34

 

Het was een maanloze zaterdagavond en zelfs met groot licht aan was hulpsheriff Oren Bradbury van Multnomah County niet in staat om meer door zijn verregende voorruit te zien dan een incidentele glimp van de akkers en de gele lijn die de weg in twee rijbanen splitste.

'Volgens mij was dat telefoontje gewoon een geintje,' mopperde zijn compagnon, Brady Paggett. 'Dat huis is al verlaten sinds... Jezus, weet ik veel.'

'Misschien zijn het kinderen.'

'Nu? Met dit weer?'

Bradbury haalde zijn schouders op. 'We hebben toch niks anders te doen.'

Ze reden zwijgend verder totdat Paggett op een roestige postbus wees waarvan de paal gevaarlijk scheef stond in het hoge gras.

'Daar is het.'

De doorgang werd versperd door een vervallen houten hek van ongeverfde planken die aan een kant loshingen en aan de andere kant op hun plaats werden gehouden door een paar spijkers. Bradbury zag de opening in het hek en stuurde erdoorheen. De politiewagen hobbelde verder over een zandpad met diepe voren en aan weerszijden hoge bomen. Na ongeveer vierhonderd meter doemde in het licht van de koplampen een boerderij op met afbladderende bruine verf en een met onkruid overwoekerd erf. Toen ze dichterbij kwamen ontwaarden de hulpsheriffs achter een van de ramen een vaag schijnsel.

'Misschien was het toch geen geintje,' zei Paggett.

'Wat zei de telefoniste ook alweer?' vroeg Bradbury.

'Er had iemand gebeld die geschreeuw had gehoord.'

'Wie?'

'Volgens de telefoniste wilde de beller zijn naam niet noemen.'

'Hij moet hier vlak in de buurt zijn geweest. Het volgende huis ligt bijna drie kilometer verderop. Je kunt onmogelijk iets horen als je met de auto langsrijdt en er is geen mens die het op zo'n avond in z'n hoofd haalt om een wandelingetje te gaan maken.'

Terwijl de politiewagen het erf opreed gleden de lichtbundels van de koplampen over een donkerblauwe Volvo die naast het huis geparkeerd stond.

'Er is iemand,' zei Bradbury en op hetzelfde moment stormde iemand in jeans en een jack met een capuchon de voordeur uit in de richting van de Volvo. Bradbury trapte op de rem en sprong met getrokken pistool uit de wagen.

'Blijf staan, politie!'

De rennende persoon kwam half struikelend tot stilstand en bleef staan in de koplampen van de politiewagen.

'Handen omhoog,' beval Paggett.

Bradbury trok zijn wapen en stapte uit, waarbij hij ervoor zorgde dat de auto tussen hem en de onbekende bleef. Paggett knipperde met zijn ogen tegen de regen.

'Loop naar onze wagen toe, leg uw handen op het dak en spreid uw benen.'

Zodra de onbekende de gevraagde positie had aangenomen stak Paggett zijn hand uit om de capuchon naar achteren te trekken. Een waterval van blond haar golfde over de schouders van een vrouw. De hulpsheriff hield zijn pistool op haar gericht terwijl hij controleerde of ze gewapend was. Daarbij merkte hij dat haar borst snel op en neer ging, alsof ze had hardgelopen.

'Is er nog iemand binnen?' vroeg Paggett.

De vrouw knikte driftig.

'Ik... volgens mij is hij dood,' wist ze met moeite uit te brengen. De woorden kwamen met horten en stoten naar buiten.

'Wie is er dood?' vroeg Paggett.

'Ik weet het niet. Hij... hij ligt in de kelder.'

'En wie bent u?' vroeg Paggett.

'Justine Castle. Ik ben chirurg in het Medisch Centrum St. Francis.'

'Oké, dokter Castle, u kunt uw armen wel weer laten zakken.' Paggett opende de achterdeur van de surveillancewagen. 'Gaat u maar even uit de regen zitten, dan kunt u wat tot rust komen.'

Justine ging op de achterbank zitten. Bradbury liep om de auto heen en kwam naast Paggett bij de achterdeur staan.

'Wat doet u hier, dokter Castle?' vroeg Paggett.

Justines kletsnatte haar plakte tegen haar gezicht. Ze had haar ademhaling nog steeds niet onder controle.

'Ik kreeg een telefoontje van een man die zei dat hij van het St. Francis was en dat het over Al Rossiter ging.'

'Wie is Rossiter?' vroeg Bradbury.

'Een van de chirurgen.'

'En wie was de beller?'

'Ik weet het niet. Ik geloof dat hij zei dat hij Delaney heette of Delay. Ik weet het echt niet meer. Ik kende hem in elk geval niet.'

'Oké, ga verder.'

'De man zei dat dokter Rossiter bezig was met iemand die zwaargewond was en dat hij mijn hulp nodig had. Volgens hem was het dringend. Hij zei dat ik hiernaartoe moest komen en hij gaf me een routebeschrijving.'

'Rijdt u wel vaker naar de plaats van een ongeluk?'

'Nee, dat is niet de gewoonte. Ik vroeg hem waarom hij geen ambulance liet komen, dan zou ik naar het ziekenhuis gaan. Daar hebben we al onze apparatuur en onze mensen. Die Delaney of Delay zei dat hij het niet over de telefoon kon uitleggen, maar dat het een zaak van leven en dood was en dat ik het wel zou begrijpen als ik hier was. Hij zei dat de man in levensgevaar verkeerde. En toen hing hij op.'

'Waar zijn de anderen? Waar is dokter Rossiter?' vroeg Paggett.

Justine schudde haar hoofd. Ze keek bang en verward.

'Ik weet het niet.'

Justine kneep haar ogen dicht en haalde diep adem.

'Is alles in orde, dokter Castle?' vroeg Paggett.

Justine knikte zachtjes, maar ze zag er allesbehalve in orde uit.

'Is er behalve de dode man nog iemand anders in het huis?' vroeg Bradbury.

'Ik... ik weet het niet. Ik heb niemand gezien. Toen ik hem zag...' Justine slikte, 'raakte ik in paniek en ben ik weggerend.'

'Jij blijft bij dokter Castle,' zei Bradbury. Hij liep met zijn pistool in de aanslag naar de boerderij.

Paggett sloot de achterdeur van de wagen. Er zaten geen handgrepen aan de binnenkant en in feite zat Justine gevangen. Maar ze protesteerde niet en ze leek er vrede mee te hebben dat ze met gesloten ogen en haar hoofd tegen de rugleuning in de auto kon zitten.

Het begon harder te regenen en Paggett zette zijn pet op. Hij keek op zijn horloge en vroeg zich af waarom Bradbury zo lang wegbleef. Even later kwam Oren naar buiten met glazige ogen en een lijkbleek gezicht.

'Je moet even komen kijken, Brady. Dit is echt walgelijk.'

Paggett en zijn collega hadden slachtoffers van auto-ongelukken, mishandelde kinderen en andere verminkte mensen gezien. Er was veel voor nodig om Oren in deze toestand te brengen. Hij liep naar de boerderij met Bradbury in zijn kielzog. Het eerste wat hem merkwaardig voorkwam was het feit dat alles zo schoon was. Het erf was overwoekerd met onkruid en de buitenmuren waren verwaarloosd, maar het complete interieur leek wel te zijn gestofzuigd. In de hal was geen meubilair en in de woonkamer stonden alleen een goedkoop salontafeltje en een stoel met een rechte rug.

'De trap naar de kelder is in de keuken,' zei Bradbury. 'Het licht in de keuken brandde al toen ik binnenkwam.'

'Dat zal het licht zijn geweest dat we hebben gezien toen we aan kwamen rijden.'

De keuken was al even schoon als de andere kamers. Op de gele lino-leumvloer stonden een kaarttafeltje en twee stoelen met rechte ruggen. Paggett opende een van de kastjes en zag een paar plastic borden en bekertjes. Op een afdruiprek naast de gootsteen stonden een halfvolle koffiepot en een koffiemok. Toen Paggett dichterbij kwam zag hij dat er nog wat koffie in de mok zat.

'Het lichaam is beneden,' zei Bradbury en hij wees naar de openstaande kelderdeur. Zijn klem klonk onvast.

'Hoe ziet het eruit?'

'Niet best, Brady. Je zult het wel zien.'

Terwijl Paggett via de houten trap omlaag liep naar de kelder rook hij de verstikkende geur die zich verspreidt als de dood op bezoek is geweest. Een kaal peertje van veertig watt wierp spookachtige schaduwen over de ongeverfde betonnen vloeren en muren. Naast de verwarmingsketel zag Paggett een matras en op het matras lag een gestalte. Het schijnsel van de lamp was te zwak om details te kunnen ontwaren, maar er was voldoende licht om te zien dat het lichaam naakt was en dat de polsen en enkels met behulp van dikke kettingen aan de muur waren gekluisterd.

Paggett liep langzaam op het lichaam af. Toen hij zich op ongeveer een meter afstand bevond kon hij het voor het eerst duidelijk zien en hij raakte bijna in paniek. De hulpsheriff knipperde met zijn ogen. Hij kon niet geloven wat hij zag. Het matras was doorweekt met bloed en het lichaam was voor een zo groot gedeelte overdekt met opgedroogd bloed dat het vrijwel onmogelijk was om aan te geven van welk ras het was. Er misten een oor en een aantal vingers en tenen. Paggetts maag kwam in opstand. Hij draaide zich om, sloot zijn ogen en haalde een paar keer diep adem. De stank was overweldigend, maar hij was net in staat om zijn eten binnen te houden.

'Gaat het een beetje?' vroeg Bradbury bezorgd.

'Ja, ja.' Paggett boog zich voorover en steunde met zijn handen op zijn knieën. 'Wacht even.'

Toen hij zichzelf weer enigszins in de hand had draaide Paggett zich weer om om het lichaam wat beter te bestuderen.

'Mijn god,' fluisterde hij met bevende stem. Paggett had gedurende zijn carrière een hoop vuiligheid gezien, maar dit sloeg werkelijk alles.

De hulpsheriff wendde zich af van het lichaam, opgelucht dat hij er niet langer naar hoefde te kijken. Hij liet zijn blik door de kelder glijden. In eerste instantie raakte hij even in de war door de afmetingen. De ruimte leek kleiner dan hij had verwacht. Maar vervolgens besefte Paggett dat de kelder in tweeën werd gedeeld door een grijze betonnen muur waarin zich een smalle doorgang bevond. In de tweede ruimte bevond zich een operatietafel. Naast de tafel stond een schaal met instrumenten waaronder een scalpel met opgedroogd bloed. Paggett draaide zich om en haastte zich de trap op.

'Ik ga de rest van het huis controleren. Jij belt het bureau. Laat wat mensen van Moordzaken en het gerechtelijk laboratorium komen.'

'Wat doen we met die vrouw?'

'Na wat ik hier heb gezien laat ik haar pas gaan als ik zeker weet dat zij deze vent niet heeft gemold.'

Paggett schudde opnieuw zijn hoofd alsof hij daarmee het beeld van het lichaam uit zijn hoofd kon laten verdwijnen. Bradbury verliet het huis. Paggett haalde diep adem en begon met het doorzoeken van het woongedeelte. Nadat hij voor de tweede keer de keuken en de woonkamer had geïnspecteerd liep Paggett naar de achterkant van het huis. Hij vond twee lege kamers met gesloten deuren. Ze waren allebei gestofzuigd.

Terwijl hij de trap naar de eerste verdieping op liep bedacht Paggett iets. Hij draaide zich om en controleerde de kamers en de gangen op de begane grond. Hij had gelijk. Er was geen telefoon in het huis. De hulpsheriff vroeg zich af of hij er op de eerste verdieping een zou vinden.

Hij vond er geen, maar de eerste verdieping leverde wel een ontdekking op. In een van de kamers bevonden zich een boekenkast, een leunstoel en een eenpersoonsbed met een matras en een kussen. Tussen het bed en de leunstoel stond een schemerlamp. Er lag geen laken op het bed en om het kussen zat geen sloop. Paggett vermoedde dat de moordenaar het bed wel had gebruikt, maar het laken en de kussensloop had meegenomen omdat die eventueel bewijsmateriaal zouden kunnen bevatten zoals haren of zaadvlekken.

Paggett liet zijn blik over de boeken glijden die in de kast stonden. Handboek voor de Folteraar, Zuivering van het Vaderland: Nazi-geneeskunde en rassengezondheidsleer en De Zoete Overgave: Handboek voor de Sadist. Afgezien van nog wat andere werken over martelen waren er ook medische boeken.

In de boekenkast stond ook een zwarte ringband. Paggett maakte gebruik van zijn zakdoek om hem uit de kast te pakken en hem te openen. Alle pagina's waren computeruitdraaien.

'Dinsdag. Vanuit het donker toegekeken hoe subject bijkwam. 20:17: subject gedesoriënteerd. Beseft dat ze naakt is en aan de wand gekluisterd. Probeert gedurende een minuut zichzelf te bevrijden en begint vervolgens te huilen. Schreeuwen om hulp begint om 20:20 en eindigtom 20:25. Subject gadegeslagen tot 21:00. Naar boven gegaan om te eten. Subject begint te smeken na openen en sluiten keukendeur. Tijdens het eten geluisterd vanuit de keuken. Geen vechtersmentaliteit, triest geval. Subject levert waarschijnlijk weinig nieuwe data op.

Woensdag. Subject voor het eerst benaderd. Smeekt en stelt vragen als: "Wie bent u?" "Waarom doet u dit?" enzovoorts. Subject is uiterst gedwee en trekt zich bij aanraking onmiddellijk terug in foetale positie. Accepteert zonder veel problemen de trainingskap. Gehoorzaamt onmiddellijk wanneer boeien worden losgemaakt. Geen uitdaging.

Zaterdag. Subject is zwak en futloos na twee dagen zonder eten en zintuiglijke indrukken. Ik ben teleurgesteld door het gebrek aan verzet. Heb besloten onmiddellijk te beginnen met de pijntolerantie-experimenten.

8:25: boeien losgemaakt en subject naar operatietafel gevoerd. Geen weerstand. Subject gehoorzaamt bevel om op tafel te gaan liggen en verzet zich niet tegen de riemen. 8:30: kap verwijderd en hoofd subject vastgemaakt aan tafel. Subject smeekt en huilt zachtjes. Ik heb besloten te beginnen met de voetzolen'.

Paggett voelde zich duizelig. Hij was niet in staat om verder te lezen. De officier van justitie en de jongens van Moordzaken mochten verder uitzoeken wat er was gebeurd met... Plotseling drong er iets tot hem door. Het dagboek verwees naar het subject als 'zij'. Het lichaam in de kelder was een man. Paggett begon het dagboek door te bladeren.

Er waren meer slachtoffers.