32

 

Op een winderige vrijdagavond om acht uur parkeerde Amanda Jaffe haar auto in de verlaten straat voor het gerechtsgebouw van Multnomah County. Ze liet de bewaker haar pasje zien en nam de lift naar de tweede verdieping. Twee weken geleden had de jury er nog geen uur over gedaan om Timothy Dooling schuldig te bevinden aan een gruwelijk misdrijf. Diezelfde jury had er tweeënhalve dag over gedaan om te beslissen of Dooling in leven mocht blijven of moest sterven. Wat betekende dat? Enfin, ze zou het snel genoeg weten.

In de vijf jaar die ze voor haar vaders kantoor had gewerkt was het gerechtsgebouw haar tweede thuis geworden. Overdag vulden de gangen en rechtszalen zich met bruisend drama, hoewel er een enkele keer ook iets van komedie te bespeuren viel. 's Avonds, als het stil was, kon Amanda het tikken van haar hakken op de marmeren vloer horen.

Terwijl ze naar de zaal van rechter Campbell liep dacht ze terug aan de horde verslaggevers die het gerechtsgebouw van Milton County had gevuld tijdens de zaak-Cardoni, haar eerste proces waarin de doodstraf was geëist. De trieste waarheid was dat dit soort zaken zo gewoon waren geworden dat de zaak van Dooling alleen de aandacht had getrokken van de reporter van de Oregonian.

Het was niet de eerste keer dat Amanda aan Vincent Cardoni dacht sinds hij vier jaar geleden op mysterieuze wijze was verdwenen. Door de zaak was ze zich gaan afvragen of ze zich überhaupt wel met strafrecht wilde bezighouden. Ze had twee maanden nodig gehad om tot een keuze te komen. Ten slotte had haar werk haar geholpen bij het nemen van de beslissing, toen door haar toedoen een ongegronde aanklacht wegens verkrachting was geseponeerd. Haar cliënt, een straatarme, maar uiterst begaafde student, had nu een beurs voor een studie aan een topuniversiteit in plaats van een lange celstraf wegens een misdaad die hij niet had gepleegd. De zaak van de student had Amanda ervan overtuigd dat ze veel goed werk kon verrichten. Hij had haar ook helpen inzien dat niet iedere beklaagde zo was als de geestelijk gestoorde chirurg, hoewel haar huidige cliënt er aardig bij in de buurt kwam.

Amanda bleef even voor de deur staan om door het raampje naar Timothy Dooling te kijken. Hij zat geboeid op zijn stoel aan de tafel van de verdediging. Naast hem stonden twee bewakers. Het leek bijna absurd dat iemand bang zou zijn voor een man die net twintig was en nog geen zeventig kilo woog. Maar Amanda wist dat de bewakers alle reden hadden om haar cliënt goed in de gaten te houden. Ze liet zich niet voor de gek houden door de lichte bouw, het golvende blonde haar en de innemende glimlach, zoals het jonge meisje dat hij had vermoord. Zelfs gedurende de momenten waarop ze zich ontspannen voelde in zijn gezelschap was de aanwezigheid van de bewakers een geruststellende factor. Ze had het gevoel dat Tim haar nooit iets zou doen, zelfs niet als hij de kans kreeg, maar ze besefte heel goed dat dat waarschijnlijk ijdele hoop was. De psychiatrische rapporten en de levensbeschrijving die Herb Cross had samengesteld maakten het heel duidelijk dat Dooling zo ziek was dat hij nooit meer zou kunnen genezen. Al vanaf het begin had zijn alcoholische moeder hem mishandeld. Toen hij nog maar net uit de luiers was had een van haar vriendjes hem seksueel misbruikt. Omdat zijn moeder hem aan zijn lot had overgelaten was hij in het ene pleeggezin na het andere geplaatst, waar hij ten prooi was gevallen aan nog meer seksueel en lichamelijk geweld. Het was geen excuus voor de verkrachting en de moord, maar het verklaarde wel waarom Tim een monster was geworden. Geen mens zou zo dom zijn om Dooling minder te geven dan levenslang in een extra beveiligde inrichting. Niettemin had Amanda ervoor gepleit dat hij in leven zou worden gelaten. Er waren goede argumenten tegen haar standpunt. Mike Greene, de openbare aanklager, had er niet een over het hoofd gezien.

Dooling draaide zich om toen Amanda binnenkwam. Hij keek haar verwachtingsvol aan met zijn grote blauwe ogen die erom smeekten te worden vertrouwd.

'Hoe voel je je?' vroeg Amanda terwijl ze haar diplomatenkoffer op de grond zette en ging zitten.

'Geen idee. Bang, denk ik.'

Er waren momenten, zoals nu, waarop Amanda oprecht medelijden voelde met Dooling en andere waarop ze hem zelfs aardig vond. Het was iets heel geks, iets wat alleen een strafpleiter kon begrijpen. Hij was volledig afhankelijk van haar en hoogstwaarschijnlijk was zij Tims enige vriend. Wat een triest leven heb je, zo dacht Amanda, als je advocaat de enige persoon op aarde is die zich om je bekommert.

De gerechtsdienaar maande de zaal tot stilte en rechter Mary Campbell kwam binnen via een deur achter haar gestoelte. Ze was een intelligente, aantrekkelijke no-nonsensebrunette van begin veertig die weinig geduld had en de teugels strak in handen hield. De behandeling van zowel de schuldvraag als de strafmaat was op een no-nonsensemanier verlopen en Amanda vond dat haar cliënt een eerlijk proces had gehad - wat des te erger was als hij tot de doodstraf zou worden veroordeeld.

'Laat de jury binnenkomen,' zei Campbell tegen de gerechtsdienaar.

Mike Greene, die aan de andere tafel zat, had een grimmige blik op zijn gezicht. Amanda wist dat hij even gespannen was als zij, wat haar een geruststellend gevoel gaf. Greene was tenslotte een door de wol geverfde aanklager. Amanda mocht Greene wel. Toen hij twee jaar geleden van LA naar Portland was verhuisd had hij haar vader nauwelijks gekend. Voor Frank Jaffes dochter was het moeilijk geweest om een eigen naam en een eigen reputatie op te bouwen. Mike was een van de weinigen die haar niet in eerste instantie als de dochter van Frank Jaffe zag.

Toen de jury binnenkwam bleef Amanda recht voor zich uit kijken. Ze was lang geleden opgehouden met proberen het vonnis te raden door de uitdrukking op de gezichten van de juryleden te bestuderen.

'Wat gebeurt er nu?' vroeg Dooling nerveus, hoewel Amanda hem dat al meerdere malen had uitgelegd.

'De rechter heeft de juryleden vier vragen meegegeven om te beantwoorden. Die vragen staan in het statuut dat het vonnis bepaalt in geval van moord met voorbedachten rade. De juryleden moeten op elke vraag een unaniem antwoord geven. Als alle juryleden elke vraag met "ja" beantwoorden moet het hof de doodstraf opleggen. Als er ook maar een jurylid is die een vraag met "nee" beantwoordt moet de rechter je levenslang geven.'

Rechter Campbell vroeg of de jury tot een eensluidend oordeel was gekomen, waarop een slanke vrouw van middelbare leeftijd met grijs haar opstond. Het was Vivian Tahan, directrice van een groot accountantskantoor. Als Amanda het voor het zeggen had gehad, had ze Tahan nooit toegelaten, maar toen Tahan was opgeroepen had ze geen mogelijkheden meer gehad om een jurylid te wraken. Daarbij had ze geen redenen kunnen ontdekken om haar af te wijzen op grond van vooringenomenheid. Het feit dat de vastberaden Tahan de voorzitter van de jury was maakte Amanda nerveus.

Rechter Campbell nam de vonnisformulieren aan van de gerechtsdienaar en las ze door. Amanda's blik fixeerde zich op het stapeltje papier.

'Ik zal de vragen die aan de juryleden zijn gesteld en de antwoorden die daarop door hen zijn gegeven, voorlezen,' zei rechter Campbell. 'Ik stel vast dat het vonnisformulier door alle juryleden is ondertekend. Ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit in de aanklacht heeft de jury de eerste vraag: "Heeft de beklaagde, Timothy Roger Dooling, met voorbedachten rade gehandeld toen hij Mary Elizabeth Blair van het leven beroofde en had hij in alle redelijkheid kunnen verwachten dat zijn handelwijze zou leiden tot de dood van de overledene?" unaniem beantwoord met "ja".'

Tijdens de behandeling van de schuldvraag had de jury geoordeeld dat Dooling met opzet had gehandeld toen hij Mary Blair had gewurgd met de dood als gevolg. Juridisch gezien bestond er een verschil tussen 'opzet' en 'met voorbedachten rade', maar het ging om een miniem onderscheid. En hoewel het 'ja' Amanda niet verraste, miste haar hart wel een slag.

'Ten aanzien van de tweede vraag: "Bestaat de mogelijkheid dat de beklaagde, Timothy Roger Dooling, opnieuw geweldsmisdrijven zal plegen die hem tot een blijvende bedreiging voor de samenleving maken?" heeft de jury unaniem geantwoord met "ja".'

Nog steeds geen verrassingen. Timothy Dooling had zijn eerste gewelddaad in de derde klas van de lagere school gepleegd, toen hij een hond in brand had gestoken. Vanaf dat moment was het nooit meer opgehouden en was het alleen maar erger geworden.

De derde vraag was of de handelwijze van de beklaagde een onredelijke reactie was geweest op de provocatie - als die er al was geweest - van de overledene. De enige situatie waarin dit van toepassing was, was in gevallen van zelfverdediging of langdurige mishandeling. Dooling had zijn slachtoffer ontvoerd, dagenlang in gijzeling gehouden, systematisch verkracht en ten slotte vermoord. Het kwam niet als een schok dat de juryleden unaniem tot de conclusie waren gekomen dat Doolings gedrag onredelijk was geweest.

Amanda en Mike Greene leunden naar voren toen rechter Campbell de laatste vraag begon voor te lezen. Vraag vier was in de meeste gevallen de enige die werkelijk belangrijk was. De vraag: 'Moet de beklaagde de doodstraf worden opgelegd?' opende voor de verdediging de deur om elk denkbaar tegenargument aan te voeren dat met bewijzen kon worden ondersteund. Amanda had een groot aantal getuigen opgeroepen om de verschrikkingen van Timothy Doolings jeugd uit de doeken te doen en ze had uiteengezet dat de vrouw die hem het leven had geschonken hem vanaf het moment van zijn geboorte had gevormd tot het monster dat hij was geworden. Als een van de twaalf juryleden het eens was met haar argumenten zou Tim Dooling levenslang krijgen.

'Op vraag vier,' zei rechter Campbell, 'heeft de jury "nee" geantwoord met een stemverhouding van drie tegen negen.'

Dooling bleef roerloos zitten en ook Amanda bewoog zich niet. Pas toen ze zag dat de aanklager het hoofd liet hangen, besefte ze dat ze drie van de negen juryleden had weten te overtuigen van het feit dat Doolings leven de moeite waard was om te worden gespaard.

'Hebben we gewonnen?' vroeg Tim met ogen die groot waren van ongeloof.

'Ja, we hebben gewonnen.'

'Krijg nou wat,' zei Tim en er verscheen een brede grijns op zijn gezicht. 'Da's voor het eerst in m'n leven dat ik iets win.'

 

Om half tien opende Amanda de deur van haar appartement; doodmoe, maar uiterst voldaan omdat ze met succes haar eerste doodvonnis had weten te voorkomen. Het appartement, dat zich op een bovenverdieping bevond, bestond uit driehonderdvijftig vierkante meter open ruimte in een gerenoveerd roodstenen pakhuis in het Pearl District van Portland. De vloeren waren van hardhout en de brede ramen liepen door tot aan het hoge plafond. Op de begane grond waren twee kunstgaleries gevestigd en in de buurt bevond zich een keur van uitstekende restaurants en cafeetjes. Als het weer meezat kon ze bovendien binnen een kwartier naar haar werk lopen.

Amanda had het appartement ingericht met haar favoriete meubels, kunst en curiosa. Een indrukwekkende Sally Haley-peer in een tinnen schaal die een volledig maandsalaris had gekost hing tegenover een fleurig abstract werk van een schilder die ze had ontmoet in een van de galeries op straatniveau. Amanda had haar eiken dressoir ontdekt in een antiekzaakje twee blokken verderop, maar haar eettafel was met de hand gemaakt door een timmerman die aan de kust woonde. Hij bestond uit planken die de ambachtsman op de kop had getikt bij een vissersschip dat tijdens een storm in Newport aan de grond was gelopen.

Amanda deed het licht aan en gooide haar jasje op de bank. Ze was te opgewonden om te gaan slapen en te onrustig om televisie te kijken, daarom schonk ze zichzelf een glas melk in en drukte twee boterhammen in de broodrooster om zich vervolgens in haar favoriete luie stoel te laten vallen.

De zaak van Tim Dooling was haar eerste grote moordzaak geweest als hoofdverdediger. Gedurende de afgelopen maanden had ze voortdurend onder zware druk gestaan. Niets had haar kunnen voorbereiden op een zaak waar zelfs de kleinste fout had kunnen resulteren in de dood van een cliënt. Toen het vonnis was voorgelezen had Amanda niet de extase gevoeld die ze had ervaren toen ze haar eerste zwemtoernooi had gewonnen. Ze had zich veeleer opgelucht gevoeld, alsof iemand een immense last van haar schouders had genomen.

De broodrooster deed ping en Amanda hees zichzelf overeind. Terwijl ze naar de keuken liep viel het haar plotseling op hoe stil het was in haar appartement. Amanda genoot van haar rust, maar er waren momenten, zoals vanavond, waarop het prettig zou zijn als ze iemand had met wie ze haar triomf zou kunnen delen. Sinds ze naar Portland was verhuisd had ze met twee mannen iets gehad. Ze was gedurende zes maanden omgegaan met een effectenmakelaar, maar aan die verhouding was na wederzijdse instemming een einde gekomen. Ze had ook een relatie gehad met een advocaat van een van de grotere kantoren in Portland. De man had haar ten huwelijk gevraagd en Amanda had gezegd dat ze tijd nodig had om over het aanzoek na te denken, maar vervolgens had ze beseft dat ze er geen seconde over na zou hebben gedacht als hij 'de ware' was geweest.

Amanda zou er geen bezwaar tegen hebben gehad om haar overwinning met Frank te vieren, maar Frank zat in Californië met Elsie Davis, een onderwijzeres die getuige è decharge was geweest voor een leerling die hij had verdedigd. Tijdens het gesprek dat hij met haar had gehad was Frank te weten gekomen dat ze haar echtgenoot had verloren aan kanker en al twaalf jaar alleen was omdat ze nooit iemand had gevonden die zijn plaats had kunnen innemen. Hun voorzichtige vriendschap was opgebloeid tot een serieuze relatie en op dit moment waren ze voor het eerst samen op vakantie.

Amanda ging aan de keukentafel zitten en smeerde wat boter op haar toast. Terwijl ze van haar melk nipte maakte ze de balans van haar leven op. Over het geheel genomen was ze gelukkig. Haar carrière verliep voorspoedig, ze had geld op de bank en een heerlijk plekje om te wonen. Maar soms was ze eenzaam. Het afgelopen jaar waren twee van haar vriendinnen getrouwd, en ze begon het gevoel te krijgen dat ze geïsoleerd raakte. Stellen gingen uit met stellen. En binnen niet al te lange tijd zouden er kinderen komen waarmee ze hun tijd zouden vullen. Amanda slaakte een zucht Ze voelde zich niet incompleet zonder man. Het was meer een kwestie van gezelschap. Gewoon iemand hebben om mee te praten; iemand met wie ze haar successen kon delen en die haar overeind hielp als ze viel.