Hoofdstuk 11

==

Na een bijna slapeloze nacht belde Stevie het vliegveld en hoorde dat Matthews vliegtuig op tijd was vertrokken, wat betekende dat het vlak voor de middag op Leeds Bradford Airport zou landen. Met de tijd voor het ophalen van bagage en drukte op de snelweg erbij gerekend, dacht ze dat hij zo ongeveer tussen twee en drie uur thuis zou zijn. Dat leek nog een eeuwigheid ver weg en de zenuwachtigheid vulde haar aderen met een uiterst onaangenaam verontrust gevoel.

Ze hoopte dat er niet twee mensen in zijn auto zouden zitten als hij bij hun huis aan zou komen rijden, want ze wist niet hoe ze dan zou reageren. Ze dacht niet dat ze net zo evenwichtig zou kunnen zijn als dat het geval was. Ze hoopte dat Jo rechtstreeks naar huis ging en vermoord zou worden door Adam MacLean. Ze nam tenminste aan dat dat een onderdeel van zijn zogenaamde ‘plan’ was en even had ze de gevaarlijke neiging om achter hem te staan. Toen herinnerde ze zich hoe zijn wreedheid Jo in Matthews armen had gedreven. Jo, die Danny op schoot geknuffeld had en hem verhaaltjes voorlas met haar zachte stem. Jo, die tegen haar schouder had uitgehuild en bloemen voor haar had meegenomen als bedankje voor haar luisterend oor. Jo, met wie ze privéverhalen over haar leven had gedeeld. Jo, die haar geholpen had met de bruiloftsvoorbereidingen. Jo, die Danny’s eerste kans op een normaal gezin met een normale vader verpestte. Jo, die zo wanhopig op zoek naar liefde was geweest dat ze haar zonder aarzelen uit Matthews hart had verdreven. Het leven was echt keihard.

==

Matthews blik schoot als een bezetene het vliegveld rond van links naar rechts en daarna naar boven en beneden alsof het binnen het rijk der mogelijkheden lag dat Adam MacLean à la Mission Impossible naar beneden kwam zeilen aan een touw, helemaal in het zwart gekleed en met een machinegeweer in zijn handen. Of zelfs door de vloer omhoog kwam barsten als een monster uit de hel. Jo, daarentegen, leek niet half zo verontrust als hij verwacht had gezien de omstandigheden.

‘Maak je niet druk,’ zei ze, toen ze zag dat zijn hoofd alle kanten op schoot als dat van een krankzinnige gek die op ingebeelde vliegen joeg. ‘Als Adam hier zou zijn, zijn er genoeg beveiligingsmensen om hem te overmannen en komt hij alleen maar weer in de cel terecht.’

Wat een schrale troost was op de snijtafel van het mortuarium, dacht Matthew, hoewel hij dat niet hardop uitsprak. Hij wilde niet toegeven dat hij bang was. Hij wilde alle pluspunten die hij behaald had door Jo’s ridder Lancelot te spelen niet kwijtraken door nu lulletje rozenwater te zijn.

Ze pakten hun koffers van de band en gingen onderweg naar de parkeerplaats voor langparkeren. Matthew controleerde uitvoerig of er niets tikte bij de autobanden en toen hij op de bestuurdersstoel ging zitten liep het zweet in stromen over zijn voorhoofd. Hij liet Jo op ruime afstand wachten tot hij het contactsleuteltje had omgedraaid en kon wel huilen van opluchting toen hij alleen maar de motor hoorde en geen boem gevolgd door de stem van Michaël die hem vroeg in de rij bij de paarlen poorten aan te sluiten.

Ze hadden allebei een gezonde en bruine kleur, te bruin om het aan een zonnebank te kunnen toeschrijven, bovendien zagen ze er veel te gelukzalig uit om te hebben hardgelopen op een Welshe loopband of op elkaar gepropt gezeten te hebben in een congrescentrum in Aberdeen. Matthew vroeg zich net af of dit echt de opschudding die eraan zat te komen wel waard was toen Jo met haar lange vingers in de binnenkant van zijn dij kneep.

‘Zet me maar om de hoek af als we er zijn, gebruikelijke plaats.’

‘Ik dacht dat je zei dat hij niet thuis was?’

‘Dat zou ook niet zo moeten zijn, maar misschien is zijn rooster veranderd. En ik moet hem toch een keer zien, dan maar beter nu meteen.’ Ze glimlachte dapper naar hem.

‘Ik maak me zorgen om je, liefie.’

‘Niet nodig,’ zei ze. ‘Maar...’ Ze liet een lange dramatische pauze vallen waar zijn zweetklieren opnieuw van op gang kwamen. ‘Als je om zes uur nog niks van me gehoord hebt, moet je de politie bellen, gewoon voor de zekerheid.’

‘Jezus, nu maak je me echt bang!’

‘Hij heeft zijn eerste vrouw met een kettingzaag bedreigd.’

‘Goeie god!’

Jo schudde het hoofd. ‘Maar mij krijgt hij er niet onder. Deze keer niet, dat beloof ik.’

Ze keek zo vastberaden dat Matthew een trotse glimlach niet kon onderdrukken. Wat een geweldige vrouw. Ze was zo ver gekomen sinds ze voor het eerst met elkaar gesproken hadden. Toen was ze niet veel meer dan een breekbaar omhulsel zonder zelfvertrouwen geweest. Een beeldschone vrouw die echt dacht dat ze zo lelijk, nutteloos en onbeminnelijk was als MacLean haar had doen geloven. Hij had haar echt gered, dacht Matt, en hij werd overvallen door een gloed van trots die zijn hele wezen verwarmde. Ze pasten zo goed bij elkaar, zielsverwanten, net als Cathy en Heathcliff, Tony en Cleo en Bonnie en Clyde. Jo MacLean was het meest fantastische wezen dat hij ooit ontmoet had. En nadat ze vanmiddag allebei de nodige zaken hadden afgehandeld, zou niets hen ooit nog scheiden.

==

Toen Matthews auto om dertien minuten en achtentwintig seconden over één aan kwam rijden, constateerde Stevie tot haar opluchting dat hij alleen was. Ze produceerde een glimlach die op haar lippen trilde terwijl ze bij het raam vandaan de kamer in sprong en zichzelf vlak voordat de deur openging nonchalant achter de computer installeerde.

‘Hallo!’ zei ze, waarbij ze de nagebootste glimlach van een vrouw die dolblij was haar verloofde weer te zien zo ver mogelijk uitrekte en op hem afstormde om hem een welkomstknuffel te geven. Ze merkte meteen hoe stijf hij die beantwoordde.

‘Heb je het leuk gehad?’ vroeg ze opgewekt, terwijl ze de paniek die haar luchtpijp dichtkneep probeerde te omzeilen. ‘Hé, ik kan zien dat je daar onder de zonnebank bent geweest. Goeie ontspanningsfaciliteiten?’ Ze loog de leugen voor hem.

‘Ja, heel goed. Geweldig zelfs. Goeie manier om te ontspannen, op zo’n... in zo’n... eh... zonnebank. Helemaal na al die lange saaie lezingen.’

‘Dat was vast vermoeiend. En de terugreis was zeker ook een ramp?’ vroeg ze zo levendig als een kanarie aan de Prozac.

‘Ja,’ antwoordde hij. Hij rekte zich uit en gaapte van vermoeidheid van de denkbeeldige rit vanuit Schotland.

‘Kopje thee?’ vroeg ze.

‘Nee, ik heb al gehad. Ben onderweg gestopt bij een benzinestation bij Scotch Corner.’

Leugenaar! dacht ze. Ze dreef haar opstandige gedachten terug en rekte de glimlach nog wat verder op, niet zo ver dat het overdreven werd, maar genoeg om warm en verwelkomend en onverwijtend over te komen. Het was moeilijker dan ze gedacht had, mevrouw Aardig spelen terwijl iemand tegen je loog dat hij barstte. En nog erger, weten dat dat zo was en alles wat hij zei ontleden op zoek naar aantoonbaar bewijs daarvan. De kleine details die zijn verhaal geloofwaardig moesten maken waren het kwetsendst: onderweg gestopt bij Scotch Corner, lange saaie lezingen, zonnebank...

‘Stevie.’ Hij krabde in zijn nek. Dat deed hij altijd als hij nerveus was, meestal wanneer hij een bankafschrift openmaakte.

‘Ja?’ vroeg ze, met nog steeds die belachelijke glimlach op haar gezicht waar ze slapjes aan vasthield. Want dit was het, dit was het moment. De manier waarop hij haar naam uitsprak gaf aan dat wat daarop zou volgen geen goed nieuws was.

‘Stevie, toen ik weg was heb ik veel nagedacht. Alleen. Terwijl ik in de zon... eh... onder de zonnebank loog... eh... lag.’

Liegen doe je zeker.

‘Ja?’ Blijf glimlachen. Nagedacht en geneukt, dacht ze, en het geld van mijn zoontjes vakantie uitgeven!

‘Ik weet niet hoe ik dit moet zeggen dus ik val maar meteen met de deur in huis...’

O god, o god...

‘Ik luister,’ zei ze, en ze zette haar dapperste en meest begrijpende gezicht op.

‘Ik denk...’

O, zeg het alsjeblieft niet, Matthew, alsjeblieft!

‘... ik denk dat we een tijdje een beetje afstand van elkaar moeten nemen. Voor de bruiloft.’

Shit, ik had het niet over de bruiloft willen hebben, dacht hij. Nu heb ik haar het idee gegeven dat het nog steeds doorgaat.

Wat precies was wat Stevie dacht.

Voor de bruiloft... dat betekent dat het nog steeds doorgaat. Dank u, God!

Ze testte hem uit. ‘Je bedoelt uit elkaar gaan?’ vroeg ze.

‘Nee... ja... nee...’

Shit! Haar volslagen redelijkheid bracht hem van de wijs. Hij had verwacht dat ze in tranen uit zou barsten, zou gaan smeken en met dingen gooien, dan had hij een vrijbrief gehad om het huis uit te stormen. Dit was zoveel moeilijker, dat ze rustig en aardig was en hem niets gaf om tegen te protesteren.

‘Oké, als jij dat wilt,’ zei ze knikkend. ‘Ik begrijp het volkomen.’

‘Ja? Oké dan.’ Goeie genade! Dat was makkelijk! dacht Matthew.

Misschien kwam het doordat ze hem één stap voor was en het ‘spelletje’ mee kon spelen dat ze er de kracht voor kon vinden. Alsof ze in Danny’s Harry Potter zat en net een plakje verjongende pompoencake had gegeten.

‘En, hoe doen we dit?’ vroeg mevrouw Kwetter, de gedrogeerde, vrolijke kanarie.

‘Eh, even denken.’

Alsof je dat niet al gedaan hebt, Matthew!

Hij tikte met een vinger tegen zijn lip terwijl hij de opties overwoog.

‘Als ik nou voor een paar dagen in een B&B ga om jou de kans te geven je spullen te pakken?’ vroeg hij alsof hij dat zojuist bedacht had.

‘Mijn spullen?’ herhaalde Stevie lichtelijk ademloos.

‘Ja. Ik denk dat het beter is als je... eh... even ergens anders gaat wonen.’

‘O, ja natuurlijk, “mijn spullen”,’ zei ze terwijl ze haar glimlach nog wat verder oprekte. Haar hersenen schreeuwden haar vanaf de zijlijn toe dat ze positief moest denken en zich moest richten op het feit dat hij haar niet gevraagd had de bruiloft af te zeggen. Alles was nog te redden als ze zich aan haar plan hield. ‘Goed. Oké. Ja, dat zal het beste zijn.’ God, wat deed dit pijn.

‘Het is maar voor een tijdje,’ zei hij, wat weer helemaal niet was wat hij bedoelde, maar het was makkelijker om haar met wat hoop in haar hart achter te laten. Dat zou hem in elk geval een scène besparen.

‘Ik moet denk ik wel wat geld van de Eurodisneyrekening halen voor een kamer of huur of zo,’ zei ze, waarbij ze haar gezicht strak in het gareel hield en het liefheidsgehalte verhoogde om het netelige onderwerp van ‘hun’ geld te neutraliseren. Ze kon niet wachten om te horen wat hij daarop te zeggen had.

‘O, eh... daar heb ik ook wat van moeten lenen.’ Hij wriemelde een beetje met zijn vingers en keek schaapachtiger dan een vriezer vol schapenvlees op een Australische boerderij.

‘O ja? Waar was dat voor dan?’ Weer een plastic glimlach, maar de neiging om hem de nek om te draaien werd ook behoorlijk sterk.

‘Benzine en zo in Schotland. Ik betaal het terug, natuurlijk. Noodgeval.’ Hij had nu in elk geval het fatsoen om rood te worden.

‘Aha. Oké. Graag, gezien waar het voor was.’

‘Absoluut, meteen.’

Stevie knikte, hoewel ze dat iets te vaak van hem gehoord had om het nog te geloven.

‘Nou, goed,’ ging ze verder met een wanhopige inspanning om haar woede in bedwang te houden. Ze moest zich beheersen, hun toekomstige geluk hing ervan af. Dat was tenslotte belangrijker dan een verdwenen vijftienhonderd pond en een paar door lust gedreven leugens.

‘Ik pak even wat spulletjes,’ zei hij nerveus, en hij bewoog zich richting de trap.

‘Ja, waarom niet.’ De glimlach was zwaar en werd nu pijnlijk om vast te houden. Ze wilde hem loslaten en op de grond laten vallen, zodat ze erop kon stampen en eroverheen kotsen.

Matthew trok zich boven terug en Stevie putte wat troost uit het feit dat ze hem van slag had gebracht met haar onverschilligheid en zelfbeheersing. Had ze tenminste nog iets goed gedaan. Deze keer.

Ze hoorde hem boven heen en weer lopen en laden opentrekken en volgde hem in gedachte. Hij zou dat mooie blauwe zijden overhemd meenemen, de kakibroek waar hij zo’n lekker kontje in had en zijn mooiste pak zodat hij Jo mee uit kon nemen voor een chique diner. Hij hield ervan om uitgebreid te dineren en zag er altijd zo knap uit in een pak, helemaal bij kaarslicht.

Ze ontdekte dat ze niet sterk genoeg was om alle tranen tegen te houden. Ze lekten harder dan ze ze weg kon vegen uit de hoeken van haar ogen, maar dat deed ze wel zodra ze voetstappen sneller dan die van een kind op kerstochtend naar beneden hoorde komen. Hij liep naar het dressoir en pakte zijn mobiele telefoon. Die had hij daar natuurlijk met opzet laten liggen, wist ze, maar ze zei niets.

‘Ik laat gauw wat van me horen, dat beloof ik,’ zei hij, met een grote koffer en een paar pakken in hoezen in zijn armen.

‘Ja, nou, hou je taai, hè,’ zei ze. Ze had drie grote kerels en een paar steigers nodig om de glimlach nog omhoog te houden. Ze stapte naar voren, omhelsde hem en probeerde als eerste los te laten – het was een psychologisch feit dat degene die de macht in handen had dat altijd deed – en kreeg het maar nét voor elkaar, maar ze kon maar op het nippertje de neiging onderdrukken om hem voor altijd vast te blijven houden.

‘Tot ziens, Stevie. Doe kleine Danny de groeten van me.’

‘Zal ik doen,’ zei ze, terwijl ze dacht hoe afstandelijk ‘tot ziens’ klonk. Waarom zei hij niet gewoon ‘doeg’? Er was wel degelijk verschil. En toen was hij weg, zonder waarderende blik dat ze haar haren had laten doen of drie kilo was afgevallen.

Ze zwaaide niet naar hem, maar ging op de sofa zitten en liet die helse glimlach zakken tot het tegenovergestelde; een diepe, neerwaartse boog. Toen ze het geluid van zijn auto niet meer kon horen, liet ze haar hoofd in haar handen vallen en begon hartverscheurend te snikken.