Epiloog
De drie mannen die zaten te kaarten keken op toen Martin Breach het pakhuis binnenkwam.
'Hé, Marty,' zei Art Prochaska.
Breach stak een hand op en vervolgens keek hij naar de man die op het met bloed bevlekte matras lag. Het was bijna onmogelijk te zien dat hij een mens was. Fiori keek lusteloos op met zijn goede oog, maar Breach verloor zijn interesse en liep naar de kaartspelers.
'Zouden we alles hebben?' vroeg Breach aan Prochaska.
'Onze man op de Kaaimaneilanden heeft de rekening leeggehaald. Ik denk niet dat hij nog meer heeft. Als hij nu niet praat dan helpt niks meer. Hij ligt hier al een maand.'
Breach knikte. 'Ruim hem dan maar op,' zei hij tegen Prochaska.
Prochaska slaakte een zucht van verlichting. De lol die hij had gehad toen hij Fiori had gemarteld was na een paar dagen al beduidend minder geweest, hoewel Martins enthousiasme een stuk langer had geduurd.
'O, Arty,' zei Breach terwijl hij een blikje bier uit de koelkast haalde. 'Laat wel wat van hem over, dan weet de politie tenminste dat hij dood is. Ze hoeven hun tijd niet te verspillen aan een uitgebreide klopjacht. Het is tenslotte ook mijn belastinggeld dat ze uitgeven.'
'Zullen we ze een hand sturen?' vroeg Prochaska met een grijns. Breach dacht even na en schudde vervolgens zijn hoofd.
'Dat zou natuurlijk erg poëtisch zijn, maar ik wil ze wel laten weten dat hij echt dood is. En ik wil ook dat Franks dochter het weet. Ze is een beste meid. En Frank heeft me altijd goed geholpen. Ik wil niet dat ze zich zorgen maken.'
Breach trok het lipje van het blik en nam een grote slok bier.
'Oké, Marty, zeg het maar. Wat wordt het?'
Breach dacht even na. Vervolgens keek hij naar Fiori en hij glimlachte.
'Het hoofd, Arty. Stuur ze het hoofd maar.'