed. Ik wil niet meer door het leven gaan terwijl ik daar de hele tijd aan moet denken. Ik vertrouw erop dat de Heer het zal begrijpen en bij mij zal zijn, want Hij heeft mij gemaakt en Hij weet dat ik altijd heb geprobeerd Zijn wil te doen. Alleen is het soms te veel. Het spijt me als ik iemand kwaad heb gedaan. Vaarwel.

Uiteindelijk zette het feit dat in deze trieste boodschap de naam van Seth Lundy werd genoemd een hele nieuwe serie onderzoeken in bewe-

ging, want Lundy was een van de mensen die sinds het weekend ver­mist werden. Bill Waits erkende te hebben gezien dat de jongen van Lun­dy door twee van zijn medeorkestleden werd mishandeld, maar dat ver­haal werd door niemand bevestigd. Een van die twee mannen, Larry Glodoski, was onder uiterst verdachte omstandigheden gestorven, ter­wijl de ander, Ray Alstead, in Salem vastzat op verdenking van moord. Hij werd in een staat van verdoving gehouden omdat hij gewelddadige uitbarstingen had. Die uitbarstingen schenen verband te houden met zijn angst dat de overledenen hem zouden opzoeken omdat hij meer ge­zien had dan hij had mogen zien. Wat hij nu precies had gezien, wilde hij niet zeggen, maar hij werd zodanig geobsedeerd door wraakzuchti­ge doden dat de gerechtelijke politie het waarschijnlijk achtte dat hij verantwoordelijk was geweest voor een aantal van de moorden in die nacht. Alle stoppen waren bij hem doorgeslagen, zo luidde de theorie, en nu was hij doodsbang dat zijn slachtoffers hem kwamen halen. Waits sprak dat nadrukkelijk tegen - hij was het grootste deel van de nacht bij Alstead geweest, argumenteerde hij - maar hij had een groot deel van die tijd in een zodanige staat van dronkenschap verkeerd dat hij geen betrouwbare getuige was.

Met de dood van Bosley Cowhick verloren de autoriteiten een mo­gelijk erg nuttige getuige en bleven ze bovendien met een aantal nieu­we raadsels zitten. Wat was er met Seth Lundy gebeurd? Wat was dat precies voor een kind waarvan de godvrezende Bosley had beweerd dat hij het in de steek had gelaten? En als die baby ooit had bestaan, aan wie had hij haar dan gegeven?

Op korte termijn kwamen er geen antwoorden op die vragen. Bosley Cowhick werd ter aarde besteld op de Potter-begraafplaats, naast zijn moeder, vader en grootmoeder van moeders zijde. Ray Alstead bleef in een cel in Salem, terwijl zijn advocaat pogingen deed hem vrij te krij­gen omdat er onvoldoende bewijs tegen hem zou bestaan, en omdat zich niemand meldde die een baby miste, bleef de identiteit van het kind on­bekend. De verdwijning van Seth Lundy werd in verband gebracht met het laatste van de Mysteries van Everville die tot de ogen en oren van het grote publiek doordrongen, het mysterie rond de persoon van Owen Buddenbaum. Aan het bestaan van de baby werd getwijfeld, maar nie­mand twijfelde aan het bestaan van Buddenbaum. Hij was publiekelijk uit een raam gevallen, hij was in het ziekenhuis van Silverton onder­zocht, hij had een rol gespeeld bij de gebeurtenissen op de middag van festivalzaterdag, die dag die zo catastrofaal was geëindigd, en hij was na het vallen van de avond nog in de stad geweest, want verscheidene mensen meldden dat ze hem hadden gezien. Sterker nog, het leek wel of hij aanwezig was geweest bij alle gebeurtenissen van het weekend.

Sommigen veronderstelden dat hij in het middelpunt van de hele cyclus van gebeurtenissen had gestaan: de grote meester die de algehele leiding had van wat hetzij een misplaatste grap, hetzij een paranormaal ver­schijnsel, hetzij een geval van massahysterie was geweest. Als hij kon worden gevonden, zo werd in brede kringen aangenomen, en tot spre­ken kon worden gebracht, zou hij de meeste, zo niet alle, onopgeloste kwesties tot klaarheid kunnen brengen.

Er werd een redelijk goede politietekening van hem gemaakt die in een aantal nationale tijdschriften verscheen, en ook in de Oregonian en de Everville Register. Bijna onmiddellijk begonnen er meldingen binnen te komen. Hij was twee jaar eerder in Louisiana gezien; hij had een week geleden nog geroeid op een meertje bij Miami; hij was in Disneyland gezien, in een menigte die naar de Electric Parade keek. Er kwamen let­terlijk tientallen van zulke meldingen binnen. Sommige gingen meer dan tien jaar in de tijd terug, maar zelfs wanneer de getuige in kwestie per­soonlijk met de mysterieuze Buddenbaum had gesproken, leverde dat weinig harde gegevens over hem op. In ieder geval sprak hij niet over wonderen van Mars of de geheime machinaties van de wereld. Hij kwam en ging, met achterlating van het vage gevoel dat hij iemand was die niet in deze tijd thuishoorde.

Hoe talrijk die meldingen ook waren, ze waren niet bizar genoeg om het verhaal van Everville in de publiciteit te houden. Toen alle begrafe­nissen achter de rug waren en de fotografen Harmons Hoogten hadden beklommen om de top te bekijken (die zo grondig door de autoriteiten was uitgekamd dat er niets anders meer te fotograferen viel dan het uit­zicht), en toen het verhaal van Bosley Cowhick uitgebreid was verteld, en de stroom signaleringen van Owen Buddenbaum begon op te dro­gen, raakte het verhaal van Everville geleidelijk uit de belangstelling.

Eind september was het oud nieuws en een maand later was het een soort sprookje geworden, of zelfs helemaal vergeten.

2

Ik ben hier en nu geboren, had Tesla tegen Kissoon gezegd toen ze in de vervagende restanten van Maeve O'Connells huis had gestaan, en dat was de waarheid geweest. De grond waarvan ze had aangenomen dat ze daar haar graf zou vinden, was een moederschoot geworden, en ze was er totaal vernieuwd uit opgestegen. Geen wonder dat de daar­opvolgende weken haar een tweede kindertijd hadden geleken, veel vreemder dan de eerste.

Zoals ze D'Amour had verteld, was het niet een echte openbaring ge­

weest. De gave die ze onopzettelijk had ontvangen of - ze sloot die mo­gelijkheid niet uit - onbewust had nagejaagd, had haar geen diepere in­zichten in de structuur van de realiteit gegeven. Of anders was ze nog niet flexibel genoeg om zich open te stellen voor zulke inzichten. Zelfs het kleine wonder dat ze die nacht bij het bordeel had verricht - dat ze Harry met de ogen van de doden had laten kijken - leek haar nu on­bezonnen. Ze zou niet nog eens in de verleiding komen om zoiets te doen, niet voordat ze er zeker van was dat ze alles volkomen onder con­trole had - en dat, vermoedde ze, zou nog wel een hele tijd duren. Het was of haar geest zich nog meer had afgesloten dan voor haar weder­opstanding, alsof ze juist bij de aanblik van oneindige horizonten in­stinctief haar gezichtsveld had verkleind, uit angst dat haar gedachten met haar op de loop zouden gaan en ze haar greep op wie ze was vol­ledig zou verliezen.

Ze was nu terug in haar oude appartement in West Hollywood, waar ze onmiddellijk na haar vertrek uit Everville heen was gegaan, niet om­dat ze zich daar ooit dolgelukkig had gevoeld - dat was niet zo - maar omdat het geruststellend was om in een vertrouwde omgeving te zijn. Onder haar buren waren veel nieuwe gezichten, maar de komedies en tragedies om haar heen waren in die vijf jaar ongeveer dezelfde geble­ven. Iedere zaterdagavond raakte de nog niet geopereerde transseksueel die onder haar woonde in een sentimentele stemming en draaide hij smartlappen tot vier uur in de morgen; minstens twee keer per week had het stel in het volgende gebouw schreeuwende ruzie, om uiteinde­lijk altijd in niet mis te verstane bewoordingen tot een verzoening te ko­men; iedere dag kotste wel iemands kat op de trap. Ideaal was het niet, maar ze voelde zich hier thuis, en in dat flatje met goedkope meubelen en met barsten in de muren kon ze althans een tijdje doen alsof ze een normale vrouw was die een normaal leven leidde. Misschien niet zo nor­maal als de meeste andere mensen, maar ook niet zoveel abnormaler. Hier had ze haar verwachtingen gekoesterd, en tijd verspild die ze had kunnen gebruiken om die verwachtingen in werkelijkheid om te zetten. Hier had ze haar gekwetste ego verzorgd, als werk van haar was afge­wezen. Hier had ze dat ook verzorgd als de liefde haar een slag had toe­gebracht. Toen ze Claus op bedrog had betrapt; toen Jerry naar Miami was gegaan en nooit was teruggekomen. Er waren moeilijke tijden ge­weest. Maar de herinneringen hielpen haar om zich te herinneren wie ze was, met littekens en al. Op dit moment was dat belangrijker dan de troost die zelfbedrog haar zou schenken.

Natuurlijk was dit ook het appartement waar Mary Muralles was omgekomen in de kronkels van Kissoons Lix, en waar zij en Lucien - die arme, onschuldige Lucien - over mensen als vaartuigen voor het on-

eindige hadden gesproken. Die woorden was ze nooit vergeten. Ze had ze als een soort profetie kunnen beschouwen, als ze niet geloofde in wat ze D'Amour had verteld: dat de toekomst altijd onverteld zou blijven en dus onvertelbaar was. Profetie of niet, het bleef een feit dat ze een soort vaartuig was geworden voor wat altijd als onbegrensde macht was beschouwd. Nu ze die macht had, was ze vastbesloten zich er niet door te gronde te laten richten. Ze zou leren de Kunst te gebruiken als Tesla Bombeck. Lukte dat niet, dan zou ze er helemaal geen gebruik van ma­ken.

In deze tijd van herstel werd ze nu en dan opgebeld door Harry in New York. Hij vroeg dan of alles goed met haar was en was oprecht bezorgd, en hun gesprekken hadden voor het grootste deel een alledaags karakter. Ze zonken nooit zo diep dat ze het over politiek hadden, maar hij hield zijn kant van de conversatie altijd luchtig en oppervlakkig en liet het aan haar over om voor meer diepgang te zorgen, als ze daar de kracht voor had. Die kracht had ze bijna nooit. Meestal praatten ze over niets in het bijzonder en gingen ze nergens diep op in. Maar naar­mate de weken voorbijgingen, kreeg ze meer vertrouwen in haar kracht en durfde ze, eerst nog aarzelend, te spreken over wat er in Everville was gebeurd en welke gevolgen dat op de lange termijn zou hebben. Had hij bijvoorbeeld iets over de verblijfplaats van de Iad gehoord? Of van Kissoon? (Het antwoord op beide vragen was nee.) En Tommy-Ray, en kleine Amy? (Ook daarop was het antwoord nee.)

'Ik denk dat iedereen zich gedeisd houdt,' zei Harry. 'Ze likken hun wonden en wachten af wie als eerste in actie komt.'

'Zo te horen maak jij je niet al te veel zorgen,' zei Tesla.

'Weet je, ik denk dat Maeve gelijk had. Ze zei tegen me: als je niet weet wat je te wachten staat, waarom zou je er dan bang voor zijn? Dat waren wijze woorden.'

'Veel mensen die goede redenen hadden om bang te zijn, zijn nu dood, Harry.'

'Dat weet ik. Ik wil niet doen alsof het allemaal rozegeur en mane­schijn is. Dat is het niet en dat weet ik heel goed. Maar ik heb in mijn leven zo lang naar de vijand gezocht...'

'En nu heb je hem gezien.'

'Nu heb ik hem gezien.'

'En je klinkt alsof je erbij glimlacht.'

'Dat doe ik ook. Verdomme, ik weet niet eens waarom, maar ik glim­lach. Weet je, Grillo zei altijd dat ik te simplistisch over al die dingen dacht, en daar kregen we weieens ruzie over, maar ik hoop bij God dat hij me hoort, want hij had gelijk, Tes. Hij had gelijk.'

Kort daarna beëindigden ze het gesprek, maar nu Tesla eenmaal aan

Grillo was herinnerd, moest ze steeds opnieuw aan hem denken. Tot dan toe had ze niet aan haar gevoelens voor hem durven denken, om­dat er dan misschien niet veel van haar moeizaam heroverde zelfver­trouwen zou overblijven. Maar nu ze zo onverhoeds door die naam was overvallen en voor de keuze stond zich door de herinneringen te laten overrompelen of te worden weggemaaid in een poging ze tegen te hou­den, gaf ze zich gewonnen, en toen bleek het allemaal wel mee te val­len. Eigenlijk voelde ze zich wel getroost als ze aan hem dacht. In de acht jaar dat ze hem had gekend was hij radicaal veranderd. Hij had het meeste van zijn idealisme en al zijn zekerheden verloren en daar een obsessie voor in de plaats gekregen. Maar achter zijn steeds lastiger hou­ding bleef de man die ze aanvankelijk had ontmoet - charmant, kin­derlijk, opvliegend - nog heel goed zichtbaar, in elk geval voor haar. Ze waren nooit minnaars geweest, en soms had ze daar spijt van. Maar geen enkele andere man was ooit zo'n constante factor in haar leven ge­weest als Grillo en had zijn genegenheid uiteindelijk zo onvoorwaarde­lijk getoond. Ook de laatste jaren, toen ze op reis was en er soms maan­den voorbijgingen zonder dat ze elkaar spraken, hadden ze nooit meer dan een paar zinnen hoeven te wisselen of ze spraken al alsof er sinds hun vorige contact maar enkele minuten waren verstreken.

Ze dacht terug aan die telefoongesprekken vanuit chauffeursrestau­rants en benzinestations en dacht meteen ook aan het werk dat Grillo in de vijf jaar sinds Palomo Grove geheel en al in beslag had genomen: het Rif. Hij had meer dan eens tegen haar gezegd dat het Rif het werk was waarvoor hij op aarde was gezet, en hoewel het meer energie en meer geduld van hem vergde dan hij eigenlijk had, was hij het project, voor zover ze wist, tot het eind toe trouw gebleven.

Nu vroeg ze zich af: was het nog intact? Verzamelde het Rif nog ver­halen van onwaarschijnlijke gebeurtenissen uit heel de Amerika's? En hoe langer ze zich dat afvroeg, des te meer fascineerde haar het idee om zelf naar die collectie buitenissigheden en eigenaardigheden te gaan kij­ken. Ze herinnerde zich dat Grillo haar een paar nummers had gegeven die ze kon bellen als ze toegang tot het systeem wilde hebben om haar eigen boodschappen achter te laten, maar die was ze kwijtgeraakt. Er was maar één manier om te onderzoeken of het Rif nog operationeel was: naar Omaha gaan en zelf gaan kijken.

Ze wilde geen vliegtuig nemen. Ze had het nooit een prettig idee ge­vonden om de controle over haar lijf en leven over te dragen aan een man in uniform en had daar nu helemaal geen zin in. Als ze ging, deed ze dat op twee wielen, net als vroeger.

Ze liet haar motor grondig reviseren en begon op 6 oktober aan de reis die haar terug zou brengen naar de stad waar vele jaren geleden

Randolph Jaffe in een kantoor van rebuten had gezeten en naar de op­lossing had gezocht van het mysterie dat nu zijn tijd beidde in haar cel­len.