Hoofdstuk 47

==

Adam lag op de behandeltafel en kreunde van de pijn. Hij had gedacht dat een zondagochtendse Kahuna-massage in de sportschool de spanning in zijn rug, nek en schouders zou verlichten, al kon de knoop in zijn hoofd niet worden weggenomen. Hij had niet verwacht dat de kleine Zuid-Afrikaanse masseuse Simone tot zo’n geweld in staat was.

‘Mijn god, hoort het zo’n pijn te doen?’ zei hij naar adem happend terwijl haar puntige ellebogen zijn nieren doorboorden. Er zou SS op haar uniform geborduurd moeten staan, niet WL.

‘Je hebt een hoop harde plekken, Adam,’ zei Simone. ‘Die moet ik bewerken. Jee, wat ben jij gespannen!’

Het was het soort massage dat Stevie graag op hem zou verrichten, bedacht hij. Een die veel pijn deed. Toen gingen gedachten aan Stevie die hem met olie insmeerde met hem op de loop; haar kleine handen die zijn spieren kneedden, haar vingers die over zijn ruggengraat gleden. Daarna zou hij haar hetzelfde genot bezorgen door de warme geparfumeerde olie over haar lichaam te gieten en het over haar zachte rondingen te vegen, waarbij zijn duimen over haar huid draaiden en haar aan het kreunen maakten. Een opstandig lichaamsdeel ontwaakte en hij kreunde vanbinnen. O nee, dit was helemaal niet de bedoeling! Ineens wist hij waarom hij ‘nee’ had gezegd toen Joanna MacLean naar de sportschool was gekomen om te vragen, pleiten en smeken of ze naar huis mocht komen.

==

Stevie was de laatste maaltijd die ze met Adam MacLean in dit prachtige huis zou delen aan het klaarmaken en ze zag door het raam Matthew naar zijn huis lopen met een arm vol zondagskranten. Hij leek wel een oude man met de zorgen van de wereld op zijn schouders. Haar hart ging naar hem uit, uit liefde of medelijden, of allebei, dat wist ze niet. Hoe kon het dat ze zo snedig over gevoelens van haar personages kon schrijven terwijl ze het er zo bar slecht van afbracht als het om haar eigen gevoelens ging? Haar emoties waren als een grote bol wol die uit elkaar gereten en gerukt en in de knoop gemaakt was door een heel gemene kat.

Danny zat aan tafel te kleuren. Stevie trok zijn Dannyman-kraag uit zijn mond.

‘Straks zuig je alle verf uit je pyjama en word je net zo blauw als een marsmannetje, dat wil je toch niet?’

‘Ja, gaaf!’ antwoordde hij, wat niet het antwoord was dat ze verwacht had.

‘Ik geef het op. Sabbel dan maar op je kraag, Danny, maar kom niet bij mij uithuilen als je straks blauw aanloopt,’ zei ze geprikkeld.

Ze vestigde haar aandacht nu op het beslag voor de yorkshirepudding. Toen ze de kloppers erop losliet steeg het meel als een grote stapelwolk op, dwarrelde haar neus in en maakte haar aan het niezen. Adam, die net op dat moment in de deuropening verscheen, verborg het glimlachje dat werd veroorzaakt doordat hij ineens terug in de tijd geslingerd werd naar hun eerste ontmoeting. Het verbaasde hem omdat hij had gedacht dat hij niet snel meer zou lachen. Zijn rug deed pijn van de Kahuna, zijn hoofd deed pijn van de gedachten over Jo’s verraad. Maar zijn hart deed nog het meeste pijn.

‘Heb je een grote bos sleutels gezien, Stevie? Ik heb ze ergens neergelegd.’

‘O, die zag ik boven geloof ik. Toch? Ja, volgens mij wel. Maar waar ook alweer?’

Ze zette de kom neer en ging naar boven om ze te zoeken. Hij kwam haar achterna en ze liep met haar rug naar de muur omhoog voor het geval hij kritisch naar haar kont keek. Niet dat hij naar haar kont zou kijken als hij van een Jo MacLean-kontje hield, géén kont dus.

‘Ja, daar liggen ze,’ zei ze toen ze ze zag. ‘Ik dacht al dat ik ze gezien had. Hier, op het raamkozijn.’ Ze pakte de sleutels en gaf ze hem. Zijn vingers raakten de hare, wat voor beiden ondraaglijk was.

‘Dank je,’ zei hij. Adam keek haar recht in haar prachtige blauwe ogen aan en vond het vreselijk dat ze gedacht had dat hij het soort man was waar hij een hekel aan had. Zijn ‘plan’ was idioot geweest. Het had hun levens nog meer overhoop gegooid en hij leed nu een groter verlies dan voordat hij eraan begon.

Stevie keek omhoog in zijn ogen en zag hem zoals hij echt was en hoe zij hem had leren kennen, niet zoals Jo haar had laten geloven. Je hoefde maar in zijn zachte, goedaardige ogen te kijken om te weten dat hij geen vlieg kwaad deed. En hoe kon het langs haar heen zijn gegaan hoe prachtig zijn mond was? Een onbereikbare mond, want die behoorde nog steeds aan Jo MacLean toe.

Daar hielden haar gedachten op omdat haar zintuigen gealarmeerd werden door een geluid dat met het oor amper waarneembaar was maar dat een moederhart wel oppikte. Het kwam uit de keuken en Stevie vloog de trap af.

Danny was niet meer aan het spelen. Hij lag op de vloer te schudden alsof hij een toeval had, keek heel bang uit zijn ogen en zijn lippen werden blauw.

‘Adam!’ schreeuwde ze. ‘Adam, help!’

Adam kwam met grote sprongen de trap af.

‘Hij ademt bijna niet!’ zei Stevie, die zich over haar zoon gebogen had. Ze haalde uit met haar hand om hem op zijn rug te slaan. Adam greep haar pols vast voordat ze hem raakte.

‘Nee, Stevie. Bel een ambulance!’

‘Ja,’ zei ze. Ze pakte de telefoon op en alsof ze in een nachtmerrie zat gleed hij uit haar hand. Ze ving hem op maar kon de cijfers amper lezen, zo hard huilde ze.

‘Stevie, er mist een knoop van zijn kraag, zat die er eerst wel?’

‘Ja, o god, ja. Hallo... een ambulance alstublieft.’ Ze snikte terwijl ze doorverbonden werd met de ambulancedienst aan wie ze gehaast haar adres doorgaf. Zo hoorde dit niet te gaan. Ze was Danny’s moeder; zij moest weten wat er gedaan moest worden en niet hier alleen maar dom blijven staan als een grote pudding niet in staat iets uit te brengen.

Adam lepelde met zijn vinger in Danny’s mond.

‘Er zit hier iets. Ik denk dat hij zijn knoop heeft ingeslikt en dat die de luchtpijn blokkeert. Ik krijg hem er niet uit.’

Adam ging staan en trok het verslapte kleine jongetje omhoog met zijn armen van achteren om het kind heen. Hij zette zich schrap en sloeg met zijn vuist onder Danny’s ribbenkast. Toen nog een keer. Het zag er zo gewelddadig uit, zo bruut. Er schoot iets uit de mond van het jochie en Danny hapte naar adem, maakte braakgeluiden en begon te huilen. Het was het mooiste geluid dat Stevie ooit gehoord had.

Gedesoriënteerd keek Danny om zich heen op zoek naar Stevie, stak zijn armpjes naar haar uit en Stevie trok hem naar zich toe en wiegde hem. Ze wist niet hoe lang, want ze had het gevoel van de wereld te zijn. Ze was verdoofd en omhuld door een of andere veilige bel van tijd die haar liet genieten van haar zoons ademhaling, van het feit dat hij leefde. Zo bleven ze zitten tot de ambulance met sirene de laan in was komen rijden en Adam de deur opendeed en aan het ambulancepersoneel uitlegde wat er gebeurd was.

‘We nemen je maar wel even mee voor de zekerheid,’ zei een van de ambulancebroeders, nadat hij Danny vluchtig onderzocht had. ‘Hé jongeman, zou je het leuk vinden om achter in een ambulance mee te rijden?’

Danny knikte langzaam maar liet niet zijn gebruikelijke ‘gaaf’ horen, wat veelzeggend was. Adam pakte hem van haar aan zodat Stevie op kon staan en het jochie nestelde zich tegen de grote Schot aan en liet hem niet meer los. Dus kwam Adam ook mee achter in de ambulance, naar het ziekenhuis.

Stevie zat met Adam in een knusse wachtkamer terwijl Danny in de spreekkamer bij de arts was. Ze dacht terug aan die vreselijke eerste paar dagen van zijn leven toen haar armen zo leeg hadden gevoeld. Haar kleine vechter. Ze had nooit gedacht ooit weer zo’n pijn en opluchting te voelen. Het ouderschap bezorgde je hoogtepunten en dieptepunten die bijna een aanslag op je hart waren. Ze snikte niet echt, maar de tranen bleven maar stromen. Adam keek toe hoe ze stuk voor stuk over haar wangen rolden, alsof ze uit een onuitputtelijke bron binnen in haar kwamen. Ze zag er zo klein uit, zo nietig, en breekbaarder dan hij haar zich ooit had kunnen voorstellen.

‘Hij was een te vroeg geboren baby,’ vertelde ze uiteindelijk. ‘Ik dacht niet dat hij het zou redden, daar waarschuwde men mij ook voor. Om je kind één keer bijna te verliezen is al afschuwelijk, maar om het twee keer mee te maken...’

‘Sst!’ zei Adam. Hij was zelf al behoorlijk geschrokken en kon zich niet inbeelden hoe Stevie zich moest voelen.

‘Ik zei tegen hem dat als hij niet zou ophouden met op zijn kraag sabbelen hij nog een keer blauw zou worden, en toen gebeurde dat ook,’ huilde ze.

‘Stevie, hou op met jezelf zo te kwellen.’

‘Als jij er niet geweest was zou hij nu dood zijn. Als...’

‘Stevie, als ik er niet geweest was zou jij op de een of andere manier zijn leven gered hebben, vraag me niet hoe, maar daar ben ik honderd procent zeker van. Denk niet meer aan “als”, dat heeft geen zin. Er is niets met Danny aan de hand. “Als” is niet gebeurd.’

‘Je hebt zijn leven gered, Adam, en ik was nutteloos, waardeloos. Ik ben een waardeloze moeder.’

Al haar onzekerheden kwamen bovendrijven. Ze was niet in staat de vader van haar zoon bij zich te houden, niet in staat om haar baby te voldragen, niet in staat haar zoons stiefvader-in-de-dop bij zich te houden, kon Danny geen stabiele thuissituatie bieden, kon er niet voor zorgen dat hij aardappelen en brood at, kon hem er niet van weerhouden op zijn kraag te sabbelen, kon zijn leven niet redden... Zo vaak had ze op een grote, sterke man willen kunnen terugvallen die de touwtjes in handen nam en zou zorgen dat alles goed kwam. Dat was precies wat ze nu deed en het was niet Jonny uit Wales of Mick of Matthew, maar Adam MacLean nota bene. Dit was met recht de allergrootste grap die het lot ooit met haar uitgehaald had.

‘Je bent een geweldige moeder, neem dat maar van mij aan,’ zei Adam. ‘Je zorgt voor eten op tafel, kleren aan zijn lijf en liefde in zijn hart.’

‘Je hebt in mijn boeken zitten lezen.’

‘Echt niet, zulke pulp lees ik niet.’ Hij porde haar met zijn elleboog en ze lachte, hoewel de tranen niet stopten. Aan het eind van elke traan begon de volgende, als een voortdurende stroom van gekleurde sjaaltjes uit de mouw van een goochelaar. Adam sloeg een arm om haar heen en gaf haar een knuffel. Ze was helemaal warm en zacht en ze had meel in haar haren. Hij wilde haar op zijn schoot trekken en zijn gezicht in haar nek laten verdwijnen.

De deur ging open en een glimlachende verpleegster kwam binnen.

‘Hallo, u bent Danny’s moeder?’ Ze riep een extra ‘haaai’ naar Adam. ‘Uw zoon maakt het goed,’ zei ze. ‘Een wondje in zijn keel, meer niet, geen blijvende schade. Wilt u hem gaan halen?’

‘Toe maar,’ zei Adam. ‘Ik wacht hier op jullie.’

Stevie glimlachte naar hem en ging vlug de verpleegster achterna de wachtkamer uit.

‘Dus u bent Adams vriendin?’ vroeg de verpleegster.

‘Nee, we zijn alleen’ – aartsvijanden – ‘buren.’

‘Iedereen is hier dol op Adam,’ vertrouwde ze haar met een knipoog toe. ‘Hij heeft meer dan drieduizend pond voor ons opgehaald toen hij al zijn haren eraf haalde. Hij helpt hier veel. En hij is natuurlijk ook onze kerstman. De kinderen vinden hem geweldig!’

Een rossige kerstman met een litteken? dacht Stevie. En alsof ze haar gehoord had, zei de verpleegster: ‘Hij vertelt ze altijd dat hij zijn gezicht aan Rudolfs gewei heeft geschaafd.’ Ze zuchtte daadwerkelijk, alsof ze het over Ronan Keating had.

Adams grootste fan deed een deur open en liet Stevie voor naar binnen.

Danny zat op een bed en een beeldschone vrouwelijke Indiase arts kletste met hem.

‘Is alles goed met hem, dokter?’ vroeg Stevie, terwijl ze haar kindje omhelsde.

‘Prima. Een beetje een zere keel, dus ik geef u voor de zekerheid een recept voor een antibioticum mee. En we raden een intensieve ijsjeskuur aan,’ zei de dokter, waarmee ze een glimlach aan haar patiënt probeerde te ontlokken, maar geen reactie kreeg.

‘En niet meer op je kraag sabbelen, jij,’ zei de verpleegster met een goedaardig vingertje.

‘Ik zal het niet meer doen,’ zei Danny. ‘Mag ik nu naar huis?’

‘Ja, dat lijkt me wel,’ antwoordde de dokter.

‘Moet ik hem thuis houden?’ vroeg Stevie, die het recept aannam.

‘Ik denk niet dat dat nodig is,’ antwoordde de dokter glimlachend. ‘Kijk maar hoe hij zich morgenochtend voelt.’

Stevie nam haar zoon stevig in haar armen en droeg hem de kamer uit. Hij rook en voelde zo waardevol, maar als ze hem ooit weer op kraagsabbelen betrapte, zou ze zijn mond dichtlijmen.

Adam trof hen in de hal bij de ingang. Danny stak zijn armen naar hem uit, gaf hem een grote superheldenknuffel en liet zich in zijn armen glijden. Het menneke rook naar zijn moeders parfum. Hij leek zoveel op haar met zijn honingkleurige haar en zijn grote blauwe ogen dat Adam iets weg moest slikken wat zijn ogen overduidelijk waterig maakte. Zijn grip op het jochie was stevig en krachtig toen ze in een taxi naar huis stapten.

==

‘Ik zal een kop thee voor je zetten, goed?’ zei Adam toen ze eenmaal binnen waren. ‘En dan ga ik ervandoor.’

‘Ga je terug naar je huis?’ vroeg Stevie. Haar keel voelde erger dan die van Danny moest voelen. Droog en pijnlijk, alsof ze met scheermesjes gegorgeld had.

‘Aye,’ antwoordde hij, duidelijk niet echt blij met het vooruitzicht.

‘Blijf,’ zei Stevie. ‘Alsjeblieft.’

‘Aye,’ zei Adam.

En hij liep de keuken in om theewater op te zetten.