Hoofdstuk 12
==
Matthew had een pad in de vloerbedekking uitgesleten tegen de tijd dat hij voetstappen op de trap buiten zijn hotelkamer hoorde kraken. Hij keek voor de achtmiljoenste keer op zijn horloge – zes minuten en zes seconden voor zes – gooide de deur open na de zachte klop en stortte zich op een verbaasde Jo.
‘Ik maakte me zo ongerust!’ zei hij terwijl hij haar in zijn armen nam. Hij had zijn mobiel in zijn hand, klaar om de politie te bellen. Het had niet veel gescheeld.
‘Sorry,’ zei ze snikkend. ‘Hij was thuis. Het was niet erg aangenaam.’
Hij duwde haar een stukje van zich af en bekeek haar, op zoek naar tekenen van geweld, maar gelukkig was er niets te zien, alleen wat fletse lijnen op haar gezicht waar tranen haar make-up hadden weggespoeld. Maar, MacLean sloeg haar toch altijd waar het niet zichtbaar was?
‘Gaat het? Heeft hij je niet...?’
‘Nee,’ zei Jo, die zich dichter tegen hem aan nestelde om zijn warmte en troost te voelen. ‘Niet echt.’
‘Wat bedoel je met “niet echt”, lieverd?’ zei Matthew licht steigerend.
‘Nou, ik ben tenminste weggekomen. Laten we zeggen dat hij een beetje ruw begon te worden.’
Ze vertrok toen hij zijn hand op haar schouder legde en stond toe dat hij de bovenkant van haar blouse behoedzaam losknoopte om de kleine diepe nagelvormige halve manen op haar schouder te zien die al blauw begonnen te worden.
‘Dat zwijn! Ik bel de politie.’
Matthew haalde zijn mobiel weer tevoorschijn, maar Jo hield hem tegen.
‘Nee,’ zei ze. ‘Het is voorbij. Ik wil niet nog meer politie. Die heb ik in het verleden al genoeg gezien. Ik wil niet nóg een keer aangifte doen. Daar bereik je toch nooit iets mee, behalve dan dat hij nog kwaaier wordt. Alsjeblieft, lieveling, laten we nu gewoon verdergaan met de rest van ons leven. Ik ben van hem af.’
Ze keek hem aan met haar zwaar aangezette donkere stroperige ogen die glansden van de tranen en hij bedaarde.
‘O, lieverd toch!’ Hij drukte haar stevig tegen zich aan, maar liet haar daarna een moment los toen er weer op de deur geklopt werd.
Matthew deed open voor drie kruiers met zes gigantische koffers. ‘Wauw!’ zei hij.
‘Het zal een verademing zijn om ze naar jouw huis te kunnen brengen,’ zei Jo, waar ze nadrukkelijk aan toe voegde: ‘het liefst zo snel mogelijk.’
‘Stevie verhuist zodra ze zover is,’ zei Matthew.
‘Hoe reageerde ze? Overstuur?’
‘Nee, eigenlijk niet,’ antwoordde Matthew hoofdschuddend, alsof hij het zelf ook niet echt kon geloven. ‘Ze was juist heel begrijpend.’
Hij dacht aan hoe kalm ze geglimlacht had toen hij vertrok. Ze was niet eens uit haar dak gegaan toen ze hoorde dat hij de gezamenlijke rekening had geplunderd, en dat terwijl hij zelf maar vijftig pond voor de vakantie had ingebracht. Als hij op dat moment Jo’s gezicht had kunnen zien, had hij daar iets als een wolk overheen zien gaan. Een wolk verzadigd met grijze schakeringen van verwarring die maar één gedachte opwierpen: dat is vreemd...
De geur van Jo’s haar verjoeg het beeld van Stevie, en Matthew keek uit naar de komende nacht in plaats van terug naar de afgelopen middag. Toch knaagde het aan hem dat er iets niet helemaal klopte. Als Stevie getierd en geraasd had, had dat hem een stuk minder onthutst dan dat geglimlach van haar.